25 059
Mensensmokkel en het vervalsen van paspoorten

nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 29 oktober 1996

Naar aanleiding van de berichtgeving over de recent aan het licht getreden vervalsingen van nieuwe Nederlandse paspoorten heb ik toegezegd de Kamer op zo kort mogelijke termijn te berichten over de wijze waarop deze zaak door mij wordt aangepakt.

IRT dossier

Het dossier van het Interregionaal Recherche Team Noord- en Oost-Nederland zal worden geanalyseerd op onregelmatigheden met Nederlandse reisdocumenten. Ik heb de justitiële autoriteiten verzocht mij zo spoedig mogelijk de resultaten er van te doen toekomen. Deze informatie zal, voor zover het IRT onderzoek is gevorderd en informatie aanwezig is, binnen twee weken ter beschikking worden gesteld, uiteraard voor zover het strafvorderlijk onderzoek daardoor niet wordt gehinderd of geschaad. Daarnaast heb ik verzocht om mij alle relevante informatie te overleggen die los van het IRT dossier bij justitiële autoriteiten bekend is over onregelmatigheden met reisdocumenten. De analyse van al deze gegevens vormt onderdeel van de besluitvorming over op korte termijn door te voeren verbeteringen in het Nederlandse paspoort en waar nodig de andere reisdocumenten. Direct na ommekomst van de aangeleverde informatie en de analyse die er op is uitgevoerd, zal ik, voor zover het belang van het strafvorderlijk onderzoek daardoor niet wordt geschaad, de Kamer informeren over de resultaten van de analyse van het feitenmateriaal, de te ondernemen stappen en eventueel al voorgenomen verbeteringen aan het document en het benodigde invoeringstraject.

Eerdere meldingen van vervalsingen

In het interpellatiedebat van 17 oktober jl. heb ik bericht dat het ministerie van Binnenlandse Zaken al voor de zomer van dit jaar meldingen heeft gehad van vervalsingen van Nederlandse paspoorten van het nieuwe model. Bij brief van 20 juni jl. meldde de CRI dat er tientallen vervalsingen van het nieuwe model paspoort door opsporingsinstanties waren onderschept. Aangezien deze brief wordt ingegaan op specifieke beveiligingsaspecten van het Nederlandse paspoort, stuur ik u deze separaat en ter vertrouwelijke kennisneming in kopie toe.1

Uit deze brief is een drietal elementen thans van belang. In de eerste plaats is de suggestie gedaan om zgn. diffuus printing op het laminaat van de reisdocumenten aan te brengen. Dat wil zeggen dat met speciale inkt de binnenzijde van het laminaat wordt bedrukt met als effect dat bij verwijdering van de foto de bedrukking beschadigt. Ook vloeit deze inkt weg als de pasfoto met vocht moet worden verwijderd. In de tweede plaats is de suggestie gedaan om in de pasfoto een nummerperforaat aan te brengen. In de derde plaats wordt de vraag gesteld of er in het voor de reisdocumenten gebruikt papier iets is veranderd. Reden voor deze vraag is dat in de ontwikkelingsfase, testfase en de contra expertise van het BKA het niet mogelijk was onder normale omstandigheden pagina's 2 en 3 van het paspoort te splitsen zonder zichtbare beschadiging. Hieronder ga ik op deze drie punten in.

1. Het aanbrengen van diffuus printing is verder uitgewerkt. De ontwikkeling hiervan was eerder ter hand genomen naar aanleiding van incidentele meldingen van vervalsingen van het paspoort waarover ik u op 8 januari 1996 heb bericht. Op 31 juli rapporteerde het Bundeskriminalamt (BKA) dat met de voorgestelde diffuus printing een partiële verbetering van de bescherming tegen fotowisseling te verwachten is. De mate van verbetering is afhankelijk van de hechting van de foto aan het laminaat. Op 4 oktober is aan Enschede/Sdu opdracht verstrekt proefexemplaren met diffuus printing te vervaardigen ter finale goedkeuring. Bij een positieve beslissing zou een invoeringsdatum worden vastgesteld. Op 18 oktober zijn proefexemplaren door Enschede/Sdu gereedgekomen.

Naast het besluit om diffuus printing toe te passen sluit ik niet uit dat, indien gegevens uit het IRT onderzoek daartoe aanleiding geven, nadere beveiligingskenmerken moeten worden aangebracht.

2. Het aanbrengen van een nummerperforaat in de pasfoto werd vooralsnog niet verder uitgewerkt. Reden hiervoor is dat de overwegingen voor het niet toepassen van dit kenmerk ten tijde van de ontwikkeling van het paspoort in 1994 niet noemenswaardig anders zijn komen te luiden. Hoewel het aanbrengen van een nummerperforaat geacht werd bij te dragen aan de beveiliging van het document zou die invloed zich beperken tot de tijd die nodig is om een vervalsing (met fotowisseling) te maken. Daarnaast zouden de kosten en de logistiek problemen van het distribueren en gebruiken van speciale tangen die nodig zijn voor het aanbrengen van het nummerperforaat niet opwegen tegen de bescherming die het beveiligingskenmerk zou bieden. Tot slot zou het gebruik van speciale tangen ook moeten worden geïntroduceerd bij andere documenten die bij gemeenten worden verstrekt, omdat anders de kans op fouten bij de personalisering groot zou zijn (bij het ene document wel een tang, bij het andere niet). Vanzelfsprekend kan op deze beslissing worden teruggekomen als de analyse van het IRT onderzoek daartoe aanleiding geeft.

3. De brief van de CRI werd op 11 juli jl. aan Enschede/Sdu voorgelegd. Per brief van 14 augustus liet Enschede/Sdu weten dat in de specificaties en de receptuur van het papier geen wijzigingen zijn aangebracht.

Extern onderzoek

In mijn opdracht zal een feitenonderzoek plaatsvinden naar de besluitvorming met betrekking tot de invoering van het nieuwe paspoort en Europese identiteitskaart. Het onderzoek zal worden uitgevoerd door een onafhankelijk, extern bureau. De aspecten waarop dit onderzoek zich zal richten zijn de beveiliging van het document, de kosten en prijsstelling van het paspoort en de afweging tussen centrale en decentrale personalisering. Inzichtelijk zal worden gemaakt welke eisen zijn gesteld bij de invoering van nieuwe reisdocumenten, welke afwegingen zijn gemaakt, welke motivering voor welke keuzen zijn gehanteerd en welke afwegingen in de politieke besluitvorming hebben gespeeld. Aan de Kamer zullen zo spoedig mogelijk de resultaten van dit onderzoek worden gerapporteerd. Indien de Kamer speciale wensen heeft ten aanzien van de opzet of de vraagstelling van dit onderzoek, dan verneem ik dat gaarne zo spoedig mogelijk.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm


XNoot
1

Ter vertrouwelijke inzage, alleen voor de leden, gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven