25 057
Verslagen van de Commissie voor de Verzoekschriften

nr. 191
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN J. C. VAN DER MEIJDEN TE AMSTERDAM, MET BETREKKING TOT KWIJTSCHELDING VAN EEN AANSLAG IN DE LOONBELASTING.

Vastgesteld, 11 september 1997

De commissie2, gelet op de door de Staatssecretaris van Financiën verstrekte inlichtingen,

overwegende,

dat adressante zich erover beklaagt dat zij over het jaar 1995 als theologe niet als part-time ondernemer wordt aangemerkt, terwijl zij als voorganger meer dan drie opdrachtgevers heeft en dat zij zich tevens erover beklaagt dat geen kwijtschelding wordt verleend van een nog openstaande belastingschuld;

dat adressante het hele jaar 1995 pastoraal medewerker was bij een doopsgezinde gemeente en dat zij daarnaast enkele predikbeurten elders vervulde, terwijl op geen enkele wijze is gebleken dat zij zich als ondernemer presenteert;

dat in de jurisprudentie een geestelijke in de regel in fiscale zin niet als ondernemer wordt aangemerkt, terwijl vanwege de bijzondere relatie tot de geloofsgemeenschap waarvan zij deel uitmaakt wordt aangenomen dat evenmin sprake is van een dienstbetrekking, in welke omstandigheden inkomsten worden aangemerkt als inkomsten uit arbeid, hetgeen dan ook is geschied ten aanzien van adressante;

dat voor de toekomst nog van belang kan zijn dat met ingang van 1 januari 1997 in artikel 4, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964, juncto artikel 2g van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, een voorziening is getroffen waardoor ook de arbeidsverhouding van degene wiens duurzame arbeidsverhouding niet op grond van een andere bepaling als dienstbetrekking is aan te merken, als zodanig kan worden aangemerkt ingeval diegene en de inhoudingsplichtige daartoe gezamenlijk een verzoek doen bij de inspecteur (welke voorziening, ook wel aangeduid als opting-in, het mogelijk maakt dat niet-werknemers zoals predikanten en politieke functionarissen, kunnen opteren voor toepassing van het volledige wettelijke loonbelastingregime, waardoor invorderingsproblemen kunnen worden voorkomen);

dat het verzoek om kwijtschelding primair is afgewezen omdat geen kwijtschelding wordt verleend indien het aan belastingschuldige kan worden toegerekend dat de belastingsaanslag niet kan worden voldaan en adressante voorts over betalingscapaciteit beschikte en bovendien aflossingen verrichtte aan andere schuldeisers;

dat – daargelaten de vraag of adressante de aanslag niet wil dan wel niet kan voldoen – adressante wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat een aanslag zou worden opgelegd, waarvoor zij diende te reserveren,

van oordeel,

dat niet is gebleken dat ten aanzien van adressante een onjuist fiscaal beleid is gevoerd,

stelt aan de Kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde van de dag.

1 Dit adres en de stukken, welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan liggen op de griffie van de Commissie voor de Verzoekschriften, Buitenhof 37, ter inzage voor de leden.

2 Samenstelling: Leden: Van Hoof (VVD), voorzitter, Ybema (D66), Apostolou (PvdA), ondervoorzitter, Van der Hoeven (CDA), Koekkoek (CDA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), B. de Vries (VVD), Verkerk (AOV) en Van Oven (PvdA).

Plv. leden: Kamp (VVD), Giskes (D66), Liemburg (PvdA), Smits (CDA), Hillen (CDA), vacature GroenLinks, Cherribi (VVD), Van Wingerden (AOV) en Middel (PvdA).

De voorzitter van de commissie,

Van Hoof

De griffier van de commissie,

Hubert

Naar boven