Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 25017 nr. 47 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 25017 nr. 47 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 januari 2004
Hierbij zend ik u, als coördinerend bewindspersoon voor het op het Noorden toegespitst regionaal beleid, de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van Kompas voor het Noorden en tot de uitvoering van de Langman-afspraken. Deze brief sluit aan op de brief van mijn voorganger van 19 april 2002 (Kamerstuk 2001–2002, 25 017, nr. 42).
In deel I van deze brief ga ik specifiek in op de feitelijke voortgang in de uitvoering van het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma Kompas voor het Noorden. In het Algemeen Overleg van de Vaste Kamercommissie Economische Zaken van 5 juli 2001 is u een jaarlijkse rapportage over deze voortgang toegezegd. Het betreft hier de uitvoering van Kompas tot en met 2002, maar tevens wordt de financiële voortgang tot en met het derde kwartaal van 2003 weergegeven. Daarnaast gaat deel I ook in op de resultaten van de in mei 2003 afgeronde Mid Term Review (MTR) van het Kompas voor het Noorden en het daarmee gelieerde Enig Programmeringsdocument (EPD) Noord-Nederland en de consequenties hiervan – in voorstellen verwoord – voor de rest van de Kompasperiode.
Deel II van deze brief gaat kort in op de voortgang van de uitvoering van de Langman-afspraken per 2 oktober jl. toen het laatste Bestuurlijk Overleg plaatsvond tussen een kabinetsdelegatie en een delegatie van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). De Langman-afspraken geven rijksbreed weer wat kabinet en het SNN in 1998 overeenkwamen om het faseverschil met de rest van Nederland in te lopen. Een deel van deze afspraken is opgenomen in bovengenoemd Kompasprogramma. De feitelijke stand van zaken met betrekking tot de Langman-afspraken is vervat in bijgaand overzicht. Met de Vaste Commissie van Economische Zaken is in 1998 afgesproken dat de Tweede Kamer jaarlijks over de voortgang van de afspraken wordt gerapporteerd.
I. Voortgang Kompas voor het Noorden: cumulatief t/m 2002
Het Kompas kent drie deelprogramma's, kort aangeduid als: Markt, Stad en Land. Daarbinnen zijn thema's benoemd, waaronder een of meerdere maatregelen vallen.
In totaal worden in het Kompas een kleine 50 maatregelen onderscheiden, waaruit subsidieregelingen en projecten worden gefinancierd.
De navolgende gegevens zijn afkomstig uit het SNN-jaarverslag 2002, waarin cumulatieve cijfers staan over de uitvoering van het Kompasprogramma. Het SNN monitort de voortgang van de aan het SNN toevertrouwde gelden. Dit zijn de EZ-bijdrage aan Kompas, de EU-bijdrage (EFRO-D2) en die van LNV (innovatieprogramma) en daarnaast de regionale bijdragen. De cijfers zijn inclusief de IPR-Centraal, die door EZ zelf wordt uitgevoerd maar die deel uitmaakt van het Kompas. De resultaten van maatregelen, die tot het domein van andere departementen behoren en waarover SNN niet het beheer heeft (waar dus sprake is van niet-programmatische inzet van rijksmiddelen) zijn niet in dit overzicht opgenomen.
Het streefgetal voor werkgelegenheidseffecten, uitgedrukt in additioneel gecreëerde fte's, van het door SNN beheerde deel van het Kompas bedraagt voor de periode 2000 t/m 2006 14 525 fte (ca. 3 500 fte minder dan berekend voor de inzet van alle Kompasmiddelen) De hieronder gepresenteerde resultaten betreffen grotendeels nog verwachtingen op basis van de concrete activiteiten die zijn opgestart. Dat heeft te maken met het feit dat het vaak om langlopende projecten gaat. Vanaf 2004 gaat het SNN voor het eerst ook bijhouden welke effecten daadwerkelijk gerealiseerd zijn.
Achtereenvolgens worden cumulatieve voortgangscijfers genoemd over 2000 t/m 2002 op het niveau van het hele Kompasprogramma en deelprogramma's en wordt de ontwikkeling van enkele belangrijke thema's toegelicht.
De cijfers hebben betrekking op de committeringen en op de (verwachte) effecten als totale investeringen en de additioneel gecreëerde werkgelegenheid. Bij de effectindicator voor de additionele werkgelegenheid gaat het nadrukkelijk om schattingen, die volgens bepaalde aannames (vermeld in bijlage B.4 van het oorspronkelijke Kompasprogramma) de bruto verwachte werkgelegenheidscijfers van de maatregelen terugbrengen tot een reëler netto geheel. In de paragraaf over de resultaten van de MTR wordt hier nader op ingegaan.
De cijfers over 2000 t/m 2002 worden om de voortgang goed in beeld te brengen vergeleken met de doelstellingen van de totale Kompasperiode 2000 t/m 2006 en uitgedrukt in percentages. Uitgaande van een over de hele periode gelijkmatige invulling zou na drie jaar Kompas een invullingspercentage van ca. 43% verwacht mogen worden; dit is de maatstaf om de behaalde percentages te beoordelen.
b. Overzicht Kompasprogramma – Programmaniveau
Beschikbare budget | gecommitteerd 31-12-02 | % |
---|---|---|
Europese én EZ-Kompasgelden | ||
889 | 390 | 43,9 |
Het betreft hier vastgelegde publieke (EU + EZ) middelen. In deze cijfers is conform afspraak de IPR-Centraal meegenomen. Met 43,9% ligt dit committeringspercentage iets hoger dan de 42,9% die op grond van een lineaire vastlegging gedurende de programmaperiode verwacht mocht worden. Van dit bedrag van € 390 miljoen gaat € 220 miljoen (56%) naar de bedrijfsgerichte regelingen (incl. IPR-centraal).
doel totale investeringen (t/m 2006) | invulling investeringen 31-12-02 | % |
---|---|---|
4 532 | 2 042,2 | 45 |
Deze Kompas-indicator geeft weer tot welk investeringsvolume publieke en private partijen hebben besloten. Eind 2001 was dit percentage nog 24,5%. Grofweg is de in het Kompas voorziene verhouding publiek/privaat: 1:3. Eind 2002 lag de werkelijke verhouding tussen publieke en private investeringen dicht bij deze geraamde multiplier.
Werkgelegenheidseffecten (in volledige arbeidsplaatsen)
Doel Kompas 00-06 | Invulling (netto) per 31-12-02 | % |
---|---|---|
Bruto 50 575 | 26 163 | 52 |
Netto 14 525* | 8 177 | 56,3 |
* 14 525 is het gemiddelde van het minimum en maximum doel van dat deel van Kompas, waaraan EZ bijdraagt
Toelichting op de netto werkgelegenheidseffecten
Het gaat hier om de verwachte, netto werkgelegenheidseffecten van alle gecommitteerde projecten en de daarmee uitgelokte investeringen samen (= totale investeringen) tot en met 2002. Voor EZ-Kompas komen zowel de verwachte bruto als netto werkgelegenheidseffecten ruim uit boven het rekenkundig gemiddelde voor periode 2000 t/m 2002, te weten 42,9%.
Hierbij moet worden aangetekend dat de Mid Term Review (MTR) tot een substantieel lager netto cijfer komt. Dit verschil heeft te maken met het feit dat de MTR niet puur is uitgegaan van de bruto opgegeven cijfers en daarnaast een aantal effecten heeft uitgesloten, uitgaande van een strikte definitie van netto. In paragraaf e. over de MTR wordt nader op dit punt ingegaan.
c. Overzicht Kompasprogramma – Deelprogramma-niveau
Committeringen EZ-Kompas( inclusief IPR-Centraal) (in € mln.)
Beschikbaar budget 00–06 | vastgelegd budget 31-12-02 | % | |
---|---|---|---|
Markt | € 444,0 | € 226,0 | 51 |
Stad | € 41,3 | € 11,9 | 29 |
Land | € 45,4 | € 7,7 | 17 |
Doel totale investeringen (t/m 2006) | Invulling investeringen 31-12-02 | % | |
---|---|---|---|
Markt | € 3 692 | € 1 758 | 48 |
Stad | € 608 | € 218 | 36 |
Land | € 234 | € 66 | 28 |
Werkgelegenheidseffecten (in volledige arbeidsplaatsen)
Doel Kompas 00–06, netto | Invulling (netto) per 31–12-02 | % | |
---|---|---|---|
Markt | 11 625 | 6 691 | 57,6 |
Stad | 2 300 | 1 472 | 64,0 |
Land | 600 | 14 | 2,3 |
Toelichting op de deelprogramma's Markt, Stad en Land
Het deelprogramma Markt kent drie thema's: thema M 1: Verbetering vestigingsvoorwaarden t.b.v. bestaande en nieuwe bedrijvigheid in economische kernzones, thema M 2: Versterking van de marktsector in Noord-Nederland en thema M 3: Versterking arbeidsaanbod in Noord-Nederland. Over de uitvoering op deze thema's valt in hoofdlijnen het volgende te zeggen.
M 1 Verbetering vestigingsvoorwaarden bedrijvigheid in economische kernzones
De invulling van thema M 1 verloopt volgens schema. Een substantieel deel van de subsidies is vastgelegd in logistieke voorzieningen. Ik heb nog wel een enkel aandachtspunt. Hoewel de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen een redelijk constant patroon vertoont, ligt de aanleg met 50 ha per jaar duidelijk onder de verwachte 143 ha per jaar. Revitalisering van bedrijventerreinen vertoont meer een ad hoc patroon: de invulling ligt achter op schema, maar in 2002 is een duidelijke vooruitgang geboekt. Het beroep dat gedaan wordt op de centrale IPR en de decentrale IPR-vestiging voor de vestiging van nieuwe bedrijven is groter dan verwacht, al was in 2002 de lagere conjunctuur wel merkbaar. In termen van netto werkgelegenheid is het doel al voor een groot deel bereikt. Naar verwachting is dit thema goed voor de helft van de totale netto werkgelegenheidseffecten van het hele Kompas.
M 2 Versterking marktsector in Noord-Nederland
Binnen dit thema van versterking van het bestaande bedrijfsleven zijn in 2002 substantieel meer initiatieven ontplooid en ondernemingen ondersteund dan vooraf was ingeschat. Van de subsidieregelingen kennen de uitbreidingsvariant van de decentrale IPR, de regeling Kleine Investeringen in de Toeristische Sector (KITS) en de Noordelijke Innovatie Ondersteunings Faciliteit (NIOF) een succesvol verloop. In de voorwaardenscheppende sfeer zijn veel initiatieven van de grond gekomen. Daaronder één gericht op verhoging van de kennisintensiteit in het MKB waar – uitgaande van 16 projecten – naar verwachting 4 000 MKB-ondernemingen betrokken zullen worden. Qua verwachte netto werkgelegenheid ligt deze maatregel goed op schema.
M 3 Versterking arbeidsaanbod in Noord-Nederland
Dit thema blijft ook in 2002 achter, zowel ten opzichte van andere M-thema's als in absolute zin, bij de verwachtingen. Het achterblijven van deze maatregel heeft voor een belangrijk deel te maken met het feit dat de ruimte voor de inzet van EFRO en EZ/Kompasmiddelen in relatie tot het ESF-domein veel kleiner is gebleken dan vooraf werd aangenomen. Voor de stimulering van arbeidsgerichte projecten zal meer worden ingezet op ESF Doelstelling 3.
Hoewel de financiële vastlegging van deelprogramma Stad behoorlijk achterblijft bij de verwachting zijn de streefgetallen voor de totale verwachte effecten al voor een groot deel ingevuld. Dit is met name bij vernieuwing van stationsgebieden het geval. Enkele grote projecten legden veel gewicht in de schaal. Wel is er achterstand bij de renovatie van kantoorruimte en dat geldt ook voor binnenstadsvernieuwing. Op de andere gebieden (toeristische, culturele en sportvoorzieningen, kennisinstituten en kennisgeoriënteerde bedrijvigheid) verlopen de ontwikkelingen redelijk volgens wens.
De omvang van het verwachte bruto werkgelegenheidseffect is opmerkelijk. Zelfs na een relatief grote correctie voor dubbeltellingen en vervangingsinvesteringen is het verwachte effect aanmerkelijk groter dan vooraf bij de start van het programma werd ingeschat.
Met name door de vertraging die in 2000 en 2001 is ontstaan in de uitvoering van de land- en tuinbouwgerichte maatregelen loopt de voortgang in dit deelprogramma nog achter bij de verwachtingen en duidelijk minder gunstig dan bij de andere deelprogramma's.
Op het gebied van recreatief-toeristische infrastructuur is in 2002 redelijke voortgang geboekt, maar deze maatregel ligt nog niet op schema. Het vaartoerisme heeft nog geen grote vooruitgang geboekt; grote projecten zijn wel voorzien voor de jaren 2003 en 2004. De uitvoering van het door het ministerie van LNV gefinancierde Uitvoeringsprogramma Innovatie Landbouw Noord-Nederland (UIL-NN), gestart eind 2001, is zo voortvarend geweest dat in 2003 de budgetgrens is bereikt die tot eind 2004 gold. LNV heeft inmiddels ingestemd met verlenging van het UIL-NN. Van de eind 2001 voor het Communautair Initiatief Leader+ beschikbaar gestelde € 25 mln. is in 2002 ca. € 5,5 mln. vastgelegd in projecten. De uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsplan Nederland (P(l)OP), bedoeld voor de omschakeling van de agrarische sector en gefinancierd door de EU (EOGFL), verloopt voorspoedig; de aanvragen overtreffen het budget zodat een scherpe prioriteitstelling noodzakelijk is.
Over de financiële ontwikkelingen in 2003 kan momenteel alleen een beeld gegeven worden met betrekking tot de committeringen tot en met de eerste drie kwartalen van dit jaar. Het gaat weer om cumulatieve gegevens (vanaf 2000) over EZ + EU-gelden.
Beschikbare budget | gecommitteerd 30-9-03 | % |
---|---|---|
Europese én EZ-Kompasgelden | ||
889 | 458 | 51,5 |
Vergeleken met het rekenkundig gemiddelde over de volle 4 jaar t.o.v. de totale periode (57%) ligt de stand van committeringen iets achter, maar in het laatste kwartaal worden jaarlijks vaak sprongsgewijze vorderingen geboekt zodat dit nog goedgemaakt kan worden.
Voorzover het de EZ-Kompasmiddelen betreft geeft onderstaande tabel, naar deelprogramma uitgesplitst, de stand van committeringen weer per 1-10-2003:
Committeringen EZ-Kompas ( inclusief IPR-Centraal) t/m 30–9-2003 (in € mln.)
Beschikbaar budget | vastgelegd budget | % | |
---|---|---|---|
Markt | € 444,0 | € 241,2 | 54,3 |
Stad | € 41,3 | € 17,2 | 41,6 |
Land | € 45,4 | € 17,2 | 37,9 |
e. Mid Term Review (MTR) Kompas/ EPD-Noord
Over de eerste drie jaren uitvoering van het Kompas voor het Noorden (en daarbinnen van het Enig Programmeringsdocument (EPD) Noord-Nederland) is een MTR uitgevoerd, die medio 2003 is gepubliceerd. Bij deze MTR is globaal ingegaan op het brede Kompas en is dieper ingegaan op de programma-onderdelen waarvoor EZ en de EU middelen ter beschikking stellen, aangeduid als EZ-Kompas. Voor bijna alle projecten binnen EZ-Kompas geldt dat ze zowel van EZ als van de EU subsidie krijgen (co-financiering).
De onderzoekers geven in het MTR aan dat de programmatische aanpak via ter beschikking stelling van middelen van EZ, EU en (deels) LNV aan het SNN goed aanslaat en dat het faseverschil tussen het Noorden en de rest van Nederland kleiner wordt. De MTR pleit er voor de programmatische aanpak naar andere departementen uit te breiden.
Zwakke punten in het investeringsklimaat van het Noorden blijven zich voordoen op het gebied van marktrelaties, innovativiteit, arbeidsmarkt en fysieke en kennisinfrastructuur.
De omvang van de (verwachte) economische effecten van drie jaar Kompas schatten de onderzoekers in op 4 510 fte netto gecreëerde werkgelegenheid. Bij deze netto cijfers is gecorrigeerd voor dubbeltellingen en is verplaatsing van werkgelegenheid binnen Noord-Nederland niet meegeteld. Effecten die ook zonder Kompas zouden zijn gerealiseerd zijn eveneens buiten beschouwing gelaten, evenals projecteffecten die ten koste gaan van ontwikkelingen elders in de regio. Verder zijn tijdelijke werkgelegenheid en eventueel behouden werkgelegenheid buiten beschouwing gelaten.
De verwachte werkgelegenheid is voor 36% te herleiden tot werklocaties, voor 56% op bedrijfsgerichte maatregelen, voor 8% op toerisme en voor 1% op kennisinfrastructuur.
Uit het bovenstaande is duidelijk dat de evaluator (Ecorys-NEI) een strengere definitie van netto werkgelegenheid heeft gehanteerd dan de definitie die het SNN gebruikt bij de periodieke monitoringcijfers. In dat licht moet het getal van 4510 fte verwachte netto werkgelegenheid worden bezien tegenover het monitoringcijfer van 8177. Hierover valt het volgende te zeggen. In de MTR is gekeken áchter de brutocijfers van projectindieners en daarnaast heeft de evaluator ook gecorrigeerd voor «deadweight-effecten», «substitutie-effecten» en «displacement-effecten». Met deze drie laatste termen is bedoeld dat de evaluator heeft geprobeerd bereikte effecten in te schatten en te elimineren, die respectievelijk zonder interventie ook hadden plaatsgevonden, die ten koste zijn gegaan van andere projecten/activiteiten of die ten koste zijn gegaan van een ander gebied binnen de programma-regio. Deze bewerkelijke correcties kunnen in het monitoringsysteem van Kompas niet toegepast worden, omdat dit het doel daarvan – snel weergeven van voortgangsgegevens – doorkruist. Voor de VBTB-exercities is EZ qua timing aangewezen op het monitoringsysteem.
Voor het bepalen wat het programma aan additioneel gecreëerde werkgelegenheid in de regio heeft bijgedragen is de evaluatiemethode meer geschikt, maar die is niet permanent toepasbaar. Een volgende evaluatie is voorzien aan het eind van de programmaperiode in 2006 en een eindevaluatie moet in 2012 plaatsvinden, wanneer ook de (vaak) langlopende effecten van committeringen uit 2006 gerealiseerd zijn. Vanaf 2004 gaat het monitoringsysteem overigens bijhouden hoeveel van de verwachte werkgelegenheidseffecten daadwerkelijk zijn omgezet in gerealiseerde effecten. Tot nu toe had dat door de overwegend lange doorlooptijden van projecten weinig zin.
De MTR concludeert dat het programma op hoofdlijnen voldoet en dat alleen accentveranderingen wenselijk zijn in de 2e fase van de Kompasperiode. In financiële zin verloopt Kompas volgens schema. Op het punt van te behalen effecten luidt de conclusie dat, hoewel de economische structuur van het Noorden verbetert, de hoofddoelstelling in termen van additionele arbeidsplaatsen (tussen de 9 500 en 17 700 extra banen) naar verwachting nog niet wordt gehaald indien de huidige economische tegenwind nog geruime tijd aanhoudt. De onderzoekers maken de inschatting dat het uiteindelijke aantal te realiseren extra banen laag binnen de geformuleerde bandbreedte uitkomt. In combinatie met de positieve effecten op economische structuurversterking is Kompas op hoofdlijnen een effectief programma. Ook concluderen zij dat de outputs over het algemeen efficiënt worden gerealiseerd.
De evaluator beveelt aan om versterkt in te zetten op maatregelen die de groei van het bestaande bedrijfsleven bevorderen en minder in te zetten op bedrijfslocaties. Het bedrijfsleven zou meer ondersteund moeten worden om de economie stuwender te maken, bijvoorbeeld bij het exporteren. Verder zou het gebruik van de kennisinfrastructuur binnen én buiten Noord-Nederland en van kennisdragers door het mkb gestimuleerd moeten worden. Op het terrein van de arbeidsmarkt liggen de mogelijkheden vooral op het terrein van ESF en niet van EFRO. De evaluator beveelt daarom aan om te zoeken naar mogelijkheden om de programmatische samenwerking met SZW en OCW (opleidingen) vorm te geven.
Het SNN is druk bezig concrete voorstellen in reactie op de aanbevelingen uit te werken.
Die zullen vervolgens met mij besproken worden en dan hun beslag krijgen in de programmering van de komende jaren tot en met 2006. Met de door het SNN geformuleerde notie dat op een paar fronten plan de campagnes nodig zijn, zoals voor innovatie en voor vitaal platteland, en dat acties wenselijk zijn in verband met betere benutting van ESF- en scholingsbudgetten ben ik het eens. Voorstellen van het SNN om een aantal bedrijfsgerichte regelingen laagdrempeliger te maken wil ik kritisch bezien. In dit verband wil ik voorstellen rond de IPR-uitbreiding ook beoordelen tegen de achtergrond van de uitkomsten van de in gang gezette IPR-evaluatie.
II. Voortgang uitvoering Langman-afspraken
• Op 16 april 1998 hebben het kabinet en het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) bestuurlijk overleg gevoerd over het rapport van de Commissie Langman en de door het SNN in «Kompas voor de Toekomst» neergelegde visie op de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Noord-Nederland. In dat overleg is een aantal afspraken gemaakt om via een regionaal toegespitste aanpak het faseverschil in de economische ontwikkeling van het Noorden ten opzichte van de rest van Nederland weg te werken (Kamerstukken II (1998–1999), 25 017, nr. 19). Over het noordelijke aandeel in de ICES-middelen werd een procedureafspraak gemaakt. Op 23 oktober 1998 verscheen de zogenaamde Drempelbrief waarin het (inmiddels nieuwe) kabinet zijn besluit vastlegde over de ICES-2 pakketten. Daarin stond een aparte paragraaf waarin werd ingegaan op wat het Noorden per ICES-thema mocht verwachten aan middelen. Het Langman-akkoord en de noordelijke paragraaf in de Drempelbrief 1998 vormen samen de Langman-afspraken. Deze hebben een bredere scope dan de afspraken die gestalte krijgen in het Kompasprogramma.
• In bijgaand Overzicht uitvoering Langman-afspraken1 is de actuele feitelijke stand van zaken rond deze afspraken weergegeven. Dit geeft de stand van zaken weer inclusief de resultaten van het Bestuurlijk Overleg tussen een kabinetsdelegatie en een delegatie van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) op 2 oktober 2003.
• Op hoofdlijnen wil ik u de resultaten van dit overleg kort toelichten.
• Evenals vorig jaar kon worden geconstateerd dat de voortgang van de meeste afspraken voorspoedig te noemen is. Aan de hand van een aan rijkszijde gemaakt overzicht van financiële afspraken versus realisaties plus reserveringen voor de komende jaren is geconcludeerd dat de verwachting is dat deze financiële afspraken worden nagekomen of overtroffen door de diverse ministeries. Het SNN was tevreden over het feit dat bij de bezuinigingen van de kabinetten Balkenende I en II de Langman-afspraken over het algemeen goed uit de wind zijn gehouden. Het SNN uitte wel zorgen over de Zuiderzeelijn, de aandacht voor het Noorden in de grote nota's Ruimte en Mobiliteit en over afspraken met het Noorden voor na 2006. Ook vroeg het SNN aandacht voor de benutting in het Noorden van het ESF-budget.
• De in mei 2003 afgeronde Mid Term Review (zie ook deel I) is positief door het rijk ontvangen. Er wordt geconcludeerd dat er nog gezamenlijke verbeterpunten zijn. Daarnaast geeft het MTR hoop dat het Noorden straks op eigen kracht aan zijn verdere ontwikkeling kan werken. Het SNN heeft tijdens het overleg voorstellen gedaan richting SZW, LNV en OCW om meer samen te werken bij het verhelpen van knelpunten. Deze zaken worden hier onder meegenomen.
• Ten aanzien van de moeizame uitputting van het ESF-budget, ook in het Noorden, is door SZW en het SNN geconcludeerd dat een grote inspanning verricht moet worden om te voorkomen dat een groot deel van het budget terugvloeit naar Brussel. SZW maakt voor de periode 2004 t/m 2006 een nieuw kader met het doel om te proberen meer onderdelen van het arbeidsmarktbeleid subsidiabel te maken. Tegelijkertijd is afgesproken dat SZW en SNN een gezamenlijk project starten om de ESF-project-ontwikkeling te stimuleren.
• Met betrekking tot de Langman-afspraak over vestiging van nieuwe rijksdiensten is afgesproken dat het rijk inventariseert welke (echt) nieuwe rijksdiensten deze kabinetsperiode op stapel staan en hoe daarbij de overweging van vestiging in het Noorden een rol speelt. Bundeling van activiteiten, zoals bij de Shared Service Centra, blijft daarbij buiten beschouwing.
• Op het terrein van de landbouw is de regeling Uitvoeringsprogramma Innovatie Landbouw (UIL-NN) Noord-Nederland, inclusief een regeling voor biologische landbouw, verlengd tot en met 2006. Daarnaast stelde LNV extra geld beschikbaar voor de Veenkoloniën en is met het SNN afgesproken samen het Noordelijk Programma Vitaal Platteland uit te werken. LNV kondigde aan te werken aan een bundeling van middelen via het Investeringsbudget Landelijk Gebied en een ondernemersprogramma zodat programmatische inzet mogelijk wordt. Verder werd afgesproken dat LNV zou reageren op een door het SNN overhandigd position paper Gemeenschappelijk landbouwbeleid.
• Op het terrein van verkeer en vervoer gaf het SNN aan dat de stand van zaken niet op achterstand is geraakt, maar vroeg wel om versnelling van een aantal projecten. Bespreking daarvan werd naar het eerstvolgende Bestuurlijk Overleg V&W-SNN over het MIT verplaatst. V&W gaf aan de Langman-filosofie niet in de nota Mobiliteit op te zullen nemen omdat dit een landelijke nota is die geldt voor de periode 2010–2020, zonder specifieke regionale doelstellingen. De ruimtelijk-economische invalshoek voor heel Nederland staat in die nota centraal en dat zou ook voor het Noorden effecten kunnen hebben. Ten aanzien van de nota Ruimte verwees VROM naar het eind 2003 geplande overleg met landsdelen.
• Op het terrein van onderwijs had het SNN twee notities opgesteld over enerzijds verhoging scholingsgraad/versterking beroepsonderwijs en anderzijds de bestrijding van leerachterstanden in het basisonderwijs. OCW vroeg om een nadere onderbouwing van deze notities en zal dan beoordelen of vervolgoverleg aan de orde is.
• Ten aanzien van het agendapunt Toekomstperspectief Noorden na 2006 stelde het SNN twee aan elkaar gelieerde punten aan de orde: het Nl standpunt inzake de structuurfondsen na 2006 en de invulling van Langman-afspraken na 2006. Op beide punten heb ik de bereidheid uitgesproken nader overleg te voeren, echter op een later, meer geschikt tijdstip. De discussie in Brussel over de toekomst van de structuurfondsen is immers nog volop bezig, er start een Interdepartementaal Onderzoek Regionaal beleid en ook de discussienotitie Gebiedsgerichte Economische Perspectieven is nog niet uitgekristalliseerd. Meer uitgebreid heb ik dit aan uw Kamer toegelicht in mijn brief van 17 oktober jl. (kenmerk 3.059.231.b88).
Door de kabinetswisselingen heeft er veel tijd gezeten tussen het bestuurlijk overleg van 2002 en dat van 2003. Ik streef er naar het komend jaarlijks overleg met het SNN medio 2004 te voeren en dat van 2005 weer in het voorjaar, zoals gebruikelijk was.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25017-47.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.