25 074
Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)

21 501-02
Europese Raad

nr. 101
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2005

Ik heb kennis genomen van de besluiten die de vaste Kamercomissie van Economische Zaken heeft genomen tijdens haar procedurevergadering van 27 september jl. De Commissie verzocht mij de Kamer te laten weten in welke Raad de op handen zijnde WTO-top behandeld zal worden. Dit agendapunt zal hoogstwaarschijnlijk specifiek aan de orde komen tijdens de RAZEB-vergadering van 21–22 november. Inmiddels heb ik, samen met Staatssecretaris Nicolaï, tijdens een ingelaste RAZEB op 18 oktober uitgebreid gesproken over de huidige situatie rond de WTO onderhandelingen. In het verslag van deze extra RAZEB, dat u reeds heeft ontvangen,1 wordt ingegaan op de inhoudelijke besprekingen en de getrokken conclusies. De Raad onderstreepte zijn steun voor de inzet van de Commissie om een succesvolle uitkomst van de Doharonde te bewerkstelligen in overeenstemming met het onderhandelingsmandaat en besloot de komende tijd regelmatig op dit onderwerp terug te zullen komen.

Voorts verzocht de Kamercommissie om een brief betreffende een non-paper «on complementary methods for the services negotiations».

Gelet op de directe relatie met de WTO-top in Hongkong stel ik voor om dit onderwerp te behandelen in de instructie voor de Koninkrijksdelegatie naar de 6e Ministeriële WTO Conferentie, die de Kamer binnenkort zal ontvangen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip


XNoot
1

U toegezonden op 25 oktober jl, 21 501-02, nr. 647.

Naar boven