25 000 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1997

nr. 99
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 3 september 1997

Inleiding

Met deze brief informeer ik u over de behoeftestelling voor de completering van de «Patriot Advanced Capability 3»(PAC-3). Deze is vooral gericht op de verbetering van de capaciteit van het Patriot luchtverdedigingssysteem tegen tactische ballistische raketten (TBM's) en kruisvluchtwapens die mogelijk zijn uitgerust met massavernietigingswapens. De behoefte betreft de verwerving van PAC-3 raketten, aanvullende lanceerinrichtingen en aanpassing van het bestaande systeem om een PAC-3 raket op afstand te lanceren. Als onderdeel van het totale PAC-3 verbeteringsprogramma is eerder het contract van de zogenoemde PDB5/SD5 modificatie gesloten. Deze modificatie, die in 2000 – 2001 bij de vier Patriotsystemen wordt uitgevoerd, behelst de verbetering van onder andere het bereik en het onderscheidend vermogen van de radar en is tevens nodig om het gebruik van de PAC-3 raket mogelijk te maken (Kamerstuk 23 900 X nr. 96, d.d. 4 juli 1995).

Algemeen

De groeiende dreiging als gevolg van de proliferatie van TBM's, geleide lucht-grond raketten, «anti-radiation missiles» en kruisvluchtwapens1, al dan niet voorzien van massavernietigingswapens, en de mogelijke verdediging hiertegen zijn de afgelopen jaren aan de orde geweest in de «Senior Defence Group on Proliferation» (DGP) van de NAVO. Dit heeft geresulteerd in een reeks aanbevelingen ter verbetering van de bondgenootschappelijke verdediging tegen deze wapens op de volgende terreinen: de verwerving van inlichtingen, de commandovoering (BM/C3I), het onderscheppen van gelanceerde raketten (active defence), het neutraliseren van de lanceercapaciteit van een agressor (conventional counter force) en het minimaliseren van de effecten van een aanval (passive defence). In de meeste gevallen kan worden voortgebouwd op bestaand beleid en op de aanwezige capaciteit. Een belangrijk uitgangspunt is dat de maatregelen zich in eerste instantie richten op de bescherming van uitgezonden eenheden. Nederland wil hieraan een representatieve bijdrage leveren die ook op termijn is vol te houden. Daarom zal er naar worden gestreefd de inzetmogelijkheden van bestaande systemen uit te breiden. Op het gebied van «active defence» en in het bijzonder de actieve luchtverdediging, sluit dit aan bij de verbreding van de klassieke luchtverdediging (van «Integrated Air Defence» naar «Extended Integrated Air Defence») waarvan de verdediging tegen TBM's en kruisvluchtwapens ook deel uitmaakt.

Uit NAVO-onderzoek naar de effectiviteit van een grond-lucht verdedigingssysteem tegen ballistische raketten blijkt dat een combinatie van op land en op zee gestationeerde systemen het beste resultaat oplevert. Het betreft systemen in de zogenoemde «lower layer», dat wil zeggen systemen die de vijandelijke raketten aan het eind van hun traject, na hun exo-atmosferische baan, moeten vernietigen. De Koninklijke marine onderzoekt de mogelijkheden terzake van de luchtverdedigingssystemen van de luchtverdedigingsfregatten. Voor het Patriotsysteem, dat reeds in gebruik is bij de Koninklijke luchtmacht, is hiervoor door de VS het verbeteringsprogramma PAC-3 ontwikkeld.

Het grondgebonden luchtverdedigingssysteem Patriot is in de periode 1987–1990 bij de Koninklijke luchtmacht ingevoerd ter vervanging van het verouderde Nike-systeem. Nederland sloot zich toen aan bij de VS en Duitsland, die ook hun Nike-systemen vervingen. Andere landen hadden systemen die nog niet aan vervanging toe waren of zagen af van de aanschaf van Patriot-systemen. Thans geldt het Patriot-systeem als het beste grondgebonden luchtverdedigingssysteem. Het beschikt bovendien over voldoende groeipotentieel om door middel van verbeteringsprogramma's een toereikende capaciteit te verwerven voor de verdediging tegen middellange en lange afstands TBM's.

Huidige situatie

Tijdens de Golfoorlog werd de dreiging van TBM's, al of niet voorzien van massavernietigingswapens, evident. Om de dreiging te pareren, werden, vooral vanwege hun radar- en raketeigenschappen, Amerikaanse en Nederlandse Patriot-systemen ingezet. Uit de evaluatie van deze inzet is gebleken dat het Patriot radar- en vuurleidingssysteem voldoende potentie heeft voor een volwaardige «lower layer»-capaciteit, maar dat daarvoor een aantal beperkingen diende te worden opgeheven.

Deze betreffen allereerst de verdediging tegen TBM's die zijn uitgerust met massavernietigingswapens. Voor het afdoende uitschakelen van deze TBM's, is het noodzakelijk dat de TBM op grote hoogte én precies wordt geraakt. Uitsluitend op deze wijze wordt verzekerd dat de vernietigende kracht, chemische strijdmiddelen of andere ongewenste effecten niet op de grond hun uitwerking hebben. De raketten waar de Koninklijke luchtmacht thans over beschikt, hebben het noodzakelijk hoogtebereik en deze precisie niet. Ook is de computer in het vuurleidingssysteem niet in staat de benodigde nauwkeurige informatie over het traject van de naderende raket tot het moment van onderschepping te verzorgen.

Een tweede beperking van het huidige systeem betreft de verdediging tegen TBM's die van grote afstand worden gelanceerd. TBM's die van een afstand van 1000 kilometer en meer worden afgevuurd, ontwikkelen in het laatste deel van hun vluchtbaan zo'n hoge snelheid en hebben zo een steile invalshoek dat dit speciale eisen stelt aan de detectieapparatuur en aan de onderscheppende raket. De geaccordeerde PDB5/SD5 modificatie voorziet reeds in de vereiste verbetering van de detectie. Snelheid, acceleratievermogen en precisie van de onderscheppingsraket moeten echter nog worden verbeterd.

Een derde beperking betreft de grootte van het te beschermen gebied. In het kader van de geïntegreerde luchtverdediging zijn binnen de NAVO afspraken gemaakt over de omvang van door geleide wapeneenheden te verdedigen gebieden met vitale objecten en gebieden waarin eenheden zijn ontplooid. Het betekent voor een TRIAD-squadron, onder gemiddelde geografische omstandigheden, een te beschermen gebied van ongeveer 40 bij 40 kilometer. De Nederlandse TRIAD-squadrons zijn in staat een dergelijk gebied te verdedigen tegen de klassieke luchtdreiging. Naarmate TBM's een hogere snelheid hebben na hun exo-atmosferische baan, wordt het gebied (de «footprint») waarin de onderscheppende raket effectief is, des te kleiner. Om de vereiste gebiedsomvang afdoende te beschermen, dienen de lanceerinrichtingen op afstand van het vuurleidingssysteem geplaatst te worden. De lanceerplatforms van de Patriots kunnen thans, vanwege technische beperkingen, niet op de noodzakelijke afstand («remote») worden opgesteld.

Een laatste beperking betreft de capaciteit tegen zeer kleine laagvliegende doelen, zoals bijvoorbeeld kruisvluchtwapens. Zowel het Patriot- als het Hawk-systeem hebben hiertegen geen afdoende verdedigingscapaciteit. De geringe radarreflectie, de kromming van de aarde en de lage nadering van deze kleine doelen zorgen voor een late detectie. Hierdoor wordt de reactietijd voor het luchtverdedigingssysteem zeer kort. Met de PDB5/SD5 modificatie wordt de detectiecapaciteit sterk verbeterd. De huidige raketten zijn echter niet snel genoeg en accelereren onvoldoende om de gedetecteerde laagvliegende dreiging uit te schakelen.

De huidige lanceerinrichtingen van de Patriot zijn niet geschikt voor het afvuren van PAC-3 raketten. Hiervoor is modificatie van de lanceerinrichtingen noodzakelijk. De benodigde modificatiepakketen zijn in ontwikkeling. De PAC-3-lanceerinrichtingen zullen elk over acht vuurgerede raketten kunnen beschikken.

De gewenste verbetering

Nederland stelt in beginsel al zijn parate eenheden beschikbaar voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties. Onderscheid is gemaakt tussen vredebewarende en vrede-afdwingende operaties. Voor vredebewarende operaties wordt uitgegaan van deelname van eenheden van bataljonssterkte (of equivalent daarvan) in internationaal verband. Zij dienen deze inzet gedurende langere tijd vol te kunnen houden. Voor vrede-afdwingende operaties is het principe deelname van eenheden van brigadesterkte (of equivalent daarvan) die eenmalig zullen worden ingezet. Van de TRIAD-squadrons worden in beginsel twee squadrons beschikbaar gesteld voor vrede-afdwingende operaties danwel een squadron voor vredebewarende operaties. In navolging van de NAVO-eis de uit te zenden eenheden te beschermen tegen TBM's en kruisvluchtwapens, is de verbetering van de Nederlandse TRIAD-squadrons gericht op deze inzetopties.

Na de uitvoering van de reeds voorziene modificaties aan het Patriotsysteem zijn de TRIAD-squadrons in staat een beperkte bijdrage te leveren aan de verdediging tegen TBM's. Het completeren van het PAC-3 programma heft de genoemde tekortkomingen op. De Amerikaanse landmacht heeft een onderzoek uitgevoerd naar de optimale PAC-3 capaciteit van de Patriot squadrons onder meer qua trefzekerheid en gebiedsdekking. De Amerikaanse (en Duitse) squadrons beschikken thans elk over acht lanceerinrichtingen. De conclusie luidde dat van elk squadron vier lanceerinrichtingen gemodificeerd dienen te worden naar de PAC-3 standaard en dat vier standaard lanceerinrichtingen ongewijzigd blijven. Dit maakt de gewenste verspreide opstelling van PAC-3 lanceerinrichtingen mogelijk, terwijl er vier standaard lanceerinrichtingen voor de klassieke verdediging beschikbaar blijven. Hiervoor is naast modificatie van lanceerinrichtingen ook aanpassing van de vuurleidingscomputers naar de PAC-3 standaard noodzakelijk en het voorzien in een «remote launch» capaciteit. Aldus wordt een toereikende verdediging bereikt van te beschermen gebieden voor zowel de klassieke luchtverdediging als voor de verdediging tegen TBM's en kruisvluchtwapens. In navolging van zowel de Amerikaanse als Duitse regering, zal Nederland deze studie als uitgangspunt nemen voor de verbetering van het Patriot-systeem voor de verdediging tegen TBM's en kruisvluchtwapens.

Om te kunnen beschikken over de capaciteit zoals de Amerikaanse studie aangeeft, dienen de twee uit te zenden TRIAD-squadrons te kunnen beschikken over elk vier PAC-3- en vier standaard lanceerinrichtingen. Het is gewenst alle vier de parate TRIAD-squadrons identiek samen te stellen en te organiseren, zodat het oefenen, opwerken, uitzenden en aflossen van de eenheden effectief en efficiënt te realiseren is. Rekening houdend met de aanwezige risico's, financiën en met operationele prioriteiten, is gekozen alle squadrons te voorzien van twee PAC-3-lanceerinrichtingen en vier standaard lanceerinrichtingen. De vuurleidingssystemen worden voorzien van de benodigde aangepaste computers en elk Patriotsysteem krijgt de beschikking over een «remote launch» capaciteit. Thans beschikt de Koninklijke luchtmacht, verdeeld over vier squadrons, in totaal over twintig lanceerinrichtingen. Om per squadron over vier standaard lanceerinrichtingen en twee PAC-3 inrichtingen te beschikken zijn in totaal 24 lanceerinrichtingen benodigd waarvan acht met een PAC-3-capaciteit. Aangezien PAC-3-lanceerinrichtingen kunnen worden gerealiseerd door het modificeren van standaard lanceerinrichtingen, is voorzien in de aanschaf van vier extra standaard lanceerinrichtingen en acht PAC-3 modificatiepakketten.

Deze opzet maakt het mogelijk om de twee uit te zenden squadrons voor crisisbeheersing, elk te versterken met maximaal twee PAC-3-lanceerinrichtingen van de niet ingezette squadrons. Hierdoor wordt de eerder genoemde optimale mix van «4+4» lanceerinrichtingen verkregen. Indien, in een algemeen verdedigingsscenario, alle squadrons tegelijk worden ingezet, moeten de PAC-3 inrichtingen op de meest vitale posities worden opgesteld. De te verdedigen gebieden zijn dan evenwel in totaliteit niet optimaal tegen TBM- en kruisvluchtwapendreiging beschermd. Dit is gezien de huidige internationale veiligheidssituatie naar mijn mening voor de voorziene toekomst aanvaardbaar. Mocht deze situatie veranderen, kan alsdan besloten worden de ontbrekende lanceerinrichtingen aan te schaffen en alle squadrons van een «4+4» configuratie te voorzien.

Voor het bepalen van het aantal aan te schaffen raketten bij de grondgebonden geleidewapeneenheden is tot nu toe binnen de NAVO uitgegaan van een «load» en «reload». De regering van de VS en Duitsland hebben dit mede, bij hun beslissing over de PAC-3 modificatie, als uitgangspunt genomen. De huidige Nederlandse Patriot-eenheden beschikken over een combinatie van op het doel toegesneden raketten. Er zijn vier raketten per lanceerinrichting. Inclusief de «reload» zijn er in totaal 160 raketten. Op de lanceerinrichtingen van de PAC-3 kunnen acht vuurgerede raketten worden geplaatst. Uitgaande van «load»- en een «reload»-capaciteit is de behoefte 128 PAC-3 raketten voor de TBM- en kruisvluchtwapenverdediging. Ik ben voornemens de aanschaf van de PAC-3 raketten gefaseerd uit te voeren. Bij de initiële bestelling wordt uitgegaan van de verwerving van 64 raketten met een optie op nog eens 64 raketten. De beslissing om de optie om te zetten in een daadwerkelijke bestelling zal kort na de eeuwwisseling worden genomen. Dan zal meer inzicht bestaan in de verdere ontwikkeling van de veiligheidssituatie en daardoor in de proliferatie van TBM's en kruisvluchtwapens zoals die door de DGP worden onderzocht.

Internationale samenwerking

Op het gebied van de luchtverdediging met het Patriot-systeem wordt sinds de aanschaf in 1987 nauw samengewerkt met de VS en Duitsland. Deze samenwerking betreft op materieel-logistiek gebied de voortgaande technische en de operationele verbeteringen aan het systeem. Ook wordt er regelmatig in internationaal verband operationeel geoefend. Recente voorbeelden hiervan zijn de oefening «Roving Sands» in de VS, waar de verdediging tegen het gehele scala aan luchtdreigingen is beoefend, en de door de Koninklijke luchtmacht georganiseerde oefening «Joint Project Optic Windmill», die was toegespitst op TBM- en kruisvluchtwapenaspecten en waaraan naast de Koninklijke marine, Duitsland, de VS en andere Navo partners hebben deelgenomen. De VS zullen hun Patriot-systemen voorzien van een PAC-3 capaciteit. In Duitsland zal parlementaire behandeling van de PAC-3 modificatie in het najaar plaatsvinden. Voorzien wordt dat de genoemde vormen van internationale samenwerking worden gecontinueerd.

Personele aspecten

Het personeel dat is belast met de lancering behoort thans, voor een squadron uitgerust met vijf lanceerinrichtingen, tot één centraal gepositioneerde lanceerploeg. Deze ploeg is verantwoordelijk voor het onderhoud en het laden van alle lanceerinrichtingen. Gelet op de voorziene bedrijfszekerheid van de inrichtingen is, ten behoeve van onderhoud, geen extra personeel nodig. Als de op afstand geplaatste inrichtingen niet in een gebied worden opgesteld dat al wordt bewaakt, zal de bewaking in beginsel worden verzorgd door eenheden van de Koninklijke luchtmacht, danwel door personeel van andere deelnemers aan de operatie. Met drie extra, op afstand opgestelde lanceerinrichtingen, zal het ontplooien en herladen een grotere personele inspanning vergen. Deze inspanning kan binnen het huidige personeelsbestand worden opgevangen. Bij de uitvoering van dit project zal het huidige personeelsbestand als randvoorwaarde dienen.

Financiële aspecten/projectplanning

De initiële projectuitgaven bedragen, inclusief 64 PAC-3 raketten en reservedelen ongeveer f 260 miljoen. Voor de optie op 64 additionele PAC-3 raketten is ongeveer f 160 miljoen voorzien. De initiële PAC-3 capaciteit, zal gefaseerd worden ingevoerd in de periode 2001 tot 2005. Over de optie om 64 additionele raketten te verwerven zal omstreeks het jaar 2002 een beslissing worden genomen. Die laatste raketten zouden dan vanaf het jaar 2005 kunnen worden ingevoerd.

Tot slot

Gelet op de wens voort te bouwen op bestaande systemen en vooralsnog af te zien van de verwerving van gespecialiseerde systemen, zijn voor een adequate grondgebonden TBM-verdedigingscapaciteit geen productalternatieven voorhanden. Om die reden heb ik het voornemen, indien gewenst na overleg met u, het project «Patriot-raketten en lanceerinrichtingen» ter completering van de PAC-3 capaciteit, voort te zetten met een gecombineerde voorstudie, studie en verwervingsvoorbereiding. In deze vervolgfase zal ondermeer nader worden ingegaan op de internationale samenwerkingsmogelijkheden en de mogelijkheden van participatie van de Nederlandse industrie. Over de uitkomsten van de B/C/D fase zal ik u informeren.

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling


XNoot
1

In het reserende deel wordt, als er gesproken wordt over kruisvluchtwapens, tevens geleide luchtgrondwapens en «anti-radiation missiles» bedoeld.

Naar boven