25 047
Invoering van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 28 oktober 1996

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1, belast met het voorbereidend onderzoek van het onderhavige wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen genoegzaam zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoud

I. Algemeen

1. Inleiding 1

2. Bemiddeling arbeidsgehandicapte personen 2

3. Experimenteerartikelen 4

4. Inkoopartikel Veegwet 4

5. Onroerend goed 5

6. Afwijkende wijze totstandkomen sectorraad overheid en onderwijs 5

7. Overgang regelstelling door Tica of Svb naar minister 6

II. Artikelen 6

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het handhaaft de rechtspositie van het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv) en de Sociale verzekeringsbank (Svb), en regelt de overdracht van vermogens en de overdracht van rechten en plichten van het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming (Tica) naar het landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Daarnaast worden 51 bijzondere wetten gewijzigd als gevolg van de beoogde invoering van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997. Deze leden onderschrijven de stelling van de regering dat het ongewenst is om terwille van de helderheid en eenduidigheid van de wetgeving, gelijktijdig wijzigingen in te voeren die geen verband houden met de Organisatiewet of de Invoeringswet.

Deze invoeringswet maakt duidelijk, dat op een aantal onderdelen de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (OSV 1997) nog nader ingevuld zou moeten worden, aldus de leden van de CDA-fractie. Zo wordt met betrekking tot de bemiddeling van arbeidsgehandicapte personen nog geen definitieve oplossing aangegeven. Dit geldt ook voor de experimenteerartikelen.

Kan de regering aangeven, hoe zich in de praktijk op dit moment het oprichten van sectorraden ontwikkelt, vooruitlopend op de invoering van de OSV 1997 per 1 januari a.s.? Bij deze leden bestaat de indruk, dat sectoren onder druk worden gezet op zeer korte termijn een beslissing te nemen zonder dat een verantwoorde afweging van voor- en nadelen gemaakt kan worden. Wordt door de regering een overgangstermijn overwogen voor het instellen van sectorraden?

Daar waar de leden van de VVD-fractie vragen en/of opmerkingen hebben bij de inhoudelijke wijziging hebben zij dat aan de orde gesteld in het verslag bij de OSV 1997. Zij komen daar in dit verslag dan ook niet op terug. Dat neemt niet weg dat zij met genoegen kennis namen van het feit, dat de uitbesteding door het Lisv aan uitvoeringsinstellingen in de memorie van toelichting bij deze invoeringswet stelliger is dan in de OSV 1997.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Op een aantal punten hebben zij opmerkingen.

De leden van de RPF-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij willen de regering hierover enkele vragen voorleggen.

2. Bemiddeling arbeidsgehandicapte personen

Bedrijfsverenigingen en het ABP hebben nu tot taak arbeidsgehandicapte personen te bemiddelen naar werk. Het gaat hier om een tijdelijke taak, waarvan de regering steeds vond dat die bij de inwerkingtreding van de nieuwe Organisatiewet zou moeten overgaan op de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Het betreft hier echter een «complexe kwestie», zo stelt de regering, om direct daarop te laten weten dat het niet mogelijk is gebleken de nieuw gewenste verantwoordelijkheidsverdeling op een verantwoorde manier in het onderhavige wetsvoorstel te regelen, met inachtneming van een adviesperiode voor de Raad van State. De leden van de PvdA-fractie willen hierover hun grote teleurstelling uiten. Deelt de regering de opvatting dat bemiddeling van arbeidsgehandicapte personen bij uitstek van belang is voor deze personen? Deelt de regering de mening dat de tijdelijkheid van de huidige bemiddelingstaak weinig stimulans is voor een krachtige inzet ten behoeve van deze personen? Wat zijn precies de belemmeringen om de verschuiving van de bemiddelingstaak nu niet te regelen? Wie moet die bemiddelingstaak gaan uitvoeren, nu de bedrijfsverenigingen hun publiekrechtelijke taak wordt ontnomen? Welke reële mogelijkheden heeft straks het Lisv om de bemiddelingstaak uit te voeren nu de specifieke term «arbeidsbemiddeling» uit artikel 16, WAGW, wordt vervangen door de veel algemener uitdrukking dat het Lisv moet «bevorderen dat personen die een uitkering ontvangen ... worden ingeschakeld in het arbeidsproces» (artikel 36, OSV 1997), met een versterkte nadruk op de tijdelijkheid van de arbeidsbemiddelingstaak voor Lisv en het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel (FAOP)?

Welke arbeidsbemiddelingstaken voor arbeidsgehandicapte personen worden op dit moment door de bedrijfsverenigingen en het ABP verricht? Kunnen die ongewijzigd worden overgedragen aan het Lisv?

Het verplaatsen van de arbeidsbemiddelingstaak van arbeidsgehandicapte personen naar de Arbeidsvoorzieningsorganisatie is, anders dan de regering had verwacht en aangekondigd, in dit wetsvoorstel niet geregeld kunnen worden. De logische vraag van de leden van de VVD-fractie is dan ook wanneer dit, naar de verwachting van de regering dan wel mogelijk zal zijn. Waar ligt de verantwoordelijkheid in de tussenliggende periode? Het ligt voor de hand dat de huidige situatie in de tussentijd gehandhaafd blijft, maar het zou naar de mening van deze leden ongewenst zijn wanneer deze situatie lang zou voortduren. Het komt hen voor dat dit de reïntegratie van deze doelgroep niet zal bevorderen.

De leden van de D66-fractie hebben met verbazing kennis genomen dat het niet mogelijk is de arbeidsbemiddeling van arbeidsgehandicapte personen naar de arbeidsvoorziening over te hevelen. Dit punt is uitvoerig bij de behandeling van de Arbeidsvoorzieningswet besproken, en door de regering is een en ander maal toegezegd dat die taak per 1 januari 1997 bij de arbeidsvoorzieningsorganisatie zou komen te liggen. Deze leden verwachten van de regering een afdoende antwoord waarom die toezegging niet wordt waargemaakt. Op deze manier dreigt de situatie te ontstaan dat iedere uitkeringsinstantie zijn eigen arbeidsbemiddeling opzet: de bedrijfsvereniging of rechtsopvolger voor de arbeidsongeschikten, gemeenten voor bijstandsontvangers, cao partijen voor het regulier aanbod en de arbeidsbureaus voor de rest. Deze leden zijn van mening dat er een publieke arbeidsvoorziening is, gefinancierd uit publieke gelden en dat er geen concurrentie moet zijn tussen verschillende publieke uitkeringsinstanties die met publieke gelden aan arbeidsbemiddeling doen.

Overigens willen de leden van de D66-fractie er geen misverstand over laten bestaan dat bij het Lisv een reïntegratietaak ligt, maar dat die taak moet worden onderscheiden van de arbeidsbemiddelingstaak. In dit opzicht willen zij nogmaals de uitvoering van de motie-Schimmel onder de aandacht brengen, die de invoering behelst van een individueel trajectplan voor de reïntegratie van (gedeeltelijk) arbeidsgeschikten. Zoals deze leden bekend is, is er een jaar na aanneming van deze motie nu door het Tica een voorstel gedaan voor globale kaders van het trajectplan, de momenten waarop het opgesteld dient te worden en de doelgroepen. Deze leden dringen erop aan dat dit trajectplan zo eenvoudig mogelijk wordt gehouden, de bureaucratische rompslomp tot het minimum wordt beperkt en doublures worden voorkomen.

Met het oog op de werkzaamheden van de Regiegroep samenwerking werk en inkomen (SWI) vragen de leden van de RPF-fractie om een onderbouwing van de gedachte dat door de beoogde samenwerking volumereductie optreedt. Los van de vraag of sprake zal zijn van een reductie, staat vast dat in de aanloop naar een SWI-lokatie meerkosten voor de partners ontstaan. Deze leden vragen hoe deze kosten gefinancierd moeten worden, ervan uitgaand dat de uvi's daarvoor binnen de huidige budgetten in elk geval geen middelen hebben.

Kan daarnaast worden aangegeven in hoeverre een SWI-lokatie, eenmaal tot stand gekomen, kostenneutraal kan functioneren voor de betrokken partners? Op welke wijze worden eventuele meerkosten gefinancierd?

De leden van de RPF-fractie vragen verder waarom het niet mogelijk is om de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling op een verantwoorde wijze in het voorliggende wetsvoorstel te regelen.

3. Experimenteerartikelen

De leden van de PvdA-fractie hebben begrip voor de conclusie van de regering dat de opname van experimenteerartikelen in de materiewetten ten behoeve van het tolereren van contra-legem handelen geen eenvoudige zaak is, en nog niet kan worden gerealiseerd in het onderhavige wetsvoorstel. De regering wil op deze zaak terugkomen bij het voorstel voor een Wet op de reïntegratie dan wel bij de implementatie van het eindadvies van de Regiegroep SWI. De verwijzing naar een Wet op de reïntegratie heeft deze leden bevreemd. Dat wetsvoorstel is, als het goed is, praktisch gereed voor de adviesronde; bovendien is het vraagstuk van het contra-legem handelen toch veel breder, zo veronderstellen zij. Is er, zo voegen zij hieraan toe, aanleiding de Kamer een nadere notitie te sturen over deze problematiek voordat één en ander wordt verwerkt in wetsvoorstellen?

De CDA-fractie betreurt dat voor de experimenteerartikelen nog geen definitieve oplossing is gegeven. Dit aangezien een van de oorzaken van spanningen tussen de uitvoerders en het toezichtsorgaan terug te voeren was op het ontbreken van een dergelijk artikel. Kan de regering aangeven wanneer in het kader van het wetsvoorstel Wet op de reïntegratie en het eindadvies van de Regiegroep SWI op dit onderdeel alsnog zal worden teruggekomen?

De leden van de RPF-fractie hebben er teleurgesteld kennis van genomen dat is afgezien van opname van experimenteerartikelen. In de bij wetsvoorstel OSV 1997 deelt de regering mee deze discussie te willen voeren bij de behandeling van het wetsvoorstel Invoeringswet, terwijl in de memorie van toelichting bij de Invoeringswet zelf, die nog geen maand later is aangeboden, wordt gemeld dat de materie te complex blijkt te zijn om afdoende in de Invoeringswet te kunnen worden geregeld. Een en ander maakt op deze leden een merkwaardige indruk. Is het nu de bedoeling om opname van eventuele experimenteerartikelen in de materiewetten uiterlijk per 1 januari 1998 te realiseren?

4. Inkoopartikel Veegwet

De regering deelt mee dat het zogenoemde Veegwetbudget, beschikbaar voor bedrijfsverenigingen om voor moeilijk plaatsbare ontslagwerklozen diensten in te kopen bij Arbeidsvoorziening, in 1996 waarschijnlijk niet volledig wordt besteed. Het voorstel om het resterende budget eenmalig (naar 1997) over te hevelen lijkt de leden van de PvdA-fractie een goed voorstel. De leden van de PvdA-, VVD- en RPF-fractie vragen evenwel wat het probleem is om tot volledige besteding te komen in 1996. Waarom verlopen de eerste ervaringen met uitbesteding zo stroef?

De voorgestelde procedure voor 1997 en volgende jaren lijkt de leden van de PvdA-fractie overigens een goede omdat deze tegemoet komt aan de wens om de beschikbare gelden daadwerkelijk te besteden aan een algemeen ervaren probleem.

Van de weergegeven aanbestedingssystematiek hebben de leden van de VVD-fractie met enige zorg kennis genomen. Is dit nu geen voorbeeld van «absoluut dichtregelen»? Kan niet worden volstaan met een verdeling van het budget door het Lisv, om vervolgens hetgeen niet wordt besteed door het Lisv naar behoefte te doen herverdelen op basis van onderbouwde voorstellen/plannen/concept contracten over die uitvoeringsinstellingen die ten aanzien van deze activiteit kennelijk een betere produktie hebben dan andere?

De leden van de D66-fractie stellen met verbazing vast dat de aanbesteding door de bedrijfsverenigingen voor moeilijk plaatsbare ontslagwerklozen bij de Arbeidsvoorziening stroef verloopt. De kans bestaat zelfs dat het Veegwetbudget 1996 aan het eind van 1996 niet volledig zal zijn aanbesteed. Deze leden betreuren dat ten zeerste. Alle aandacht moet toch gericht zijn op reïntegratie en toepassing van reïntegratiemaatregelen. Op dit punt is onderuitputting onaanvaardbaar. Zij plaatsen dan ook vraagtekens bij het overhevelen van het restant van dit budget naar 1997. Als men niet in staat is dit budget aan reïntegratiemaatregelen te besteden welke garantie bestaat er dan voor de komende jaren? De leden van de D66-fractie doen daarom de suggestie om het restant van het budget aan te wenden voor Vrouw en Werkwinkels en Vrouwenvakscholen. Zij vernamen hierop graag een reactie van de regering.

5. Onroerend goed

Onroerend goed van de bedrijfsverenigingen, de Vereniging Gemeenschappelijke Administratiekantoor (GAK) en Tica is aangeschaft met publieke middelen, zo schrijft de regering. Dat is voor haar reden om dat onroerend goed met bijbehorende verplichtingen nu aan het Lisv over te dragen, met de taak om het beheer verder af te wikkelen. Is hierover op alle punten inmiddels overeenstemming met de bedrijfsverenigingen, het GAK en het Tica, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Wie zal uiteindelijk belast worden met het beheer en de afwikkeling van het onroerend goed? Ook hier is gekozen voor een tijdelijke oplossing, aldus de leden van de CDA-fractie.

De leden van de RPF-fractie informeren over welke vermogensbestanddelen het TICA momenteel beschikt. Is daarnaast ook aan te geven wat de stand van zaken is bij de verkoop van onroerend goed door de bedrijfsverenigingen en de Vereniging GAK? Hoelang zal het Lisv naar verwachting maximaal zijn belast met het beheer en de afwikkeling van het onroerend goed?

6. Afwijkende wijze totstandkomen sectorraad overheid en onderwijs

Omdat het Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO) geen rechtspersoon is, kan zij om formele reden niet worden aangewezen als representant van de werkgevers in die sector, zo blijkt uit de memorie van toelichting. Uit het vervolg van de toelichting maken de leden van de PvdA-fractie op dat het wel de verwachting is dat het VSO rechtspersoon wordt, en blijft deelnemen in het bestuur van de sectorraad. Waarom is het VSO op dit moment geen rechtspersoon, zo vragen deze leden, en waarom is een periode van vier jaar nodig om het VSO rechtspersoon te laten worden? Zij stellen die vraag onder andere met het oog op het besluit om overheids- en onderwijspersoneel met ingang van 1998 onder de werknemersverzekeringen te brengen.

Wanneer de leden van de VVD-fractie kennis nemen van de beschreven problematiek rond de (on)mogelijkheid voor de overheidswerkgevers om aangewezen te worden als voor de betreffende sector representatieve organisatie tengevolge van een SER-richtlijn, kunnen zij niet anders dan vaststellen dat dit de wereld op zijn kop is. Wanneer het in het kader van nieuwe wetgeving nodig is om die – overigens relatief nieuwe en bij de totstandkoming van de SER-richtlijn waarschijnlijk nog niet bestaande – werkgeversorganisaties te kunnen aanwijzen als organisatie die in aanmerking komt voor een sectororgaan, dan moet dat naar de mening van deze leden kunnen. Dan moet niet in de, van hogere orde zijnde wet een oplossing gevonden worden, maar dient de van lager orde zijnde SER-richtlijn te worden aangepast. Deze leden verzoeken de regering dit te bevorderen. Zij achten een tussenperiode, zoals voorgesteld door de regering, dan ook niet nodig. Hoe dacht de regering zelf overigens de genoemde normalisering van de positie van de overheidswerkgevers na de voorgestelde tussenperiode te bewerkstelligen?

7. Overgang regelstelling door Tica of Svb naar minister

De leden van de D66-fractie constateren een opmerkelijke overgang van regelstelling door Tica of Svb naar minister. Kan de regering nog eens nader motiveren waarom sanctiebesluiten voortaan door of op initiatief van de minister worden gesteld? Deze vragen of dit te maken heeft met ontevredenheid over het tot nu toe gevoerde beleid van Tica of Svb.

II. ARTIKELEN

Artikel 9 onder II en JJ

Geregeld wordt dat de werknemer die onbeloonde activiteiten verricht dit moet melden aan het Lisv en voorafgaande toestemming van het Lisv behoeft voor het verrichten van bijzondere vormen van onbeloonde arbeid. Voor één en ander kunnen nadere regels komen van minister en Lisv. Mogen de leden van de PvdA-fractie ervan uitgaan dat het melden en het verlenen van toestemming wordt overgelaten aan het laagst mogelijke niveau? Is in de praktijk voldoende duidelijk wat genoemde bijzondere vormen zijn?

Wat betreft de overheveling van de bevoegdheid tot besluiten opleiding en scholing met behoud van uitkering op grond van artikel 76 tweede lid, WW, en toekomstig besluit verrichten onbeloonde activiteiten met behoud van uitkering op grond van artikel 77, derde lid, WW, vragen de leden van de D66-fractie of hiermee beoogd wordt een eind te maken aan moeizame praktijk van toepassing van deze artikelen.

Artikel 9 onder VV

Onder VV wordt artikel 100 van de WW vervangen. In het nieuwe artikel is in het tweede lid, onder a, sprake van onderbreking van werkloosheid door korte perioden van werken. Wat wordt, of kan worden verstaan onder «korte perioden», zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Artikel onder XX

Onder XX wordt in artikel 102 gesproken over gezamenlijk beheer en afzonderlijke administratie. Kan worden toegelicht wordt in dit verband wordt verstaan onder «beheer», zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De voorzitter van de commissie,

De Jong

De griffier voor dit verslag,

Van Luyk


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Doelman-Pel (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart (PvdA), ondervoorzitter, De Jong (CDA), voorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Adelmund (PvdA), Dankers (CDA), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Van der Stoel (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), R. A. Meijer (Groep Nijpels).

Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Sterk (PvdA), Terpstra (CDA), Van Rooy (CDA), Van der Vlies (SGP), Fermina (D66), Rabbae (GroenLinks), Van der Ploeg (PvdA), Wolters (CDA), Dijksma (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Apostolou (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van Boxtel (D66), vacature CD, J. M. de Vries (VVD), B. M. de Vries (VVD), Leerkes (U55+), Van Vliet (D66), Hofstra (VVD), Hoogervorst (VVD), R. A. Meijer (Groep Nijpels).

Naar boven