25 074 Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)

Nr. 194 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2019

Tijdens de 11e Ministeriële Conferentie van de WTO in 2017 hebben 70 WTO-leden, waaronder de EU, Canada, China en Brazilië, een Gemeenschappelijke Verklaring vastgesteld met als doel om een kader voor investeringsfacilitatie te ontwikkelen. Het is daarmee een plurilateraal initiatief, waarbij andere WTO-leden zich te allen tijde kunnen aansluiten. Een WTO-kader voor investeringsfacilitatie heeft als doel om het investeringsklimaat in aangesloten landen te verbeteren en daarmee buitenlandse directe investeringen aan te trekken.

In 2018 en het eerste deel van 2019 hebben WTO-leden gewerkt aan een checklist met mogelijke onderwerpen voor een dergelijk kader, zoals afspraken op het gebied van transparantie, het stroomlijnen van administratieve processen en internationale samenwerking. Op basis van deze checklist hebben WTO-leden voorbeelden ingediend van afspraken over investeringsfacilitatie in bestaande bilaterale en multilaterale verdragen. De eerste daadwerkelijke onderhandelingen zullen naar verwachting starten na de zomer van 2019. In dit kader heeft de Europese Commissie op 4 juli 2019 een aanbeveling voor onderhandelingsrichtsnoeren aan de Raad gedaan ten behoeve van de aanstaande onderhandelingen over een WTO-kader voor investeringsfacilitatie (COM(2019) 314). Deze aanbeveling is ook door de Europese Commissie openbaar gemaakt.1 De EU-onderhandelingsrichtsnoeren bieden het kader voor de EU-inzet tijdens de onderhandelingen.

De voorgestelde onderhandelingsrichtsnoeren zien specifiek op het onderwerp investeringsfacilitatie en vormen een aanvulling op het bestaande mandaat van de Europese Commissie voor de onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde. De inzet van de EU is om in WTO-verband te komen tot een kader dat voorwaarden schept voor een verbetering van het investeringsklimaat zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de beleidsvrijheid van WTO-leden. Gedacht kan worden aan afspraken over de publicatie van regelgeving, het voorkomen van onnodig lange procedures of een one-stop shop voor ondernemers. Er wordt daarnaast gestreefd naar flexibiliteit voor landen die meer tijd en/of steun nodig hebben om de afspraken na te komen, zoals ook overeengekomen in het WTO-Handelsfacilitatieakkoord (2013).

Het kabinet steunt het werk van de WTO op het terrein van investeringsfacilitatie en de inzet van de Europese Commissie hierin. Een WTO-kader inzake investeringsfacilitatie is een uitstekend voorbeeld van de hulp en handel agenda: het biedt kansen voor ontwikkelingslanden en het bedrijfsleven, in lijn met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Daarnaast ziet het kabinet het werk van de WTO op het terrein van investeringsfacilitatie als een mogelijkheid om op plurilateraal niveau afspraken te maken binnen een op regels gebaseerd multilateraal handelsstelsel. Het kabinet ziet kansen voor het bereiken van een resultaat op het gebied van investeringsfacilitatie tijdens de 12e Ministeriële Conferentie 8–11 juni 2020 in Kazachstan en zou dat toejuichen. Specifieke aandachtspunt voor het kabinet is de betrokkenheid van alle belanghebbenden, met name ontwikkelingslanden en het MKB, bij het onderhandelingsproces. Daarnaast vindt het kabinet het van belang dat coherentie wordt bewaakt met lopende initiatieven van andere organisaties zoals UNCTAD en de Wereldbank.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Naar boven