25 017
Versterking ruimtelijk-economische structuur

27 400-XIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2001

nr. 38
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 juli 2001

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 5 juli 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Ybema van Economische Zaken over:

– de brief d.d.12 april 2001 over de stimuleringsregeling voor Dongeradeel, Achtkarspelen en De Marne (27 400-XIII, nr. 52);

– de brief d.d. 22 juni 2001 inzake voortgang afspraken van het kabinet en het SNN van 16 april 1998 (25 017, nr. 35);

– de brief d.d. 22 juni 2001 over monitoring van Kompas voor het Noorden (EZ-01-368).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) memoreert dat zij schriftelijke vragen heeft gesteld over de problemen die er vanaf het begin bij de uitvoering van het Kompas voor het Noorden zijn geweest met de financiering van het plattelandsprogramma door het ministerie van LNV. Op 9 april is met het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) afgesproken dat het SNN een uitvoeringsprogramma zou voorbereiden voor projecten ter besteding van de 10 mln gulden die voor het Noorden voor de jaren 2001 en 2002 zijn gereserveerd. Is dat programma inmiddels gereed en, zo ja, hoeveel geld is er daarna aan projecten uitgegeven?

De commissie-Langman heeft in 1996 berekend dat er voor het inlopen van de achterstanden in het Noorden tot en met 2010 43 000 extra arbeidsplaatsen gerealiseerd moeten worden. Dat komt neer op 1% extra groei bovenop de gemiddelde nationale werkgelegenheidsgroei. Hoogleraar Jouke van Dijk heeft een en ander nog eens uiteengezet in een artikel in ESB van 8 juni 2001. De regering heeft zich in het regeerakkoord gecommitteerd aan het Kompas voor het Noorden en pleegt extra krachtsinspanningen om de in het verleden opgelopen achterstanden in Noord-Nederland structureel weg te werken. De Tweede Kamer dient dan ook over goede instrumenten te beschikken om te kunnen controleren of de verwachte prestaties daadwerkelijk geleverd zijn of gaan worden. Indien nodig, moet het proces doeltreffend bijgestuurd kunnen worden.

In 1998 is al gevraagd om een monitoringsysteem dat de koppeling tussen de ambitie c.q. de doelstellingen enerzijds en de financiële vertaling daarvan anderzijds duidelijk maakt. Per programmaonderdeel moet aangegeven worden wat de verwachte en de gerealiseerde werkgelegenheidseffecten zijn, gekoppeld aan een weergave van de financieringsbronnen. Verder moet zo'n monitor een indicatie geven van projecten per programma, aangeven in hoeverre de achterstanden in arbeidsparticipatie en werkloosheid ingelopen zijn c.q. ingelopen zullen worden in vergelijking met de nationale cijfers en inzicht bieden in kosten-batenanalyses. In de brief van 22 juni staat echter dat een eerste tussentijdse evaluatie pas in 2003 zal plaatsvinden. Het is waar dat werkelijke effecten veelal niet tijdens een project optreden, maar vooral uit de doorwerking daarvan voortvloeien, maar dat is geen reden om de ontwikkeling van zo'n monitoringsysteem te vertragen. Verder is het de vraag waarop eventueel noodzakelijke bijsturingen in het nieuwe regeerakkoord gebaseerd moeten worden, als de staatssecretaris geen verantwoording wil afleggen over de gedurende deze kabinetsperiode geleverde prestaties in Noord-Nederland.

Het SNN heeft in zijn nota Analyse stand van zaken Kompas een goede poging gedaan om een monitoringsysteem op te zetten. De staatssecretaris heeft hier echter nog geen reactie op gegeven, ondanks een herhaald verzoek daartoe van de Kamer. Wel heeft hij meegedeeld dat er een informatieprofiel wordt ontworpen. Verder zal het SNN een jaarprogramma opstellen waarin de in een jaar te realiseren prestaties en streefcijfers zijn benoemd, en zal het in het daarop volgende jaar voor 1 juli verslag doen van de feitelijke prestaties. De Sociaal-economische schets van het Nederlands Economisch Instituut (NEI) zal ook waardevolle informatie leveren over de ontwikkelingen in het Noorden, afgezet tegen die in de rest van het land. Verder is de staatssecretaris voornemens om relevante informatie op te nemen in de reguliere VBTB-begrotingscyclus, maar daarmee is nog niet duidelijk of hij ook een goed monitoringsysteem zal opzetten. De vraag is dan ook of de staatssecretaris direct na het zomerreces een voorstel voor een monitoringsysteem aan de Kamer wil zenden. Als hij dat doet, kan vervolgens nog voor het eind van het jaar een eerste evaluatie van de uitvoering van het Kompas voor het Noorden aan de Kamer gestuurd worden en is het ook mogelijk om deze regering te beoordelen op de in deze kabinetsperiode geleverde prestaties terzake.

Het Kompas voor het Noorden zal volgens de ramingen in zijn looptijd tot 2006 leiden tot een extra werkgelegenheidsgroei van minimaal 13 300 tot maximaal 22 700 arbeidsplaatsen. Is dat evenwel inclusief of exclusief vertraagde effecten? De staatssecretaris heeft gemeld dat het zijn ambitie is om de economische achterstand van het Noorden ten opzichte van de rest van het land al in 2006 weggewerkt te hebben. Betekent dit dat de door de commissie-Langman genoemde werkgelegenheidsgroei met 43 000 arbeidsplaatsen niet meer actueel is of worden er nog andere instrumenten ingezet? Het lijkt erop dat de staatssecretaris de zaak nogal optimistisch benadert, zeker gegeven het feit dat de criteria voor steunverlening uit de Europese fondsen na 2007 veranderd worden. Verder heeft hoogleraar Van Dijk in ESB gesteld dat er, zoals het nu gaat, wel 86 jaar nodig is om de achterstand van 43 000 arbeidsplaatsen in te lopen. Aangezien ook het NEI op dit punt twijfels heeft, heeft het SNN het programma op enkele punten aangescherpt. De vraag is op welke punten dat is gebeurd en hoe de regering hierop gereageerd heeft. Vooralsnog lijkt het mevrouw Witteveen beter om vast te houden aan het advies van de commissie-Langman. In dit verband is het nog de vraag hoe de ambitie van de staatssecretaris zich verhoudt tot het regeerakkoord, waarin het Langman-akkoord onverkort is opgenomen.

De heer Atsma (CDA) spreekt zijn waardering uit voor het feit dat de staatssecretaris heeft weten te bewerkstelligen dat de investeringspremieregeling nu ook van kracht is voor de niet-steunkaartgemeenten in de drie noordelijke provincies. Vraag is wel of de Europese Commissie al gereageerd heeft op de aanmelding van een regeling voor de gemeenten Dongeradeel, Achtkarspelen en De Marne en, zo neen, of er dan toch van uitgegaan mag worden dat de regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 voor die gemeenten van toepassing is.

Het is thans van belang om te bekijken welke afspraken er sinds de ondertekening van het Langman-akkoord op 16 april 1998 zijn gerealiseerd. De staatssecretaris heeft zelf al aangegeven dat de arbeidsparticipatie in het Noorden nog steeds lager is dan het landelijke gemiddelde. In dit verband is het de vraag of de ambitie om in tien jaar tijd 43 000 extra banen te creëren, nog steeds recht overeind staat. Er moet in ieder geval zicht blijven op de uiteindelijk in 2010 te behalen resultaten. Ook zou de staatssecretaris afstand moeten nemen van de suggestie van de heer Bemer, directeur-generaal voor Innovatie, dat extra steun voor het Noorden niet meer zo nodig is.

Er lijkt thans een einde gemaakt te kunnen worden aan de impasse in de discussie tussen het ministerie van LNV en de Noordelijke land- en tuinbouworganisatie (NLTO) over de besteding van de Langman-gelden. Via het Stimuleringskader zal in ieder geval 75 mln gulden beschikbaar worden gesteld voor de periode tot en met 2006. Krijgt de regeling terzake al gestalte? Op welke terreinen zal zij worden toegespitst en in hoeverre is het Noorden hierbij betrokken? Zijn er overigens op nationaal niveau initiatieven waarmee in het Noorden op het terrein van de landbouw projecten kunnen worden opgezet? Er kan bijvoorbeeld overwogen worden om de op te richten Nederlandse voedselautoriteit in het Noorden te situeren. Vraag is wel of dit zou passen binnen het kader van de afspraken in het Langman-akkoord.

Waar het gaat om de voortgang van de afspraken met het ministerie van VROM, heeft het SNN aangegeven, te hechten aan de aanleg van een Zuiderzeelijn. Hoe oordeelt de staatssecretaris als eerstverantwoordelijke voor de uitvoering van het Langman-akkoord over de politieke uitspraken terzake en de tracékeuze? Heeft hij overigens een voorkeur voor de vorm waarin de Zuiderzeelijn gestalte zou moeten krijgen?

Er is ook de nodige discussie geweest over de voortgang van de afspraken met het ministerie van SZW. Inmiddels is afgesproken dat het SNN en de minister van SZW een gesprek gaan voeren met de voorzitter van de Raad voor werk en inkomen, de heer Van Zijl. Er moet echter gewaakt worden voor bureaucratie.

De staatssecretaris heeft in zijn brief van 22 juni aangegeven hoe hij een monitoringsysteem voor het Kompas voor het Noorden wil opzetten. Door monitoring moet in ieder geval duidelijk worden hoeveel geld er naar Noord-Nederland is gegaan en hoeveel extra banen er daardoor daadwerkelijk tot stand zijn gekomen. Hoe oordeelt de staatssecretaris in dit verband over de uitspraak van hoogleraar Van Dijk dat het, zoals het nu gaat, wel 86 jaar kan duren voordat er 43 000 banen extra zijn gecreëerd in het Noorden?

De heer Hofstra (VVD) spreekt ook zijn waardering uit voor de regeling die de staatssecretaris heeft getroffen voor de gemeenten Achtkarspelen, Dongeradeel en De Marne. Deze regeling, die volgens hem inmiddels door de Europese Commissie is goedgekeurd, komt vooral ten goede aan het midden- en kleinbedrijf aldaar.

De uitvoering van het Langman-akkoord is tot nog toe gestuit op problemen met ontschotting bij de ministeries van LNV en van SZW. Het ministerie van LNV houdt nog steeds vast aan landelijke criteria, terwijl die niet goed passen bij de afspraken in het Langman-akkoord. Bij het ministerie van SZW spitsen de problemen zich toe op de toekenning van de ESF 3-gelden. De staatssecretaris moet dan ook alles in het werk stellen om deze problemen op te lossen. Waar het gaat om de infrastructuur, moet het kabinet zo snel mogelijk een besluit nemen terzake van de HSL-noord. Ook moet voorkomen worden dat de projecten op de A7 bij Groningen en op de N31 van Drachten naar Leeuwarden door financiële problemen vertraging oplopen.

Het beleid ter uitvoering van het Langman-akkoord loopt weliswaar door tot 2006, maar het verdient toch aanbeveling dat de Kamer de voortgang van een en ander voor het eind van deze kabinetsperiode kan beoordelen aan de hand van een stuk van het kabinet. De uitkomst van de discussie daarover kan dan gebruikt worden bij de verkiezingen en vervolgens ook bij de kabinetsformatie.

De heer Van Walsem (D66) is over het algemeen tevreden over de voortgang bij de uitwerking van het Langman-akkoord. Uit diverse publicaties kan zelfs opgemaakt worden dat de economische ontwikkeling in het Noorden inmiddels gelijke tred houdt met die in de rest van Nederland. De inhaalslag die verder nog gemaakt moet worden, moet uiteraard gemonitord worden. Verwacht mag echter worden dat het SNN zal aangeven in hoeverre de doelstellingen gehaald zijn en ook aan de bel zal trekken, als er achterstanden worden opgelopen. Uit rapportages blijkt ook dat de afspraken van 16 april 1998 worden nagekomen. Verder spreekt de heer Van Walsem zijn waardering uit voor de investeringspremieregeling die de staatssecretaris op verzoek van de Kamer heeft opgezet voor Dongeradeel, Achtkarspelen en De Marne.

Het is van belang dat het Noorden een goede wegverbinding krijgt met Noordoost-Europa en dat het openbaar vervoer een goede aansluiting krijgt op internationale treinen. De Hanzespoorlijn moet zo spoedig mogelijk gerealiseerd worden. Ook moet er voor 2010 vorm gegeven worden aan een Zuiderzeelijn, al moet er nog over gediscussieerd worden of dit wel een magneetzweefbaan moet worden. Kan de staatssecretaris in dit verband verduidelijken wat het landsdelig overleg bedoelt met de uitspraak dat een Zuiderzeelijn niet leidt tot vermindering van de knelpunten in de hoofdinfrastructuur? Overigens moet er prioriteit gegeven worden aan het in het MIT en de ICES-verkenning genoemde stadsgewestelijk openbaar vervoer (STOV).

De regiocontracten moeten samenhang van de diverse investeringen en ook van de ICES-gelden garanderen. Gezien het aantal plannen dat is ingediend, is het echter de vraag hoe hoog het realiteitsgehalte van de regiocontracten met het Noorden is. Zijn de naar de planbureaus doorgesluisde projecten van het SNN echt haalbaar? In het onderzoek naar de haalbaarheid van de aanleg van een ethyleenleiding moeten de milieueffecten hiervan overigens ook meegenomen worden. Verder is het de vraag waarom de stimulering van de glastuinbouw niet echt van de grond komt. Is dit te wijten aan een gebrek aan duidelijkheid van het beleid terzake? Tot slot merkt de heer Van Walsem op dat de ministeries van VROM, van SZW en van LNV zich uiteraard aan de terzake van het Langman-akkoord gemaakte afspraken moeten houden.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris meldt dat er jaarlijks in februari overleg plaatsvindt tussen het SNN en het kabinet over de voortgang van het beleid ter uitvoering van het Kompas voor het Noorden. Dit jaar heeft dat overleg op verzoek van het SNN in april plaatsgevonden, omdat het in februari nog geen echt concrete resultaten kon melden over de ontwikkeling van projecten voor het Kompas-beleid. Uit studies van onder meer het NEI, regionale instituten en hoogleraar Van Dijk komt trouwens geen eenduidig beeld naar voren over de economische ontwikkeling van het Noorden in de afgelopen jaren. De werkloosheid is de afgelopen vijf jaar weliswaar sterk gedaald in het Noorden, maar minder dan gemiddeld in Nederland. Daarentegen is de banengroei daar weer wel iets hoger dan gemiddeld in Nederland. Ook de dienstverlening groeit in het Noorden harder dan het landelijke gemiddelde. De arbeidsparticipatie stijgt, maar het niveau daarvan ligt nog onder het landelijke gemiddelde. Ook de welvaart neemt toe in het Noorden, maar het niveau ligt nog achter op het gemiddelde. Verder wordt er flink geïnvesteerd in bedrijven in het Noorden. Het economische belang van de agrarische sector in het Noorden loopt wat terug, maar dit wordt voor een deel gecompenseerd door een gemiddeld snellere groei van de toeristische en recreatieve sector. De ICT-sector maakt ook een goede ontwikkeling door, maar op dit gebied staat er nog wel het nodige te gebeuren. TyCom, een bouwer van onderzeese glasvezelnetwerken, heeft onlangs een dikke glasvezelkabel bij de Eemshaven laten aanlanden. Mede door dit infrastructurele voordeel moet Groningen zich kunnen ontwikkelen als een van de ICT-centra van Nederland.

Uit al deze ontwikkelingen kan worden afgeleid dat de analyse van de commissie-Langman in vijf jaar niets aan actualiteit heeft verloren en dat er nog veel verwacht mag worden van het hierop gebaseerde Kompas-beleid. Overigens zijn de verwachtingen voor de economische ontwikkeling van het Noorden in 2001 gematigd positief. Het zal nog een hele toer worden om de achterstand op het punt van de werkgelegenheid daar in te lopen. Van de projecten die men momenteel in het Noorden ontwikkelt het kader van het Kompas-beleid, zullen de resultaten evenwel pas over een aantal jaren zichtbaar worden. Naar verwachting zullen de programma's die bij de Europese Unie ingediend zijn voor steunverlening, binnenkort goedgekeurd worden door de Europese Commissie. In het bestuurlijk overleg van 9 april is trouwens gebleken dat alle partijen positief zijn over de uitvoering van het Kompas-beleid tot nu toe.

Het deelprogramma voor de economische kernzones en versterking van de marktsector is in de tweede helft van 2000 goed op gang gekomen. Inmiddels zijn er 400 aanvragen ingediend voor de subsidieregelingen die in dat kader zijn opgezet. Verder heeft met name de minister van Sociale Zaken in het bestuurlijk overleg van 9 april een opening geboden door te stellen dat het deel van de Doelstelling 3-middelen waar het Noorden recht op heeft, ook daar moet neerslaan. Het deelprogramma voor de ontwikkeling van stedelijke centra richt zich met name op vernieuwing van de gebieden rond stations en het aantrekkelijker maken van het openbare gebied in de stadscentra. In dit verband wordt ook fors ingezet op het versterken van het hoger onderwijs en het productief maken van kennis. Het deelprogramma voor de ontwikkeling van het landelijk gebied heeft enige vertraging opgelopen, waar het gaat om het versterken van de land- en tuinbouw. Er zijn in dit kader nog maar weinig projecten van de grond gekomen. In het bestuurlijk overleg van 9 april hebben de minister van LNV en het SNN echter afspraken gemaakt over bijstelling van het subsidiekader, opdat de projecten voor versterking en vernieuwing van de landbouw tot uitvoering kunnen komen. Naar verwachting zal het subsidiekader kort na de zomer bijgesteld zijn en zal het SNN de gelden voor landbouw dan naar wens kunnen inzetten.

Voor het deelprogramma voor de economische kernzones en versterking van de marktsector is in totaal 300 mln euro uitgetrokken. In 2000 is hiervan over 70 mln euro beschikt. Mede als gevolg van de decentrale IPR was dit bedrag hoger dan aanvankelijk was geprognosticeerd. De toegekende IPR-projecten voor nieuwe bedrijven zullen naar verwachting leiden tot 880 nieuwe arbeidsplaatsen. Verder zullen door de toegekende INS-projecten (Investeringspremieregeling niet-steunkaartgemeenten) en de toegekende projecten in het kader van de IPR-uitbreiding naar verwachting 475 nieuwe arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Voor het deelprogramma voor ontwikkeling van de stedelijke centra was in 2000 4,6 mln euro beschikbaar en voor het deelprogramma voor de ontwikkeling van het landelijk gebied 4,2 mln euro. Bij het laatste lag de nadruk op verbetering van watersportmogelijkheden en vernieuwing van de landbouw.

De NOM (Noordelijke ontwikkelingsmaatschappij) en Cebin (EZ-commissariaat buitenlandse investeringen in Nederland) hebben zich de afgelopen jaren ingezet om buitenlandse bedrijven naar het Noorden te halen en bestaande bedrijven meer te laten investeren. Mede als gevolg hiervan heeft Teijin Twaron (Japanse vezelmultinational) besloten om de komende jaren 440 mln gulden te investeren in het Noorden. Dit zal op de korte termijn 120 arbeidsplaatsen opleveren in Emmen en Delfzijl. Bijkomend voordeel van de keuze van Teijin Twaron voor het Noorden is dat er minder chloor getransporteerd behoeft te worden door Nederland.

In zijn brief van 22 juni is de staatssecretaris uitgebreid ingegaan op de monitoring van het Kompas voor het Noorden. Naarmate de projecten in het kader van het Kompas-programma meer gestalte krijgen, zal het monitoringsysteem explicieter ingevuld kunnen worden. Er zal in ieder geval halverwege de programmaperiode op effecten gemonitord worden, dus in 2003. Verder zal er na afloop van de programmaperiode in 2006 gemonitord worden en tot slot na de financiële afsluiting van het programma in 2012. Daarmee probeert de staatssecretaris zich niet te ontrekken aan het schrijven van een rapportage over de uitvoering van het Langman-akkoord in deze kabinetsperiode. Bovendien wordt hier al jaarlijks over gerapporteerd aan de hand van het bestuurlijk overleg. Dat zal volgend jaar dus ook weer gebeuren. Uiteraard wordt de voortgang van de uitvoering van het Kompas-beleid voortdurend geregistreerd. Ook het NEI buigt zich regelmatig over de resultaten van dit beleid. Het lijkt echter weinig zinvol om al in de beginfase van de uitvoering van het Kompas-programma veel tijd en energie te steken in de ontwikkeling van een expliciet monitoringsysteem. De huidige rapportages over de voortgang, zoals de jaarlijkse rapportage van het SNN, bieden vooralsnog voldoende mogelijkheden voor alle partijen om een en ander te beoordelen. Verder wordt de Kamer in het kader van de VBTB-operatie jaarlijks geïnformeerd over de voortgang van het Kompas-beleid.

Het SNN heeft per 1 maart 2001 de stand opgemaakt van de uitvoering van het Kompas-programma en een en ander geanalyseerd. Aangezien de Europese Commissie het programma voor steunverlening nog niet heeft vastgesteld en het SNN dus nog geen Europese subsidies heeft ontvangen, is het SNN om vertraging te voorkomen, toegestaan om EZ-gelden te gebruiken als voorfinanciering. Ook zijn er budgetten voor twee jaar gecommitteerd. Verder blijkt uit een recente rapportage van het SNN dat in het eerste kwartaal van 2001 219 aanvragen zijn binnengekomen voor Kompas-regelingen als INS, KITS, NIOF en HRM.

Berekeningen van het NEI wijzen erop dat het Kompas-beleid in de periode tot en met 2006 zal leiden tot 20 000 extra arbeidsplaatsen. De ambitie is erop gericht om in de periode tot en met 2006 zoveel resultaat te boeken dat het daarna niet meer nodig is om door te gaan met specifiek regionaal-economisch beleid voor het Noorden. Het zou natuurlijk mooi zijn als dat lukt, maar er moet nog wel heel veel gebeuren. Alle partijen denken dat de uitvoering van het Kompas-programma goed op koers ligt, maar dat kan op dit moment niet hardgemaakt worden. In 2003 zal wel een vrij betrouwbare tussenstand gegeven kunnen worden. Mocht dan onverhoopt blijken dat de ambitie van het Langman-akkoord absoluut niet gehaald wordt, dan zal het beleid bijgesteld moeten worden.

De Europese Commissie heeft nog niet gereageerd op de aanmelding van de regeling voor Dongeradeel, Achtkarspelen en De Marne en zal dat waarschijnlijk ook niet doen. De Europese regeling terzake houdt in dat Nederland een dergelijke regeling wel moet melden, maar niet behoeft te wachten op expliciete goedkeuring ervan. Genoemde regeling is op 15 maart met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 van kracht geworden. Overigens bereidt het ministerie van LNV, om de problemen bij de toekenning van gelden via het Stimuleringskader op te lossen, met het SNN een nieuwe regeling voor met criteria die aansluiten bij de prioriteiten van de nota Voedsel en groen en de opvattingen over innovatie en kwaliteit.

Het kabinet heeft het afgelopen halfjaar een aantal malen gesproken over de ontsluiting van het Noorden via een corridor en de Zuiderzeelijn. Na gesprekken hierover met het SNN en externe deskundigen is vervolgens besloten om hier nader advies over te vragen aan onder meer de VROM-raad en Raad voor verkeer en waterstaat. Het gecombineerde advies van beide raden is zojuist verschenen. Verder is het SNN en het bedrijfsleven gevraagd in hoeverre zij zelf financieel kunnen bijdragen aan de Zuiderzeelijn en wordt nog onderzoek gedaan naar de tracékeuze en de techniek waarmee de Zuiderzeelijn het beste gestalte kan worden gegeven. Op basis van dit alles zal het kabinet vervolgens zijn standpunt terzake bepalen. Daarbij zal overigens ook de uitspraak van het landsdelig overleg dat de Zuiderzeelijn niet zal bijdragen aan het oplossen van knelpunten in de hoofdinfrastructuur, betrokken worden.

Op basis van een oude subsidieregeling zijn ontwikkelingen op gang gekomen voor de uitbreiding van een aantal glastuinbouwgebieden, met name in Noordwest-Friesland en Hoogezand-Sappemeer. Onlangs heeft het ministerie van LNV nog een subsidie van 19 mln gulden toegezegd voor een glastuinbouwproject in Emmen. Hiermee wordt een begin gemaakt met de invulling van dit onderdeel van het Langman-akkoord. De staatssecretaris is overigens in antwoord op schriftelijke vragen al ingegaan op het misverstand rond de uitspraken van de directeur-generaal voor Innovatie.

In het bestuurlijk overleg van 9 april is geconcludeerd dat, wanneer er eventueel een nieuwe rijksdienst wordt opgericht, zeker bekeken zal worden of deze in het Noorden gesitueerd kan worden. Wanneer de discussie over de oprichting van een Nederlandse voedselautoriteit is afgerond, zal dus ook in het Noorden gekeken worden naar een geschikte locatie. Voorts is in het bestuurlijk overleg van 9 april afgesproken dat het SNN en de minister van SZW een gesprek gaan voeren met de voorzitter van de Raad voor werk en inkomen over de voortgang van de afspraken met het ministerie van SZW terzake van het Langman-akkoord. Hier zal de komende tijd invulling aan worden gegeven. De staatssecretaris zal overigens contact opnemen met de minister van Verkeer en Waterstaat over de vertraging die de projecten op de A7 bij Groningen en de N31 van Drachten naar Leeuwarden zouden oplopen door financiële problemen.

Op dit moment valt nog niet te beoordelen of de regionale investeringsvoorstellen in het ICES-traject haalbaar zijn. De voorstellen die terzake zijn ingediend, worden, zeker als zij het Noorden betreffen, voorgelegd aan onder meer het CPB. In november zal hierover advies worden uitgebracht aan het kabinet. Vervolgens zal het kabinet begin volgend jaar een keuze maken uit de ingediende ICES-voorstellen. Dat wordt trouwens een lastige keuze, omdat er in totaal voor meer dan 200 mld gulden voorstellen zijn ingediend, terwijl hier maar 20 tot 25 mld gulden voor beschikbaar is. Vooralsnog lijkt het erop dat het Noorden heel serieuze voorstellen voor grote knelpunten heeft ingediend, zodat er een reële kans is dat zij voor die ICES-gelden in aanmerking komen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) heeft er nog steeds problemen mee dat er gedurende deze kabinetsperiode geen eerste tussentijdse evaluatie zal plaatsvinden van de door deze regering geleverde prestaties. Het op zichzelf terechte argument dat er altijd sprake zal zijn van naijleffecten, doet niets af aan haar wens terzake. Hetzelfde geldt voor de argumenten van de staatssecretaris om pas in 2003 met een transparant monitoringsysteem te komen. Mevrouw Witteveen overweegt dan ook, een Kameruitspraak te vragen over de ontwikkeling van een goed monitoringsysteem, ook om aan de inwoners van Noord-Nederland verantwoording te kunnen afleggen over de diverse in gang gezette programma's.

De heer Atsma (CDA) sluit zich aan bij het verzoek om een tussentijdse evaluatie in deze kabinetsperiode, zeker met het oog op de aanstaande verkiezingen. Er kan overigens volstaan worden met een concrete opsomming van het geld dat hierin gestoken is, en wat dit opgeleverd heeft.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) benadrukt dat de cofinanciering van het ministerie van LNV goed geregeld moet worden, omdat landbouwprojecten in het Noorden anders niet van de grond kunnen komen. Ook mevrouw Snijder wil graag dat nog deze kabinetsperiode een overzicht wordt gegeven van de uitgaven voor het Kompas voor het Noorden en de resultaten hiervan.

De heer Van Walsem (D66) meent dat een dergelijk overzicht in de VBTB-jaarrekening kan worden opgenomen. Hij heeft overigens begrepen dat de ESF-gelden in 1996 en 1997 niet rechtmatig zijn besteed en dat de Europese Commissie daar aanleiding in ziet om 440 mln gulden terug te vragen. Heeft dit invloed op de in de komende tijd uit het ESF te verwachten gelden?

De staatssecretaris antwoordt dat de besteding van de ESF-gelden in de vorige periode niet van invloed is op de hoogte van de ESF-gelden in de nieuwe periode. De Europese Commissie heeft het Doelstelling 3-programma ook al goedgekeurd.

Cofinanciering is inderdaad nog een probleem bij de projecten van het ministerie van LNV. Cofinanciering is weliswaar een eigen verantwoordelijkheid van de verschillende departementen, maar de staatssecretaris zal het ministerie van LNV met het SNN blijven aanspreken op zijn verantwoordelijkheid terzake. De staatssecretaris van LNV heeft inmiddels trouwens voor de korte termijn tweemaal 5 mln gulden aan cofinanciering toegezegd.

De staatssecretaris blijft zich afvragen of het wel zinnig is om het Kompas-beleid nog deze kabinetsperiode te evalueren. Het Kompas-beleid is medio 2000 langzaam op gang gekomen, terwijl de laatste mogelijkheid om het beleid nog deze kabinetsperiode te evalueren, is gelegen in april 2002. Het is wel mogelijk om dan mede op basis van het bestuurlijk overleg te melden hoeveel geld er tot op dat moment in gestoken is en welke effecten daarvan verwacht worden, maar niet wat de werkelijke effecten daarvan zijn. Immers, de effecten van het beleid zijn pas na een zekere tijd zichtbaar. De staatssecretaris is bereid om zo'n overzicht van de input en de verwachte effecten te verstrekken. Verder blijft hij erbij dat het monitoringsysteem gaandeweg vormgegeven moet worden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Biesheuvel

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA).

Naar boven