25 035
Wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de Invorderingswet 1990 in verband met de invoering van de opdrachtgeversaansprakelijkheid en de kopersaansprakelijkheid in de confectiesector en invoering van een vrijwaringsregeling in de ketenaansprakelijkheid

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de Invorderingswet 1990 in verband met de invoering van de opdrachtgeversaansprakelijkheid en de kopersaansprakelijkheid in de confectiesector en invoering van een vrijwaringsregeling in de ketenaansprakelijkheid.

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

28 september 1996

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de ketenaansprakelijkheid in de confectiesector uit te breiden tot de bedrijfsmatig handelende opdrachtgever en aan te vullen met de aansprakelijkheid van de bedrijfsmatig handelende koper, alsmede een vrijwaringsregeling in te voeren in de ketenaansprakelijkheid;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Coördinatiewet Sociale Verzekering wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 16b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid wordt vervangen door:

5. Indien een aannemer ingevolge een schriftelijke overeenkomst met een onderaannemer, ten behoeve van de voldoening van sociale verzekeringspremies en loonbelasting met betrekking tot het door die onderaannemer aangenomen werk, een bedrag heeft overgemaakt op een rekening die door die onderaannemer ten behoeve van de betaling van sociale verzekeringspremies en loonbelasting wordt gehouden bij een kredietinstelling die is geregistreerd ingevolge artikel 52, tweede lid, onder a, b of c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid van de aannemer uit hoofde van het eerste lid en artikel 35, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 met betrekking tot dat werk in eerste aanleg bestaat, verminderd met dat overgemaakte bedrag. De vorige volzin is niet van toepassing voor zover de aannemer wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat een onderaannemer in gebreke zou blijven het op de in de eerste volzin bedoelde rekening gestorte bedrag aan te wenden voor de betaling van sociale verzekeringspremies of loonbelasting. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de toepassing van dit lid.

2. In het zevende lid wordt «de onderaannemer» vervangen door: de werkgever.

B. Na artikel 16b wordt ingevoegd:

Artikel 16ba

1. De opdrachtgever is hoofdelijk aansprakelijk voor de premie en de voorschotpremie ter zake van een werk, inhoudende de vervaardiging en elke daarop gerichte handeling van kleding, andere dan schoeisel:

a. die de aannemer en, indien een werk geheel of gedeeltelijk door een of meer volgende onderaannemers wordt uitgevoerd, iedere volgende onderaannemer verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door zijn werknemers ter zake van dat werk;

b. voor de betaling waarvan de aannemer en, indien een werk geheel of gedeeltelijk door een of meer volgende onderaannemers wordt uitgevoerd, iedere volgende onderaannemer ingevolge artikel 16b hoofdelijk aansprakelijk is ter zake van dat werk.

2. In dit artikel wordt onder opdrachtgever verstaan degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf met een ander, de aannemer, een overeenkomst heeft gesloten om voor hem een werk als bedoeld in het eerste lid uit te voeren tegen een te betalen prijs.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een opdrachtgever gelijkgesteld degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf kleding, andere dan schoeisel, koopt die nog geheel of gedeeltelijk vervaardigd moet worden en met een aannemer de verkoper daarvan.

4. Artikel 16b, tweede lid, derde lid, onderdelen a, c en d, en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a. in het tweede lid, onderdeel a, van dat artikel voor een werk van stoffelijke aard moet worden gelezen: een werk, inhoudende de vervaardiging en elke daarop gerichte handeling van kleding, andere dan schoeisel;

b. de toepassing van het derde lid, onderdeel a, van dat artikel er niet toe kan leiden dat de wederpartij van de aannemer als opdrachtgever als bedoeld in het tweede lid wordt beschouwd;

c. in het vijfde lid van dat artikel voor «aannemer» moet worden gelezen: opdrachtgever, voor «onderaannemer»: aannemer en voor «het eerste lid en artikel 35»: het eerste lid van artikel 16ba en artikel 35a..

5. De aansprakelijkheid op grond van het eerste lid geldt niet met betrekking tot de premie of de voorschotpremie verschuldigd door de aannemer of een onderaannemer, indien aannemelijk is dat de niet-betaling door de aannemer of een onderaannemer noch aan de opdrachtgever, noch aan de aannemer of een onderaannemer is te wijten.

6. Degene die op grond van het eerste lid hoofdelijk aansprakelijk is, kan slechts worden aangesproken, indien de werkgever met de betaling van de premie of de voorschotpremie in gebreke is.

Artikel 16bb

1. Indien de premieschuld betrekking heeft op een werk als bedoeld in artikel 16ba, eerste lid, is degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf vervaardigde kleding koopt, hoof- delijk aansprakelijk voor de premie en de voorschotpremie welke verschuldigd is ter zake van dat werk, tenzij aannemelijk is dat hij op het tijdstip van de koop niet wist of behoorde te weten dat ter zake van dat werk te weinig of geen premie of voorschotpremie zou worden betaald.

2. Degene die op grond van het eerste lid hoofdelijk aansprakelijk is, kan slechts worden aangesproken, indien de werkgever met de betaling van de premie of de voorschotpremie in gebreke is.

C. Artikel 16c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:

a. verschuldigd door een niet in Nederland wonende of gevestigde werkgever en voor de premie en de voorschotpremie, die een niet in Nederland wonende of gevestigde aannemer, opdrachtgever of koper verschuldigd is op grond van de artikelen 16b, 16ba of 16bb: de leider van de vaste inrichting in Nederland, de in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger, of degene die de leiding heeft van de in Nederland verrichte werkzaamheden;.

2. Onder vernummering van het derde lid in vijfde lid worden een nieuw derde lid en vierde lid ingevoegd, luidende:

3. Degene die op grond van het eerste lid, onderdeel a, aansprakelijk is, is niet aansprakelijk voor zover hij bewijst dat het niet aan hem is te wijten dat de premie of de voorschotpremie niet is betaald.

4. Degene die op grond van het eerste lid, onderdeel a, aansprakelijk is, kan slechts worden aangesproken, indien de werkgever met de betaling van de premie of de voorschotpremie in gebreke is.

D. Artikel 16f wordt vervangen door:

Artikel 16f

1. Indien verhaal op de werkgever door degene die ingevolge artikel 16b, 16ba, 16bb, 16c, eerste lid, onderdeel a, of 16d premie of voorschotpremie heeft voldaan geheel of gedeeltelijk onmogelijk blijkt en ter zake van de niet betaalde premie of voorschotpremie twee of meer personen ingevolge de desbetreffende bepaling hoofdelijk aansprakelijk zijn, dragen dezen onderling voor gelijke delen in het onverhaald gebleven deel bij. Indien artikel 16b, 16ba of 16bb van toepassing is en het aandeel in het totaal van het uit te voeren werk dat ieder van de hoofdelijk aansprakelijken heeft laten uitvoeren kan worden vastgesteld, draagt, in afwijking in zoverre van de eerste volzin, ieder in evenredigheid met dat aandeel bij. Voor de toepassing van dit artikel worden voorts de opdrachtgever en de koper geacht dat werk geheel te hebben laten uitvoeren door een onderaannemer.

2. Indien de opdrachtgever ingevolge artikel 16ba premie of voorschotpremie heeft voldaan, draagt, in afwijking in zoverre van het eerste lid, tevens een aannemer bij die met betrekking tot het desbetreffende werk ingevolge artikel 16b aansprakelijk is. Indien een koper ingevolge artikel 16bb premie of voorschotpremie heeft voldaan, dragen, in afwijking in zoverre van het eerste lid, tevens de opdrachtgever onderscheidenlijk een aannemer bij die met betrekking tot het desbetreffende werk ingevolge artikel 16ba onderscheidenlijk artikel 16b aansprakelijk zijn.

3. In afwijking in zoverre van de voorgaande leden bedraagt de bijdrage niet meer dan het bedrag waarvoor ieders aansprakelijkheid ingevolge de desbetreffende bepaling bestaat. Een als gevolg van de toepassing van de vorige volzin ontstaan tekort wordt met inachtneming van de voorgaande leden over de anderen verdeeld.

4. Degene die meer heeft bijgedragen dan overeenkomt met zijn op de voet van de voorgaande leden bepaalde aandeel, heeft voor dat meerdere verhaal op degene die minder dan zijn dienovereenkomstig bepaalde aandeel heeft bijgedragen. Blijkt verhaal op een of meer van degenen op wie verhaal kan worden genomen geheel of gedeeltelijk onmogelijk, dan wordt dat tekort met inachtneming van de voorgaande leden over de anderen verdeeld.

5. Ieder die in de premie of voorschotpremie heeft bijgedragen, blijft gerechtigd het bijgedragene alsnog van de werkgever terug te vorderen.

6. Van de voorgaande leden kan bij overeenkomst worden afgeweken.

E. Artikel 16g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 16a of artikel 16b» vervangen door: de artikelen 16a, 16b, 16ba, 16bb of 16c, eerste lid onder a,.

2. Onder vernummering van het tweede en het derde lid in onderscheidenlijk derde en vierde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Ten aanzien van degene die een ingevolge artikel 16f verschuldigd bedrag heeft voldaan, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 30, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Met betrekking tot bezwaar tegen de in het eerste lid bedoelde beschikking alsmede met betrekking tot beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar en beroep als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat daarbij voor «inspecteur» moet worden gelezen: ontvanger.

B. Artikel 35, vijfde lid, wordt vervangen door:

5. Indien een aannemer ingevolge een schriftelijke overeenkomst met een onderaannemer, ten behoeve van de voldoening van loonbelasting en sociale verzekeringspremies met betrekking tot het door die onderaannemer aangenomen werk, een bedrag heeft overgemaakt op een rekening die door die onderaannemer ten behoeve van de betaling van loonbelasting en sociale verzekeringspremies wordt gehouden bij een kredietinstelling die is geregistreerd ingevolge artikel 52, tweede lid, onderdelen a, b of c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid van de aannemer uit hoofde van het eerste lid en artikel 16b, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met betrekking tot dat werk in eerste aanleg bestaat, verminderd met dat overgemaakte bedrag. De vorige volzin is niet van toepassing voor zover de aannemer wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een onderaannemer in gebreke zou blijven het op de in de eerste volzin bedoelde rekening gestorte bedrag aan te wenden voor de betaling van loonbelasting of sociale verzekeringspremies. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de toepassing van dit lid.

C. Na artikel 35 wordt ingevoegd:

Artikel 35a

1. De opdrachtgever is hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting ter zake van een werk, inhoudende de vervaardiging en elke daarop gerichte handeling van kleding, andere dan schoeisel:

a. die de aannemer en, indien een werk geheel of gedeeltelijk door een of meer volgende onderaannemers wordt uitgevoerd, iedere volgende onderaannemer verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door zijn werknemers ter zake van dat werk;

b. voor de betaling waarvan de aannemer en, indien een werk geheel of gedeeltelijk door een of meer volgende onderaannemers wordt uitgevoerd, iedere volgende onderaannemer ingevolge artikel 35 hoofdelijk aansprakelijk is ter zake van dat werk.

2. In dit artikel wordt onder opdrachtgever verstaan degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf met een ander, de aannemer, een overeenkomst heeft gesloten om voor hem een werk als bedoeld in het eerste lid uit te voeren tegen een te betalen prijs.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een opdrachtgever gelijkgesteld degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf kleding, andere dan schoeisel, koopt die nog geheel of gedeeltelijk vervaardigd moet worden en met een aannemer de verkoper daarvan.

4. Artikel 35, tweede lid, derde lid, onderdelen a, c en d, en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a. in het tweede lid, onderdeel a, van dat artikel voor een werk van stoffelijke aard moet worden gelezen: een werk, inhoudende de vervaardiging en elke daarop gerichte handeling van kleding, andere dan schoeisel;

b. de toepassing van het derde lid, onderdeel a, van dat artikel er niet toe kan leiden dat de wederpartij van de aannemer als opdrachtgever als bedoeld in het tweede lid wordt beschouwd;

c. in het vijfde lid van dat artikel voor «aannemer» moet worden gelezen: opdrachtgever, voor «onderaannemer»: aannemer en voor «het eerste lid en artikel 16b»: het eerste lid van artikel 35a en artikel 16ba.

5. De aansprakelijkheid op grond van het eerste lid geldt niet met betrekking tot de loonbelasting verschuldigd door de aannemer of een onderaannemer, indien aannemelijk is dat het niet betalen door de aannemer of een onderaannemer noch aan de opdrachtgever, noch aan de aannemer of een onderaannemer is te wijten.

Artikel 35b

Indien de belastingschuld betrekking heeft op een werk als bedoeld in artikel 35a, eerste lid, is degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf vervaardigde kleding koopt, hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting welke verschuldigd is ter zake van dat werk, tenzij aannemelijk is dat hij op het tijdstip van de koop niet wist of behoorde te weten dat ter zake van dat werk te weinig of geen loonbelasting zou worden betaald.

D. In artikel 37 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt onderdeel c vervangen door:

c. voor de loonbelasting die een niet in Nederland wonende of gevestigde aannemer, opdrachtgever of koper is verschuldigd op grond van de artikelen 35, 35a of 35b: de leider van de vaste inrichting in Nederland, de in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger, of degene die de leiding heeft van de in Nederland verrichte werkzaamheden.

2. In het tweede lid wordt «aannemer» vervangen door: aannemer, opdrachtgever of koper.

E. In artikel 43, tweede lid, wordt «kan de ontvanger» vervangen door: kan de ontvanger, met inachtneming van artikel 54,.

F. Artikel 50 wordt vervangen door:

Artikel 50

1. Degene die aansprakelijk wordt gesteld voor de voldoening van een belastingaanslag of een gedeelte daarvan, kan tegen die belastingaanslag bezwaar maken voor zover hij daarvoor aansprakelijk is gesteld en voor zover hij niet reeds op grond van enige andere wettelijke bepaling tegen die belastingaanslag bezwaar kan of heeft kunnen maken.

2. Bezwaar is niet toegestaan voor zover feiten en omstandigheden in het geding zijn, die van belang zijn geweest bij de vaststelling van de belastingaanslag en ter zake waarvan een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is gewezen.

3. Met betrekking tot bezwaar als bedoeld in het eerste lid alsmede met betrekking tot beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar en beroep als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat:

a. de artikelen 25, zesde lid, en 29 van die wet niet van toepassing zijn indien het niet aan de aansprakelijk gestelde is te wijten dat de vereiste aangifte niet is gedaan of dat niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 41, tweede lid, 47, 47a, 49, 52 en 53, eerste lid, onderdeel b, van die wet;

b. in afwijking van artikel 22j van die wet de termijn voor het maken van bezwaar aanvangt met ingang van de dag na de dagtekening van de kennisgeving waarmee de in artikel 49 bedoelde aansprakelijkstelling wordt bekendgemaakt, dan wel, indien de belastingaanslag na de bekendmaking is vastgesteld, met ingang van de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet;

c. ingeval de aansprakelijkstelling een voorlopige aanslag betreft, het bezwaar wordt gericht tegen de aanslag waarmee, dan wel de beschikking waarbij, de voorlopige aanslag wordt verrekend;

d. de inspecteur uitspraak doet op het bezwaarschrift binnen zes weken nadat het vonnis in de procedure, bedoeld in artikel 49, vierde lid, kracht van gewijsde heeft gekregen.

4. De ontvanger stelt de aansprakelijk gestelde desgevraagd op de hoogte van de gegevens met betrekking tot de belastingaanslag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld voor zover deze gegevens redelijkerwijze van belang kunnen worden geacht voor het maken van bezwaar of het instellen van beroep door de aansprakelijk gestelde.

G. Het opschrift van afdeling 3 wordt vervangen door: Bijzondere verhaalsregelingen voor aansprakelijken.

H. Artikel 55 wordt vervangen door:

Artikel 55

1. Indien verhaal op de belastingschuldige door degene die ingevolge artikel 33, eerste lid, onderdelen a, b of c, 35, 35a, 35b, 36, 36a of 37 belasting heeft voldaan geheel of gedeeltelijk onmogelijk blijkt en ter zake van de belastingschuld twee of meer personen ingevolge de desbetreffende bepaling hoofdelijk aansprakelijk zijn, dragen dezen onderling voor gelijke delen in het onverhaald gebleven deel bij. Indien artikel 35, 35a of 35b van toepassing is en het aandeel in het totaal van het uit te voeren werk dat ieder van de hoofdelijk aansprakelijken heeft laten uitvoeren kan worden vastgesteld, draagt, in afwijking in zoverre van de eerste volzin, ieder in evenredigheid met dat aandeel bij. Voor de toepassing van dit artikel worden voorts de opdrachtgever en de koper geacht dat werk geheel te hebben laten uitvoeren door een onderaannemer.

2. Indien de opdrachtgever ingevolge artikel 35a belasting heeft voldaan, draagt, in afwijking in zoverre van het eerste lid, tevens een aannemer bij die met betrekking tot het desbetreffende werk ingevolge artikel 35 aansprakelijk is. Indien een koper ingevolge artikel 35b belasting heeft voldaan, dragen, in afwijking in zoverre van het eerste lid, tevens de opdrachtgever onderscheidenlijk een aannemer bij die met betrekking tot het desbetreffende werk ingevolge artikel 35a onderscheidenlijk artikel 35 aansprakelijk zijn.

3. In afwijking in zoverre van de voorgaande leden bedraagt de bijdrage niet meer dan het bedrag waarvoor ieders aansprakelijkheid ingevolge de desbetreffende bepaling bestaat. Een als gevolg van de toepassing van de vorige volzin ontstaan tekort wordt met inachtneming van de voorgaande leden over de anderen verdeeld.

4. Degene die meer heeft bijgedragen dan overeenkomt met zijn op de voet van de voorgaande leden bepaalde aandeel, heeft voor dat meerdere verhaal op degene die minder dan zijn dienovereenkomstig bepaalde aandeel heeft bijgedragen. Blijkt verhaal op een of meer van degenen op wie verhaal kan worden genomen geheel of gedeeltelijk onmogelijk, dan wordt dat tekort met inachtneming van de voorgaande leden over de anderen verdeeld.

5. Ieder die in de belasting heeft bijgedragen, blijft gerechtigd het bijgedragene alsnog van de belastingschuldige terug te vorderen.

6. Van de voorgaande leden kan bij overeenkomst worden afgeweken.

I. Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. Degene die op de voet van de artikelen 33, eerste lid, onderdelen b en c, 34, 35, 35a, 35b of 37 voor de voldoening van een belastingschuld geheel of ten dele aansprakelijk is gesteld, kan voor hetgeen hij in de belasting heeft bijgedragen verhaal nemen op ieder van degenen, die ingevolge de artikelen 33, eerste lid, onderdeel a, of 36 voor die belastingschuld hoofdelijk aansprakelijk is.

2. Onder vernummering van het tweede en het derde lid in onderscheidenlijk derde en vierde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Ten aanzien van degene die een ingevolge artikel 55 verschuldigd bedrag heeft voldaan, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

3. In het tot derde lid vernummerde tweede lid wordt «ingevolge artikel 36» vervangen door: ingevolge de artikelen 33, eerste lid, onderdeel a, of 36.

4. In het tot vierde lid vernummerde derde lid wordt «het eerste en het tweede lid» vervangen door: het eerste, tweede en derde lid.

J. In artikel 57 wordt «die een belastingschuld heeft voldaan dan wel in de belasting heeft bijgedragen» vervangen door: die in de belasting heeft bijgedragen.

ARTIKEL III

Het bepaalde in de artikelen I en II is van toepassing voor belasting- en premieschulden die betrekking hebben op werk dat is verricht na de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Justitie,

Naar boven