25 016
Beleidsvoornemens politie 1997

nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 25 augustus 1997

1. Inleiding

Hierbij ontvangt u, conform onze toezegging in het algemeen overleg met de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Justitie op 11 maart 1997, de rapportage naar aanleiding van de contra-expertise die in onze opdracht is uitgevoerd op het onderzoek naar de kostprijsnormering van het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP)1. Met deze brief en de bijgevoegde rapportage beantwoorden wij tevens de door de heer Gabor op 16 juni jl. ingezonden vragen (Aanhangsel Handelingen nr. 1746, vergaderjaar 1996–1997) naar aanleiding van een bericht in De Telegraaf van 11 juni jl. Het bericht in De Telegraaf was overigens gebaseerd op een concept-versie van de voortgangsrapportage van de interimmanager.

Voorts bieden wij u hierbij ter informatie de voortgangsrapportage aan van de waarnemend algemeen directeur van het LSOP, waarmee inzicht wordt gegeven in de voortgang van het proces ter verbetering van de bedrijfsvoering en de financiële situatie bij het LSOP. Over de situatie bij het LSOP is door ons op 20 augustus jl. overleg gevoerd met het dagelijks bestuur van de bestuursraad van het LSOP. Op de uitkomsten van dit gesprek wordt, na een korte samenvatting van de voortgangsrapportage en een terugblik op 1996, nader ingegaan.

Ten slotte gaan wij kort in op het verzoek van enkele leden van uw Kamer om een aparte notitie te wijden aan het beroepsprofiel van de (toekomstige) politiefunctionarissen.

2. De contra-expertise

De onderzoekers concluderen op hoofdlijnen dat het in opdracht van het LSOP uitgevoerde onderzoek naar de kostprijsnormering weliswaar een beeld geeft van de feitelijke kosten van het LSOP, maar dat de toerekening ervan naar de individuele producten gebreken vertoont. De geconstateerde gebreken zijn onder andere terug te voeren op de wijze waarop de administratie van het LSOP is ingericht, de informatie die in de administratie wordt vastgelegd en de betrouwbaarheid van die informatie. Ook worden vraagtekens geplaatst bij de toegepaste normeringen.

De geconstateerde gebreken zijn zodanig dat in het rapport over de contra-expertise wordt geconcludeerd dat de door het LSOP berekende kostprijzen nog niet bruikbaar zijn als grondslag voor de herziening van de door onze ministeries gehanteerde vergoedingstarieven voor door het LSOP geleverde prestaties.

De onderzoekers onderschrijven daarmee de eerder getrokken conclusies met betrekking tot de dringende noodzaak om de financiële bedrijfsvoering bij het LSOP ingrijpend te verbeteren.

Gezien de verstrekkende conclusies en aanbevelingen uit de contra-expertise hebben wij het rapport voor commentaar aangeboden aan het LSOP. In een eerste reactie heeft de bestuursraad LSOP aangegeven dat het rapport een bevestiging geeft van het ontbreken van de primaire voorwaarden om tot een berekening van adequate kostprijzen per cursus te komen als basis voor de financiering van het LSOP. De bestuursraad LSOP beschouwt de contra-expertise dan ook als een ondersteuning van de noodzaak om hoge prioriteit toe te kennen aan uitvoering van de, in het plan van aanpak van de interim-manager aangekondigde, ingrijpende reorganisatie van de financiële administratie en de bedrijfsvoering.

Voor de korte termijn biedt de reorganisatie van de financiële administratie en bedrijfsvoering van het LSOP onvoldoende soelaas voor de versterking van de financiële positie van het LSOP. In dat kader is de in de contra-expertise voorgestelde aanbeveling overgenomen om een analyse uit te voeren naar de verschillen tussen de huidige financieringssystematiek op basis van een vergoeding per cursusmensdag en de kostprijzen volgens het onderzoek kostprijsnormering. Doel daarvan is primair, langs de weg van de door het LSOP voor de individuele producten berekende kostprijzen, vast te stellen of deze kosten in voldoende mate zijn opgenomen in de momenteel door de ministeries gehanteerde vergoedingstarieven. Daarmee wordt het aansluitend mogelijk om in overleg met het LSOP conclusies te trekken over de eventuele aanpassing van vergoedingstarieven, waarbij uiteraard rekening wordt gehouden met het uitgangspunt dat het onderwijs zo efficiënt mogelijk moet worden verzorgd. De resultaten van de analyse zullen in september a.s. bekend zijn.

3. De voortgangsrapportage

De voortgangsrapportage van de interim-manager, tevens waarnemend algemeen directeur van het LSOP, bevat een aantal voorstellen ter oplossing van de financiële en bedrijfsmatige problemen bij het LSOP. Voorts bevat de rapportage voorstellen voor wijzigingen in de structuur van het LSOP en de positionering van het LSOP. Zoals in de inleiding van de rapportage is vermeld, geeft de waarnemend algemeen directeur bij de uitvoering van zijn opdracht echter prioriteit aan de continuïteit van het onderwijs en de oplossing van de financiële problematiek. Ook de opleidingscapaciteit blijft gewaarborgd.

Het jaar 1996 zal uiteindelijk worden afgesloten met een negatief resultaat van f 1,1 miljoen. Het exploitatietekort in 1996 zou hoger zijn geweest, wanneer rekening zou zijn gehouden met de noodzakelijke voorzieningen voor groot onderhoud en vervanging van onderwijslocaties en voor toekomstige reorganisaties. In de afgelopen jaren zijn middelen die gereserveerd zouden moeten zijn voor toekomstige verplichtingen aangewend voor de gewone bedrijfsvoering. Als gevolg daarvan dreigen er de komende jaren onvoldoende liquide middelen beschikbaar te zijn voor de nodige investeringen voor vervanging en renovatie.

Het LSOP verwacht een deel van dat liquiditeitstekort te kunnen opvangen door enerzijds de efficiency van de opleidingen te verbeteren, waardoor besparingen op de inzet van docenten en trainers kunnen worden gerealiseerd, en anderzijds door het desinvesteren van locaties ten behoeve van het gebruik van meer doelmatig ingerichte opleidingslocaties. Hiervoor is het nodig dat het LSOP op korte termijn een samenhangend voorstel presenteert, waarin ook de reorganisatieplannen worden heroverwogen. Te voorzien valt dat de aangekondigde maatregelen niet zonder meer de voor achterstallig onderhoud en voor voorzieningen in het kader van beleid benodigde gelden opleveren. Het LSOP zal eind dit jaar een overzicht presenteren van de meerjarige financieringsbehoefte. Vermoedelijk is het nodig om een aangepaste vorm van financiering tot stand te brengen om in de behoefte te kunnen voorzien.

Een belangrijke oorzaak voor de ontstane situatie is, zoals ook in de vorige paragraaf is vermeld, de ontoereikende financiële administratie van het LSOP en de afzonderlijke instituten daarbinnen, waardoor er onvoldoende zicht bestaat op mogelijkheden tot kostenbeheersing. De voortgangsrapportage vermeldt diverse, wat ons betreft overtuigende, maatregelen om daarin verbetering te brengen. Door middel van de verbeterde financiële administratie zal het mogelijk zijn om met behulp van de daarin vermelde gegevens reële kostprijzen voor de afzonderlijke diensten van het LSOP vast te stellen. Op basis daarvan kan vervolgens een adequaat financieringsstelsel tot stand worden gebracht. Een sterk verbeterde financiële administratie levert tegelijkertijd de directie van het LSOP een instrument om veel beter dan tot nu toe mogelijk was zicht op de kosten te houden en deze te beheersen en om verdere, naar ons inzicht sterk noodzakelijke, efficiency-maatregelen te treffen.

De waarnemend algemeen directeur constateert voorts dat de relatieve autonomie van de afzonderlijke instituten binnen het LSOP niet heeft bijgedragen aan een eenduidige en transparante bedrijfsvoering van de organisatie als geheel. Hij stelt daarom voor het LSOP om te vormen tot een geïntegreerd opleidingsbedrijf, waarin onderwijsproductie en beheersactiviteiten centraal worden aangestuurd.

Voor de overige maatregelen ter verbetering van de situatie bij het LSOP verwijzen wij u naar de bijgevoegde rapportage.

In ons overleg met het dagelijks bestuur van de Bestuursraad LSOP van 20 augustus jl. is afgesproken dat de voorgestelde maatregelen met betrekking tot de bedrijfsvoering op korte termijn moeten worden geëffectueerd.

De rapportage van de waarnemend algemeen directeur maakt duidelijk dat zowel voor het LSOP alsook voor de departementen de bestaande structuur en bestuursvorm van het LSOP het zicht en greep krijgen op de werkelijke problematiek bemoeilijkt. De voorstellen met betrekking tot de structuur en positionering van het LSOP zullen daarom worden bezien in samenhang met de voornemens rond het project «Toekomstig onderwijs voor de politie» en de uitkomsten van de evaluatie van de LSOP-wet. Deze drie trajecten, structuur LSOP, toekomst politieonderwijs en evaluatie LSOP-wet, zullen worden geïntegreerd in een project, dat binnen enkele maanden resultaten moet opleveren.

Met het dagelijks bestuur hebben wij tevens afspraken gemaakt over het op zo kort mogelijke termijn samenstellen van een nieuw, driehoofdig directieteam, waarin zowel de verbinding met het politieveld is gewaarborgd alsook de nodige onderwijskundige en financiële expertise terug te vinden is. Het streven van ons en de bestuursraad van het LSOP is er op gericht nu zo spoedig mogelijk te komen tot de personele invulling van deze directiestructuur.

Tot slot is afgesproken dat op korte termijn door het LSOP wordt aangegeven wat de prognose is voor de resultaten over 1997, rekening houdend met de resultaten van de in de rapportage en nadere voorstellen aangekondigde saneringsmaatregelen. Met een voorbehoud voor de tarieven voor de primaire opleidingen (zie hierboven) heeft het dagelijks bestuur toegezegd dat het tekort over 1997 lager zal zijn dan in 1996.

Concluderend kan worden gesteld dat de financiële situatie bij het LSOP verbetert, dat de voorgestelde saneringsmaatregelen zonder meer moeten worden doorgevoerd en er in de toekomst veel meer dan voorheen gestuurd zal moeten worden op efficiency en kostenbeheersing. Om de problemen structureel op te lossen zal het bovendien noodzakelijk zijn om aanvullende maatregelen te treffen. Dit betreft onder andere de reeds genoemde aanpassing van de huidige tarieven en vergoedings-systematiek en het optimaliseren van de locatiestructuur. Er zal ook rekening gehouden moeten worden met extra lasten in verband met achterstallig onderhoud en de uitvoering van een sociaal kader.

4. Het (toekomstig) beroepsprofiel van politiefunctionarissen

Voorwaarde voor het vorm en inhoud geven aan het politie-onderwijs is een beeld te hebben van het (toekomstig) beroepsprofiel van de politie. Het in kaart brengen van dat beroepsprofiel voor de politie als geheel en in aansluiting daarop voor de afzonderlijke functies daarbinnen vormt daarom een belangrijk onderdeel van het project «Toekomstig onderwijs voor de politie». Wij zijn voornemens om de Kamer, overeenkomstig het verzoek van enkele leden, op basis van het daartoe uit te voeren onderzoek spoedig nadat de uitkomsten van het onderzoek beschikbaar zijn te informeren over onze visie op het (toekomstig) beroepsprofiel van de politie.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven