Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 25017 nr. 58 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 25017 nr. 58 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 mei 2006
Op 23 december 2005 publiceerde het CPB het rapport «Bedrijfslocatiemonitor: de vraag naar ruimte voor economische activiteit tot 2040»1. Het CPB heeft deze verkenning uitgevoerd aan de hand van vier toekomstscenario’s voor economische en demografische ontwikkeling op lange termijn. De studie geeft daarmee een bandbreedte van de ruimtevraag naar bedrijfslocaties voor Nederland, provincies en kaderwetgebieden (WGR-plusregio’s).
Het rapport is geschreven in opdracht van de ministeries van Economische Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2. Mede namens de Minister van VROM bied ik u hierbij het onderzoeksrapport en de reactie hierop aan.
Samenvatting onderzoeksrapport
Het CPB verwacht de komende vijftien jaar een aanhoudende vraag naar nieuwe bedrijventerreinen in Nederland. Op nationaal niveau loopt de verwachte vraag in de periode 2004–2020 uiteen van 5 400 tot 23 300 hectaren bruto bedrijventerrein. De spreiding in de uitkomsten hangt vooral samen met de onzekerheid over de ontwikkeling van de beroepsbevolking.
Ook al is de jaarlijkse groei van de ruimtevraag historisch gezien betrekkelijk laag, de totale vraag naar nieuwe bedrijventerreinen blijft in ieder geval tot 2020 aanzienlijk. Dat de vraag gestaag blijft groeien, komt volgens het CPB onder meer doordat bedrijven zich in toenemende mate vestigen op bedrijventerreinen in plaats van op verspreide locaties in steden en dorpen. Op bedrijfstakniveau zal het aandeel van de industrie in het ruimtebeslag van bedrijventerreinen naar verwachting dalen. De sectoren logistiek en dienstverlening laten een duidelijk stijgende tendens zien. In geringere mate geldt de toename ook voor zakelijke dienstverlening (kantoren) en voor consumentendiensten, zoals winkels met een groot vloeroppervlak. De huidige ramingen voor het ruimtebeslag van bedrijventerreinen in 2020 liggen binnen de bandbreedte van de voorgaande ramingen (CPB, 1999, «Bedrijfslocatiemonitor: regionale verkenningen 2010–2020»).
De spectaculaire uitbreiding van kantoorruimte rond de eeuwwisseling wordt de komende decennia niet geëvenaard, maar de vraag blijft wel groeien tot 2020. De vraag naar kantoorruimte manifesteert zich voor een deel op bedrijventerreinen.
Na 2020 daalt de vraag naar bedrijventerreinen in drie van de vier scenario’s, terwijl in twee van deze scenario’s ook de vraag naar kantoorruimte afneemt. Belangrijke oorzaak van de dalende tendens na 2020 is de afnemende beroepsbevolking, in belangrijke mate veroorzaakt door voortgaande vergrijzing.
De relatieve groei van de terreinvraag is in het Noorden en Oosten groter dan de landelijke ruimtevraag. In geringere mate geldt dit ook voor Midden- en Zuid-Nederland. In de Randstad, waar de grondprijzen het hoogst zijn, zal de vraag naar bedrijven- en zeehaventerreinen minder dan 0,5 procent achterblijven bij het landelijk gemiddelde. Op regionaal niveau is de absolute ruimtevraag naar bedrijven- en zeehaventerreinen het hoogst in de provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland. Absoluut gezien is de vraag naar droog bedrijventerrein het grootst in Noord-Brabant, gevolgd door Gelderland en Limburg.
Rol van de Bedrijfslocatiemonitor
De BLM heeft de afgelopen jaren een belangrijke rol gespeeld bij het bieden van inzicht in de ruimtevraag naar bedrijfslocaties op nationaal en regionaal niveau aan Rijk en decentrale overheden. Het Rijk gebruikt de BLM niet als taakstellend kader. Wel geeft de BLM een belangrijk signaal over de aard en omvang van de opgave, dat Rijk, provincies en kaderwetgebieden kunnen gebruiken voor hun ruimtelijk beleid.
De BLM is volgens het CPB niet geschikt om conclusies te trekken over de ruimtevraag in afzonderlijke locaties als Hoeksche Waard en Moerdijkse Hoek, in gemeenten of in delen van provincies (met uitzondering van kaderwetgebieden). Op dat schaalniveau is nader onderzoek nodig naar bijvoorbeeld de samenstelling van vraag en aanbod, de mate van bovenregionale vraag en het provinciaal beleid. Over resultaten van de aanvullende studie naar de optimale omvang van een bovenregionaal bedrijventerrein in de Hoeksche Waard informeer ik u binnenkort separaat, mede namens de minister van VROM. Verdiepend onderzoek naar Moerdijkse Hoek is onlangs gestart. Hierover informeer ik u volgens planning medio juni.
De Nota Ruimte en de uitwerkingsnotitie Actieplan Bedrijventerreinen gaan uit van een maximale bruto ruimtevraag voor bedrijventerreinen van 23 000 hectaren vanaf 2004 tot en met 2020. Deze verwachting is gebaseerd op het hoge ruimtedruk scenario, afgeleid van de CPB-scenario’s uit 1999. De Nota Ruimte en het Actieplan Bedrijventerreinen kondigen aan dat de ramingen periodiek worden geactualiseerd (Nota Ruimte, deel 4, p. 84; Actieplan Bedrijventerreinen p. 23–24).
De ruimtevraag naar bedrijventerreinen (inclusief zeehavens) in het scenario met de hoogste economische groei komt in het nieuwe BLM-rapport (zie bijlage 1: p. 74) overeen met de nationale behoefteraming van 23 000 hectaren bruto uit de Nota Ruimte en het Actieplan Bedrijventerreinen, zodat geen bijstelling van de nationale raming nodig is. De ervaring heeft geleerd dat een ruime marge in de reservering van ruimte voor bedrijvigheid noodzakelijk is om te anticiperen op een aantrekkende economie. Het risico van overproductie is klein, doordat de processen van realisatie van bedrijventerreinen lang duren (gemiddeld 8 jaar) en de uitkomst veelal onzeker is. Gemeenten hebben daarnaast vanuit financiële overwegingen, zoals rentekosten, geen belang bij overproductie.
De BLM geeft een beleidsarme prognose van de benodigde ruimte op nationaal, provinciaal en kaderwetniveau. Dat wil zeggen dat deze uitgaat van ongewijzigd beleid. Nieuwe beleidsambities voor toekomstig grondgebruik, zoals bundeling of verdichting in de Nota Ruimte, hebben geen rol gespeeld bij het ramen van de ruimtebehoefte.
De mate waarin deze maximale voorziene vraag zich daadwerkelijk zal voordoen is – naast feitelijke marktontwikkelingen – ook afhankelijk van mogelijkheden en keuzes ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik. Juist het beleidsneutrale karakter van de ramingen maakt het mogelijk om op een transparante wijze beleidsdoelen ten opzichte van de BLM-ramingen te formuleren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25017-58.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.