25 000 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 1997

nr. 58
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 augustus 1997

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 4 juni 1997 overleg gevoerd met Minister Van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de herstructurering glastuinbouw.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) stelde vast dat voor de herstructurering van de glastuinbouw 300 mln. beschikbaar is. Het wachten is nu op de uitvoering van concrete plannen. LTO Nederland heeft na het vorige algemeen overleg over dit onderwerp, op 12 maart jl., laten weten dat integrale ontwikkelingsplannen zullen worden opgesteld en inmiddels is er voor Noord-Nederland nu zo'n plan, opgesteld door het LEI op initiatief van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Dit plan gaat uit van een projectbureau, een werkfonds en een mobiliteitsfonds en er kan een drieslag mee worden gemaakt: er komt meer ruimte in het Westland, in het Noorden wordt de economische structuur versterkt en door het opzetten van moderne, goed geoutilleerde bedrijven is een behoorlijke milieuwinst te boeken. Zij wilde zeker niet exclusief pleiten voor een verdere ontwikkeling van tuinbouw in het noorden van het land en had ook oog voor andere tuinbouwgebieden, zoals in Zuidoost-Nederland, maar wel geldt dat er nu voor het noorden een goed onderbouwd en uitvoerbaar plan op tafel ligt. Als andere regio's met een soortgelijk plan komen (dus als ook daarmee de genoemde drieslag gemaakt kan worden), wilde zij die voor dezelfde regeling in aanmerking laten komen als het plan van het SNN.

LTO Noord-Nederland en LTO Zuid-Holland hebben gesteld dat op grond van de huidige gegevens al duidelijk is dat er geld tekort is, namelijk ruim 50 mln., vooral voor de infrastructuur. Volgens de minister is er echter voldoende geld aanwezig, mits de provincies de afgesproken bijdragen leveren. Eventueel verwacht de minister een tekort van hoogstens 30 mln. Wat is nu precies de stand van zaken op dit punt?

Zij vond, gezien de stelling van de minister dat een projectbureau op zichzelf een uitstekend idee is, maar dat dit niet zóveel waarde heeft als het de bedoeling is om werkelijk een goede start te maken, dat de benadering van het plan van het SNN wat ruimhartiger zou kunnen zijn.

Of het dan moet gaan om een bedrag van 17,5 mln., kon zij op dit moment nog niet zeggen, nu het rapport van de commissie-Langman over de economische structuurversterking in het noorden nog moet verschijnen. Zij deed de suggestie om voor de komende twee jaar jaarlijks een bedrag van 5 mln. voor het noorden beschikbaar te stellen, onder voorwaarde dat het noorden eenzelfde bijdrage geeft, hetgeen in feite al is toegezegd. Het zal dan vooral moeten gaan om maatregelen die zijn gericht op verbetering van de structuur en van de vestigingsvoorwaarden voor nieuwe tuinbouwbedrijven in het noorden. Zij ging ervan uit dat het bij die nieuwe bedrijven gaat om moderne, goed geoutilleerde bedrijven die aan alle milieuvoorwaarden voldoen, waardoor ook milieuwinst kan worden geboekt. Na die twee jaar kan dan worden nagegaan wat de resultaten zijn geweest, waarna in het kader van het rapport-Langman eventueel met nadere voorstellen kan worden gekomen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) vond dat de minister nog steeds een afhoudende houding inneemt ten aanzien van de herstructurering van de glastuinbouw. Er is indertijd royaal een bedrag van 300 mln. genoemd, over een periode van tien jaar, maar voorlopig is er voor 1997 slechts 18 mln. beschikbaar en daarnaast is er veel geharrewar over de RROG-gelden. De minister stelt dat er geen plannen zijn, maar als die er wel zijn, ontstaat direct weer veel gedoe over de gelden. Staat de minister in dit geheel niet te veel aan de kant? Vraagt het feit dat voor vijftien gebieden integrale ontwikkelingsplannen nodig zijn, niet om een regiefunctie op landelijk niveau? Indertijd heeft de heer Blauw de suggestie gedaan om een nationale stuurgroep in te stellen en mevrouw Van Ardenne voelde daar wel voor. Als straks de integrale ontwikkelingsplannen op tafel liggen, rijst immers de vraag welk plan prioriteit moet hebben, hoeveel geld aan elk plan moet worden toegewezen, op basis van welke criteria dat gebeurt en wie uiteindelijk knopen doorhakt. Inmiddels zijn overigens al enige plannen gepresenteerd, in ieder geval voor de provincies Zuid- en Noord-Holland, maar deze provincies hebben daarbij ook aangegeven dat met het oog op budgettaire problemen niet eerder dan in 2005 de uitvoering van die plannen ter hand kan worden genomen. Komt er dan de komende jaren nog wel íéts op gang? Zo nee, dan komt er voorlopig niets terecht van de structuurversterking en wordt ook de broodnodige milieuwinst niet geboekt.

In dit verband meende zij dat het huidige Zuid-Hollandse glastuinbouwcomplex niet verder uitgebreid moet worden, maar wel heringericht moet worden. Daarvoor is ruimte nodig en op dit moment zijn ter compensatie daarvan ook in Zuid-Holland overloopgebieden gepland, zoals de Hoekse Waard en de B-driehoek. Zij vond dat ook de mogelijkheden van déze overloopgebieden in beeld behoren te komen, naast de mogelijkheden in andere regio's zoals het noorden van het land. Zij wilde bij bedrijven die verplaatst moeten worden, in ieder geval niet gaan voorschrijven waar die bedrijven naar toe zouden moeten; bedrijven moeten zelf een keuze kunnen maken. Dat geldt temeer omdat het bij de overheidsbijdragen niet om forse bedragen gaat. Zo is de bijdrage uit hoofde van de verkavelingsregeling aan een maximum van f 130 000 per bedrijf gebonden. De minister kan daar overigens niets aan veranderen, want dit zijn regels die de EU stelt.

Verder is niet voorzien in een bijdrage voor verplaatsing. Bedrijven die gaan verkavelen, kunnen een beroep doen op de verkavelingsregeling, terwijl voor bedrijven die stoppen, de glasafbraakregeling geldt. Bedrijven die gaan verplaatsen, staan echter met lege handen en mevrouw Van Ardenne leek een regeling op dat punt nodig. Zij stelde zich voor, hierover aan de hand van een motie een uitspraak van de Kamer te vragen. In de vroegere RROG-constructie was er wel zo'n regeling die overigens ook gold als bedrijven zich binnen hetzelfde gebied verplaatsten. Dat laatste is nu echter niet meer mogelijk.

Niet alleen de provincies Noord- en Zuid-Holland, maar ook de provincies Limburg, Groningen, Friesland en Drenthe hebben inmiddels alarm geslagen over het ontbreken van voldoende geld. Limburg vraagt zich af of het nog wel de moeite waard is om met een integraal ontwikkelingsplan te komen en de noordelijke provincies begrijpen niet waarom ze worden uitgenodigd om zo'n plan op te stellen, als ze vervolgens met driemaal f 300 000 worden «afgescheept». Mevrouw Van Ardenne leek dit te weinig en weinig stimulerend. Zij vroeg in dat verband of de glastuinbouw wellicht kan rekenen op ICES-gelden voor herstructurering en nieuwe infrastructuur. Kan verder binnen het groenfonds ruimhartiger worden omgegaan met investeringen voor vernieuwing van glastuinbouw? Te denken valt daarbij aan investeringen voor nieuwe recyclingmogelijkheden en nieuwe energievoorzieningen.

Zij had er waardering voor dat het de bedoeling is om met ingang van 1998 de overdrachtsbelasting voor verplaatsing binnen en uit de herstructureringsgebieden af te schaffen.

De brief van de minister van 21 april jl. heeft de situatie rond de RROG-gelden er niet overzichtelijker op gemaakt. Voor de RROG-gebieden is in het verleden al 54 mln. beschikbaar gesteld en dat geld moet er nog zijn. Volgens de ontwerpreconstructieplannen is in totaal 89 mln. nodig. Wie moet het verschil nu bijpassen? De provincie, of de minister?

Voor de infrastructuurplannen zou, op basis van de 50/50-verdeling, van het Rijk een bijdrage moeten komen van 37 mln. voor het Westland en van 13 mln. voor Aalsmeer. Stelt de minister die bedragen ook daadwerkelijk beschikbaar, of moeten de provincies deze bedragen maar binnen de brede doeluitkering zien te vinden? Dit laatste zou zij beslist niet terecht vinden, gezien de al langer bestaande regel dat het Rijk en de lagere overheden ieder 50% bijdragen in de kosten van nieuwe infrastructuur.

Ten slotte wees mevrouw Van Ardenne erop dat de sociale paragraaf nog onvoldoende is ingevuld. Er gaan nog steeds glastuinders failliet, waarbij sommigen jarenlang met een schuld blijven zitten. Zij drong er nogmaals op aan dat de minister mogelijkheden van schuldsanering bij kleine zelfstandigen onderzoekt.

De heer Huys (PvdA) merkte op dat in het structuurschema groene ruimte is gesteld dat er tot 2010 in het Westland geen problemen hoeven op te treden met de totale ruimte voor glastuinbouw. Hij betwijfelde echter of die stelling op termijn wel houdbaar is. Het integraal ontwikkelingsplan gaat ervan uit dat 80% à 85% van de huidige glasoppervlakte blijft bestaan en hij was er lang niet zeker van of het Westland er werkelijk mee gediend is als nog lange tijd wordt voortgegaan op de weg van een monocultuur. De glastuinbouw moet zeker een belangrijke factor in het Westland blijven, maar het leek hem verstandig om daarnaast ook ruimte te creëren voor andere vormen van bedrijvigheid in dit gebied. Dat betekent dat er méér glastuinbouw uit het Westland zal moeten verdwijnen dan de circa 15% waar nu van wordt uitgegaan.

Vervolgens wees hij erop dat vooral nieuwe infrastructuur in de praktijk leidt tot een betere verkaveling, terwijl de bedrijfsgebonden subsidie juist van veel minder belang blijkt te zijn voor structuurvernieuwing. Hij meende dat uit deze onderzoeksresultaten ook de consequenties getrokken moeten worden, hoe moeilijk dat wellicht is.

Tot nu toe heeft de minister zich hardnekkig verzet tegen een verplaatsingssubsidie met als doel om bedrijven in concentratiegebieden extra te prikkelen om naar een ander gebied te gaan. De heer Huys had dit verzet steeds gesteund, omdat ook hij niet voelde voor een bedrijfsgebonden subsidie aan bedrijven die willen verplaatsen, maar daarmee blijft de vraag open hoe dan toch een verplaatsing uit het Westland op gang kan worden gebracht en ook elders tot een structuurversterking kan worden gekomen. Mevrouw Augusteijn heeft in dat verband al gesuggereerd om extra middelen uit te trekken voor de structuur in het noorden van het land. Zelf deed hij daarnaast de suggestie om in overleg met de staatssecretaris van Financiën een regeling te treffen voor een fiscale tegemoetkoming aan bedrijven die zich uit een concentratiegebied verplaatsen naar een ander gebied dat volgens het structuurschema groene ruimte geschikt is voor glastuinbouw, onder voorwaarde dat deze bedrijven na die verplaatsing voldoen aan de meest vergaande milieu- en energienormen voor glastuinbouw. Daarmee zouden verschillende vliegen in één klap worden geslagen. Als criterium voor de vraag of inderdaad wordt voldaan aan die vergaande normen, zou bijvoorbeeld gekozen kunnen worden voor de al bestaande groen labelkas.

Overigens zou hij de kosten van zo'n fiscale tegemoetkoming willen zoeken binnen het totale bedrag van 300 mln. dat is uitgetrokken voor de herstructurering van de glastuinbouw. Hij vond dit bedrag toch al aan de royale kant en wilde er daarom beslist niet voor pleiten om nog meer geld hiervoor uit te trekken.

In dit verband wees hij erop dat op dit moment nog geheel onduidelijk is op welke tijdstippen welke bedragen nodig zijn om de uitvoering van plannen die nog op tafel moeten komen, te kunnen financieren. De nu al naar voren gebrachte stelling dat er te weinig geld is, vond hij dan ook prematuur. Hij riep betrokkenen op nu te gaan werken aan het opstellen van goede plannen. Als dan in de loop van de komende jaren toch mocht blijken dat er echt meer geld nodig is, zal dat extra geld er ook wel komen. In ieder geval vond hij niet dat het grootste deel van de kosten van de herstructurering van de glastuinbouw door de overheid gedragen zou moeten worden. Het is primair de sector zélf die de kosten hiervan voor zijn rekening moet nemen en het al door de overheid uitgetrokken bedrag van 300 mln. zag hij, zoals al gezegd, als een royaal bedrag. Als gemeenten en provincies (die trouwens de komende jaren echt niet te maken zullen krijgen met hoge lasten als gevolg van de herstructurering van de glastuinbouw) die herstructurering werkelijk zo belangrijk vinden als zij zeggen, zou hij het in de rede vinden liggen als zij dat belang ook in hun prioriteitsstelling tot uiting laten komen.

Ten slotte vroeg hij de minister om mee te denken met de studie die nu gaande is over het ondergronds opslaan van CO2 dat vrijkomt bij industriële processen in het Rijnmondgebied. Hem leek het veel verstandiger om na te gaan of het mogelijk is die CO2 via pijpleidingen naar glastuinbouwconcentraties te vervoeren.

De heer Blauw (VVD) had in een eerder algemeen overleg al herinnerd aan een kabinetsbesluit in het begin van de jaren tachtig, namelijk om voor de glastuinbouw in verband met de energieproblematiek een bedrag van 300 mln. uit te trekken, met als argument dat een investering van 300 mln. in deze sector minstens 1 mld. ten behoeve van de Nederlandse economie zou genereren. Hij vond dat dit principe ook nu nog volledig geldt. Uit een recent gesprek met LTO had hij opgemaakt dat het inmiddels beter gaat met de tuinbouwsector en dat de bedrijven die kassen bouwen, volledig vol zitten met opdrachten, zodat er weer wordt geïnvesteerd in de toekomst. In dat verband betreurde hij het dan ook dat de herstructurering die absoluut noodzakelijk is voor die toekomst, nu vertraging dreigt op te lopen. Hoe staat het met de goedkeuring door de Europese Commissie van de regeling structuurverbetering?

Van vele kanten valt de stelling te horen dat er geld tekort is voor de herstructurering. Gezien de drang in de sector zelf om te investeren in de toekomst en gezien het feit dat een aantal plannen vrijwel besteksklaar zijn, kon hij zich voorstellen dat er inderdaad een financieringsprobleem ontstaat als eenmaal de goedkeuring door de Europese Commissie is verkregen, omdat het bedrag van 300 mln. beschikbaar komt in een periode van tien jaar. Mocht er nu in een bepaald jaar tijdelijk behoefte zijn aan méér overheidsmiddelen dan waarvan nu wordt uitgegaan, dan zou hij graag zien dat dit ook bespreekbaar is, uiteraard onder voorwaarde dat over de volledige periode van tien jaar de 300 mln. niet wordt overschreden.

Hij had begrepen dat er geen ICES-gelden beschikbaar zijn. Waarom is dat vooralsnog niet het geval? Ook vroeg hij welke perspectieven het CO2-reductieplan en eventuele «groenfinanciering» kunnen bieden voor de herstructurering.

Hoewel het stellen van prioriteiten inherent is aan politiek, kon hij zich voorstellen dat provincies daar enige moeite mee hebben. Zijn er wellicht mogelijkheden voor een wat andere aanpak in het kader van de brede doeluitkering? Hij ging er zonder meer van uit dat de provincies inderdaad veel belang hechten aan de ontwikkeling van glastuinbouw, zoals zij iedere keer naar voren brengen, maar als zij dit belang dan zien, dienen zij er ook iets voor over te hebben.

Het sociaal-economisch plan is van essentieel belang voor de herstructurering, omdat er zeker een aantal «wijkers» zullen zijn. Dat is een kwetsbaar punt en het is dan ook nodig om kwalitatief goede deskundigen aan te trekken die het proces kunnen begeleiden. Daartoe is het weer nodig om op langere termijn financiële zekerheid te hebben, opdat inderdaad de juiste deskundigheid aangetrokken kan worden. Hij vroeg of het ministerie daaraan ook een bijdrage kan leveren, binnen de uitgetrokken middelen.

In een vorig algemeen overleg over glastuinbouw is er door de minister op gewezen dat Noord-Nederland in het kader van de IPR-gelden niet heeft gekozen voor een prioriteit voor glastuinbouw. De heer Blauw had toen met het oog hierop de suggestie gedaan om tweemaal 5 mln. uit het totale bedrag van 300 mln. beschikbaar te stellen voor Noord-Nederland, onder een aantal randvoorwaarden, maar later was hem gebleken dat dit weliswaar wel een begaanbare weg was, maar ook een weg met vele risico's, vooral jegens de Europese Commissie. Daarom gaf hij nu graag steun aan de suggestie van mevrouw Augusteijn op dit punt, waarmee inderdaad een drieslag gemaakt zou kunnen worden.

Antwoord van de minister

De minister had al eerder in een brief de financiële stand van zaken op dit moment geschetst en daarbij aangegeven dat naast de al eerder genoemde 54 mln. een extra bedrag van circa 30 mln. nodig is voor de komende jaren, dus in totaal circa 84 mln. Volgens de berekeningen van LTO zou in de meest ongunstige situatie de totaal benodigde rijksbijdrage 109 mln. moeten zijn, dus nog weer 25 mln. hoger dan de 84 mln. Die 25 mln. zou volgens LTO nodig zijn omdat voor het plan-Westland in verband met de duurzame variant een 12 mln. hogere rijksbijdrage moet worden uitgetrokken, terwijl LTO voorts veronderstelt dat voor de zes RROG-projecten een aanvullend budget van circa 13 mln. nodig zou zijn. Er zijn dus kennelijk onzekerheden over het werkelijk benodigde bedrag, maar wel is zeker dat het bij de bedragen die in het vorige algemeen overleg en in de brief van 21 april jl. zijn genoemd, echt gaat om harde budgetten. Bovendien blijken de door LTO geraamde tekorten na verloop van tijd terug te lopen, want naar aanleiding van het algemeen overleg op 12 maart jl. becijferde LTO een tekort van 73 mln. op de aanvankelijk geraamde 54 mln., terwijl in de brief van 15 mei jl. LTO komt tot een tekort van 55 mln. In ieder geval, zo merkte hij met nadruk op, is het kabinet niet bereid om méér middelen uit te trekken ten behoeve van de glastuinbouw dan al beschikbaar zijn gesteld. Dit staat overigens los van de inhoud van nog komende nota's, zoals de nota Milieu en economie die half juni door het kabinet zal worden gepresenteerd en waarin zal worden ingegaan op een aantal interessante projecten die van tuinbouwzijde zijn aangedragen.

In reactie op de opmerkingen over de provinciale bijdragen sloot de bewindsman zich aan bij de al naar voren gebrachte stelling, dat door de provincies in het kader van de brede doeluitkering prioriteiten gesteld zullen moeten worden. Als provincies inderdaad de glastuinbouw vitaal vinden, zoals Noord- en Zuid-Holland hebben laten weten, dienen zij ook vanuit de brede doeluitkering met prioriteit gelden daarvoor te voteren en behoren zij het financiële probleem niet op het bord van de rijksoverheid neer te leggen. Hij had deze opvatting ook door middel van de kaderbrief groene ruimte 1998 aan het IPO kenbaar gemaakt. Overigens vond hij het verheugend dat de provincie Noord-Holland nu bereid is tot een extra inzet van gelden ten behoeve van de herstructurering van de glastuinbouw.

Hij had de indruk dat de financiële randvoorwaarden die van rijkswege zijn gesteld, de uitvoering van de voorliggende plannen voor nieuwe infrastructuur niet belemmeren. Indertijd gold een verdeling van 70/30, hetgeen inmiddels 50/50 is geworden en hij had niet begrepen dat de provincies met die nieuwe verdeelsleutel problemen ondervinden. Binnen de financiële randvoorwaarden zijn ook allerlei inventieve oplossingen te vinden waar hij op zichzelf graag aan wilde meewerken, mits maar niet de rekening bij de rijksoverheid wordt neergelegd. De woorden van de heer Huys in dit verband hadden de bewindsman ook zeer aangesproken. Kennelijk proberen betrokkenen nog steeds tot een onderhandelingsproces te komen, maar hij had al duidelijk gemaakt dat er zeker niet méér rijksmiddelen beschikbaar zullen komen.

Ingaande op de situatie in het noorden van het land zei hij eerst, begrip te hebben voor het pleidooi voor het plan van het SNN dat inderdaad goed aansluit bij het ook door het kabinet gehanteerde thema economie-ecologie. Anderzijds had hij al eerder duidelijk gemaakt geen voorstander te zijn van «pushfactoren» zoals verplaatsingssubsidies. Hij had nu echter begrepen dat het bij de drieslag niet zou gaan om verplaatsingssubsidies, maar om verbetering van de vestigingsvoorwaarden in het noorden van het land, dus om versterking van de «pullfactor». Hij zou graag zien dat mevrouw Augusteijn hier in tweede termijn duidelijkheid over geeft. Een versterking van de trend om te «verkassen» naar het Noorden, zonder dat verplaatsingssubsidies in beeld komen, stond hij op zichzelf zeker voor, ervan uitgaande dat het hiervoor benodigde bedrag kan worden gevonden binnen het totaal beschikbare bedrag van 300 mln. Een en ander kan er bovendien toe leiden dat er wat meer lucht ontstaat in glastuinbouwgebieden in het westen van het land.

Hij wilde nu liever geen verbinding leggen met de werkzaamheden van de commissie-Langman, nu nog in het geheel niet duidelijk is met welke voorstellen deze commissie zal komen.

Mogelijkheden binnen het groenfonds worden op dit moment nader bestudeerd in het kader van de studie over de groen labelkas. Mede naar aanleiding van de discussie hierover met de Kamer wordt hier in het bijzonder met de ministeries van Financiën en VROM nader overleg over gevoerd.

Voor de sociale paragraaf is 15 mln. beschikbaar, mede afkomstig uit DLV- en SEV-gelden. Bij de glasafbraakregeling kunnen ook sociale elementen een rol spelen. Overigens is er het vangnet dat algemeen in Nederland geldt. Hij was daar in eerdere overleggen al nader op ingegaan.

Naar aanleiding van de suggestie van de heer Huys om te komen tot een nadere fiscale tegemoetkoming wees de bewindsman erop dat er inmiddels al het nodige bestaat op dit vlak, zoals de Vamil-regeling en de regeling inzake de overdrachtsbelasting bij verplaatsing. Bovendien loopt er, zoals gezegd, nog een studie over de groen labelkas. Hij had de indruk dat hiermee wel ongeveer de grenzen op dit vlak zijn bereikt.

Het ondergronds opslaan van CO2 dat vrijkomt bij industriële processen in het Rijnmondgebied, is in onderzoek bij het ministerie van VROM. Hij zegde toe bij zijn collega van VROM aandacht te vragen voor het genoemde alternatief. Overigens ging hij ervan uit dat de kosteneffectiviteit steeds een belangrijke parameter hierbij is.

Het proces om te komen tot Europese goedkeuring van de regeling structuurverbetering (de regeling ter verbetering van de verkaveling) is nog gaande. Zeer recent heeft de Europese Commissie laten weten dat zij nadere informatie hierover nodig heeft en hij vreesde daarom dat goedkeuring nog wel even op zich zal laten wachten. Hij stelde zich voor, hierover nu met spoed de Europese landbouwcommissaris aan te spreken, want het goedkeuringsproces duurt wel bijzonder lang.

Ten slotte zegde hij graag nadere aandacht toe, in het kader van de evaluatie, voor het punt van het aantrekken van de juiste deskundigheid voor de begeleiding van de uitvoering van het sociaal-economisch plan.

Discussie in tweede termijn

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) merkte op dat het haar in het noorden van het land ging om zowel verbetering van de structuur als verbetering van de vestigingsvoorwaarden voor nieuwe glastuinbouwbedrijven in dit gebied. Voor een nadere detaillering verwees zij naar het LEI-rapport dat is opgesteld op initiatief van het SNN, waarin zaken ter verbetering van het vestigingsklimaat worden genoemd op het vlak van kennis, afzetgebieden, bedrijfsstructuur, ruimtelijke ontwikkeling en niet in de laatste plaats de factoren arbeid en milieuhygiëne. Zij overwoog om hierover door middel van een motie een uitspraak van de Kamer te vragen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) merkte op dat haar vraag over een mogelijke regiefunctie op landelijk niveau nog niet is beantwoord. Hetzelfde geldt voor de vraag om mogelijkheden van schuldsanering bij kleine zelfstandigen te onderzoeken.

Zij betreurde het dat er verschil van mening tussen haar en de minister was gebleven over de manier waarop omgegaan zou moeten worden met de brede doeluitkering. Zij vroeg ook opnieuw, of de glastuinbouw wellicht kan rekenen op ICES-gelden voor herstructurering en nieuwe infrastructuur. Voor vernieuwing van een gebied is nogal wat geld nodig.

De heer Huys (PvdA) had begrip voor het argument van de minister dat in de subsidie- en de fiscale sfeer al de nodige regelingen bestaan en dat de grenzen op dit vlak ongeveer wel zijn bereikt. Wel zou hij graag zien dat eens aan de hand van enige voorbeelden duidelijk wordt gemaakt wat het concreet betekent voor een tuinder als hij zijn bedrijf naar het noorden wil verplaatsen.

De minister zegde dit toe.

Hij was aangesproken door de nadere toelichting van mevrouw Augusteijn. Wel merkte hij nogmaals op dat er in verband met EU-regelgeving geen sprake mag zijn van subsidiëring van individuele bedrijven.

Hij kon zich voorstellen dat de vraag wordt opgeworpen of niet een regiefunctie op landelijk niveau nodig is, gezien de soms vrij scherpe discussies tussen Rijk en provincies. Er is echter ook een sterke betrokkenheid van de sector zelf. Allerlei zwaar opgetuigde nieuwe instrumenten op dit vlak zullen niet wérkelijk helpen, maar hij was wel bereid nog eens na te gaan of voor de komende jaren verwacht mag worden dat het redelijk gesmeerd zal verlopen.

Op het punt van de ICES-gelden kon hij nu niet ingaan. Daar zal met prinsjesdag duidelijkheid over worden gegeven. Overigens herinnerde hij aan de herhaalde uitlating van zijn collega van Financiën dat er helemaal geen ICES-gelden zijn.

Schuldsanering vindt plaats via de procedures van het Borgstellingsfonds. In de brief van 7 juni 1996 had hij al aangegeven dat het ministerie van LNV zich daarbij uiterst soepel opstelt.

De voorzitter van de commissie,

Blauw

De griffier van de commissie,

Van Overbeeke


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M. M. H. Kamp (VVD), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD) en Th. A. M. Meijer (CDA).

Plv. leden: De Haan (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), Verspaget (PvdA), M. M. van der Burg (PvdA), Verkerk (AOV), Dijksma (PvdA), Poppe (SP), Van Walsem (D66), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), Van Zijl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD), H. G. J. Kamp (VVD) en Beinema (CDA).

Naar boven