Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25000-VIII nr. 118 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25000-VIII nr. 118 |
Vastgesteld 26 juni 1997
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 15 mei 1997 overleg gevoerd met staatssecretaris Nuis van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over:
– het besluit van 27 maart 1997, houdende nieuwe regels met betrekking tot het verstrekken van subsidie ten behoeve van herstel van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997, Staatsblad 1997, nr. 145);
– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de heer Nuis, d.d. 10 april 1997 inzake het besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (OCW-97-461) (zie bijlage).
Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen vanuit de commissie
Mevrouw Versnel-Schmitz (D66) stelde vast dat het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (BRRM) de structurele toedeling regelt, nadat eerder tweemaal centraal verdeeld is. Vanaf 1998 zal geld worden toegedeeld dat in 2003 zal worden uitbetaald. Per jaar gaat het om 135 mln., hetgeen vrijwel een verdubbeling is van het de laatste jaren gebruikelijke bedrag. Positief is de aansluiting op de stadsvernieuwing. Ook is het goed dat de historische omgeving van de binnenstadsvernieuwing een apart element is in het besluit. Teleurstellend is dat er nog geen directe verbinding is met het onderhoud, afgezien van de verplichtingen in artikel 29. Wanneer is de integrale regeling hieromtrent te verwachten? In het proces is haast geboden, want de inwerkingtreding is op 16 juni voorzien. De behoeftebepaling moet voor 1 augustus verricht zijn. Met een plausibele motivering zou hiervan moeten kunnen worden afgeweken.
Er wordt uitgegaan van de restauratiebehoefte en niet van het aantal monumenten in een gemeente. De verdeling van de budgetten zal worden verricht door de budgethoudende gemeenten en de provincies. Binnen de gemeenten vindt een prioriteitsstelling plaats, waarna de provincies de prioriteiten stellen tussen de gemeenten. Uiteindelijk bepaalt de staatssecretaris de toedeling.
Een punt van zorg zijn de restauraties die in het verleden uit eigen zak zijn betaald. Een aantal gemeenten heeft in het kader van de stadsvernieuwing voorfinanciering verzorgd voor noodzakelijke restauraties. Volgens de toelichting op artikel 3 staat er een zware sanctie op het starten van een restauratie voordat de subsidiabele restauratiekosten zijn bepaald. Als deze kosten wél zijn bepaald en wordt gestart zonder subsidietoekenning, blijft het mogelijk om subsidie aan te vragen. In de toelichting op de artikelen 11 en 12 staat echter dat geen sprake is van een verplichting tot het opnemen van uitsluitend die objecten die op een behoefteraming voorkomen. Daarmee is het mogelijk dat een reeds gedane investering niet in de behoefteraming zit, terwijl toch uitbetaling plaatsvindt. In de volgende behoefteraming loopt de eerdere raming natuurlijk door, waardoor een vreemde situatie kan ontstaan.
In het besluit worden drie aparte categorieën gehanteerd: woonhuizen/boerderijen, kerken en overige monumenten. Het verdient aanbeveling om de tweede en derde categorie samen te voegen. De flexibiliteit wordt daarmee vergroot. Hofjes van liefdadigheid vallen overigens vreemd genoeg in de categorie «overige monumenten».
De bedoeling van de gehele operatie is het inhalen van een achterstand binnen de verschillende categorieën. Het is van groot belang, goede keuzen te maken. Er is met de prioriteitsstelling een aanvaardbare oplossing gevonden. Het is in feite een verdeelsysteem, dat in die zin te vergelijken is met het Londosysteem.
Bij dit soort operaties ontstaat altijd angst. Zo wordt bijvoorbeeld gevreesd dat onzelfstandige gemeenten minder gemotiveerd zullen zijn om eigenaren van woonhuizen over de streep te trekken. Immers, de toedeling gebeurt elders en men voelt zich onzeker. Enige massage kan hier behulpzaam zijn. Een andere angst is die voor een mogelijk minder flexibele werking. Als een nieuwe eigenaar in tegenstelling tot de vorige het monument wenst te restaureren, kan een gemeente wellicht te weinig bevorderend werken. Door de VNG is bovendien de angst voor willekeur van de provincies geuit. Een verantwoordingsplicht van de provincies kan in dezen een oplossing bieden. Een openbare motivering kan de angst voor een belangrijk deel wegnemen.
Binnenkort zal de vaststelling van jonge monumenten plaatsvinden. Een aantal gemeenten die zelfstandig zijn in de stadsvernieuwing, komen met de jonge monumenten erbij boven de grens. Het lijkt goed om deze gemeenten op basis van de conceptindicatievelijst (CIL) binnen de categorie van budgethouders te brengen. Gemeenten die in de inventarisatie achteraan komen, mogen niet als laatste aan de orde komen in de besteding. Voor bijvoorbeeld Hilversum zou dit slecht uitpakken.
De subsidievermindering van 10% heeft een goede kant, omdat in kortere tijd meer kan worden gedaan. Eigenaar-bewoners komen er verhoudingsgewijs vrij goed af. Non-profitorganisaties als een BV Stadsherstel komen er echter niet goed vanaf. Zij vallen onder het eerste part van de 40%, maar komen niet in aanmerking voor de fiscale voordelen, noch voor de 30% van de non-profitorganisaties die geen vennootschapsbelasting betalen. De op 21 januari toegezegde verheldering is tot op heden uitgebleven. De VNG heeft het voorstel gedaan om discretionair om te gaan met het subsidiepercentage. Dat gaat wat ver. Beter is het om bijvoorbeeld de stadsvernieuwingssubsidies toe te voegen, maar daarmee ontstaat stapeling, die inmiddels verboden is. Grote restauraties in het verleden waren echter slechts mogelijk door stapeling.
Het tijdpad is ingewikkeld. In 1998 wordt het budget voor 2003 vastgesteld. In de tussentijd kan wel met de restauraties worden begonnen. Daarvoor is er de leningfaciliteit van het Nationaal restauratiefonds (NRF). Was het niet eenvoudiger geweest om het extra geld via een apart systeem van jaar tot jaar toe te delen? Zouden daarmee nu echt grote ongelijkheden zijn ontstaan?
Het is goed dat met het nieuwe besluit de positie van de aanvrager en de beroepsmogelijkheid duidelijker zijn geworden.
In de toelichting op artikel 16 wordt impliciet een keuze gemaakt voor het terugrestaureren naar een bepaald tijdperk. De gerealiseerde restauratie van Het Loo zou met de nieuwe regeling onmogelijk zijn. Dit punt is een beleidsdiscussie waard en mag niet verstopt worden in een toelichting.
Stichtingen met maar één woonhuis profiteren oneigenlijk van het verhoogde subsidiepercentage. Wordt dit pas vanaf 2003 teruggedraaid?
In het kader van de Financiële-verhoudingswet moet een onderzoek worden verricht naar de bestuurskosten. Wanneer zal dit voltooid zijn? Bij de evaluatie zullen IPO en VNG betrokken moeten worden. Ook de wat onevenredige verdeling tussen budgethoudende gemeenten en provincies verdient de aandacht, waarbij de vraag moet worden gesteld hoeveel provincies nog op eigen kracht subsidiëren. Ten slotte moet bezien worden of het systeem van de technische behoefteraming en kostenkengetallen werkt.
De heer Van Gelder (PvdA) toonde waardering voor de inzet van de staatssecretaris. Dat laat onverlet dat monumentenrestauratie nog lange tijd rijksbemoeienis zal vergen. De voortgezette inspanningen van de staatssecretaris zullen door de PvdA-fractie worden gesteund.
Het besluit is geen goed voorbeeld van regelgeving anno 1997. Het is dermate ingewikkeld, dat soepele toepassing ervan dringend noodzakelijk is. Gemeenten moeten coulant behandeld worden als zij er niet exact in slagen om op het juiste moment te voldoen aan de diverse vereisten.
De onderhouds- en restauratieregeling zijn niet in elkaar geschoven. Dit valt te betreuren, want zonder goed onderhoud zijn er over enkele jaren opnieuw problemen.
In algemene zin valt te leven met de 10%-subsidiekorting, maar bepaalde non-profitorganisaties en particulieren kunnen erdoor in de problemen komen. Ook hierbij is soepelheid gewenst. Waarom wordt gemeenten in dezen geen speelruimte geboden?
De verdeling van de middelen blijft arbitrair. De opbouw van het monumentenbestand, waarbij de behoefte bepalend was, zou enigszins indicatief kunnen zijn voor de verdeling van de gelden. Aan de ene kant wordt gesproken van behoefte-indicaties, terwijl aan de andere kant precieze percentages worden vastgesteld. Met enige soepelheid zou beter op de behoeften kunnen worden ingespeeld. De kanjers zullen door de provincies gefinancierd moeten worden en kunnen een onevenredige claim op het budget leggen. Wellicht is het verstandiger, de kanjerregeling bij het Rijk te laten.
De hoeveelheid gemeenten die een eigen beleid kunnen voeren, neemt af. In het huidige systeem hebben de gemeenten de vrijheid om te kiezen tussen eigen beleid of provinciaal beleid. Elke keuze roept natuurlijk protest op, maar een nadere motivering van de keuze in het besluit lijkt noodzakelijk.
Het zou goed zijn als de staatssecretaris de Kamer een kort stuk doet toekomen, waarin een verheldering van een aantal punten wordt gegeven. De PvdA-fractie hecht in ieder geval zeer sterk aan een evaluatie over drie jaar.
Mevrouw Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD) toonde zich zeer tevreden met de 275 mln. extra voor de monumentenzorg. De staatssecretaris zal worden gesteund in zijn verdere inspanningen op dit terrein.
Het besluit past niet in deze tijd. Het is niet alleen onleesbaar, maar ook zeer bureaucratisch. De uitvoering is bijzonder ingewikkeld. Niet voor niets wordt gepleit voor een vergoeding voor de bestuurskosten. Bovendien is de regeling controversieel. De brief van de VNG is duidelijk negatief getoonzet. Dat zelfde geldt voor de IPO-inbreng, waarin er bij de Kamer voor wordt gepleit om de staatssecretaris terug te sturen naar de onderhandelingstafel. De stichting Nationaal contact monumenten (NCM) toont zich tevreden met het geld, maar vreest het ergste voor de uitvoering.
De briefing heeft duidelijk gemaakt hoe bureaucratisch en ingewikkeld met de budgetten geschoven zal worden. De VVD-fractie is het volledig eens met de 50% voor de woonhuizen, maar het schot tussen kerken en overige monumenten moet verwijderd worden.
Zonder omhaal wordt de Kamer gemeld, dat de staatssecretaris geen kans heeft gezien, onderhoud en restauratie in elkaar te schuiven, terwijl dat een van de grote aanleidingen was voor dit besluit. Een van de kerndoelen wordt simpelweg niet bereikt.
Van de gemeenten had 85% een eigen commissie en een eigen verordening. Na deze operatie zal slechts 15% van de gemeenten budgethouder zijn, terwijl de VVD-fractie groot voorstander is van een grote rol van gemeenten in dit proces. De toedelingscriteria van de provincies zijn nog onbekend. Er wordt dus budget toegekend zonder dat bekend is op welke wijze de gemeentelijke prioriteiten zullen doorwerken.
Er wordt een bizar stuwmeer gecreëerd van afspraken en toezeggingen. Op een veel later moment zal uiteindelijk uitbetaling volgen. Het verhaal staat of valt met wat er na 2002 gebeurt, maar daarop is geen enkel zicht. Daarmee is het beleid uitermate riskant.
De kanjerregeling moet bij het Rijk blijven. Het gaat om grote knelpunten, waarvoor flinke bedragen nodig zijn.
De heer Van der Vlies (SGP) sprak zijn waardering uit voor de extra injectie in de monumentenzorg. Hij achtte het echter de vraag of het besluit als een aanjaagmotor of een remmende constructie in het verdere proces moet worden beschouwd. Niet geheel duidelijk is waarom is gekozen voor een nieuwe regeling en niet voor het laten voortbestaan van de huidige. Het is goed dat niet wordt verdeeld naar aantallen geregistreerde monumenten, maar naar de concrete behoefte op korte termijn. Er komt een nieuwe verdeling van de bevoegdheden tussen provincies en gemeenten. Versnippering moet worden voorkomen. Gemeenten met een klein aantal monumenten en een klein financieel draagvlak moeten toch een keer aan de beurt komen. De motivatie die in de gemeenten is gegroeid, mag bij de toekomstige niet-budgethoudende gemeenten niet verdwijnen.
De tweede fase moet veilig worden gesteld en moet zich gaan aftekenen. Restauratiebeleid kan niet slechts voor één periode worden gevoerd. Het gaat om langetermijnbeleid. De SGP-fractie is voorstander van een continuering van de financiële inspanning.
Het is zeer te betreuren dat de onderhoudsregeling niet is geïntegreerd in de restauratieregeling. De staatssecretaris ziet de noodzaak, maar is niet bij machte gebleken om dit te realiseren.
De subsidieverlaging van 10% kan problemen opleveren voor non-profitorganisaties en voor bepaalde particulieren. Voor non-profitorganisaties kan het een verhoging van 50% van hun inspanning inhouden. Flexibiliteit en maatvoering kunnen hier oplossingen bieden.
Alles overziend lijkt het inderdaad het beste om de kanjerregeling bij het Rijk te houden.
De inventarisatie jongere bouwkunst is nog lang niet overal even ver. Het is niet goed om voor de behoefteraming alleen uit te gaan van de geregistreerde projecten die voor 1 juli 1996 zijn aangemeld. De suggestie om de CIL hierbij een rol te laten spelen verdient overweging. Ook kan gedacht worden aan reservevorming.
Diverse gemeenten hebben bepaalde projecten naar voren gehaald door voorfinanciering te verstrekken. Als dit geen parameter wordt in de behoefteraming, dreigen zij in de problemen te geraken. Daarvoor moet een oplossing worden geboden.
Een evaluatie is noodzakelijk. De resultaten van de nieuwe verdeelsystematiek moeten worden afgezet tegen die van de huidige.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA) verwees naar de inbreng van de Raad voor cultuur, die zich afvraagt of de overigens welkome eenmalige financiële impuls voldoende reden is voor een zo ingrijpende wijziging van de vigerende regelgeving. De CDA-fractie is voorstander van een financiële vervolginspanning, maar constateert dat daarover geen enkele zekerheid is te bieden. De staatssecretaris gaat uit van een deel van de conclusies van het strategisch plan, dat onder druk van de Kamer in de vorige periode is opgesteld. De belangrijkste voorwaarde van het plan luidde dat het slechts in onderlinge samenhang bezien moest worden. Zou de samenhang verdwijnen, dan zou de zekerheid verdwijnen dat de beoogde doelstelling wordt gehaald. Naadloos wordt nu bij een deel van de conclusies aangesloten, alsof de Kamer haar fiat er al aan heeft gegeven, maar over de voorwaarde van het benodigde budget wordt geen zekerheid geboden.
Voor de komende drie jaar wordt weliswaar meer geld ingezet, maar per monument neemt de subsidie af. Er is sprake van een groot aantal wijzigingen ten opzichte van het huidige systeem. De provincies krijgen een grotere taak bij de verdeling van het budget. Er is centrale sturing vanuit het Rijk inzake de subsidietoekenning. Er komt versnippering door het hanteren van drie categorieën. Het subsidiepercentage wordt verlaagd. De kanjerregeling komt te vervallen. De subsidieoverschotten worden niet in de directe monumentenzorg geïnvesteerd.
De CDA-fractie was bij het opstellen van de huidige regeling voorstander van meer provinciale bevoegdheden. De meerderheid van de Kamer heeft indertijd echter gekozen voor decentralisatie. Het is de vraag wat de nu ingezette lijn concreet gaat betekenen. De versnippering over de kleine gemeenten wordt ondervangen, maar door het plaatsen van meerdere schotten blijft het probleem van de kanjers overeind. Bovendien wordt subsidiestapeling ongewenst geacht. Een en ander zal het steeds moeilijker maken om voor onrendabele monumenten die tot nu toe onder de kanjerregeling vielen, voldoende middelen te genereren. De budgetten voor de provincies komen voor de komende drie jaar uit op 2 mln. tot 7 mln. Na de afzondering van de woonhuizen blijft een deel van het budget over voor de kanjers, waarvoor per stuk toch al gauw 2 mln. tot 5 mln. nodig is. Door de schotten kan dus slechts een beperkt deel van het budget worden ingezet, terwijl er rekening mee moet worden gehouden dat elke gemeente op lange termijn haar deel krijgt. Onvoldoende wordt rekening gehouden met gedane toezeggingen en voorfinanciering. Het is wenselijk dat er een overgangsregeling komt met enige vrije beleidsruimte.
Prioriteit voor de restauratie van woonhuizen is te billijken. Het schot tussen kerken en overige monumenten is echter niet nodig, ten eerste met het oog op de financiering van kanjers en ten tweede gezien de problemen van de gemeenten met de integrale planning.
De CDA-fractie wijst de subsidievermindering van 10% af, met name voor non-profitorganisaties die geen fiscale aftrekmogelijkheden hebben en dus geen of weinig profijt hebben van de gunstige regeling van het NRF. De subsidieverlaging zal niet, zoals het kabinet verwacht, leiden tot meer restauraties. Het is van belang, de inspanningen van de particuliere organisaties te ondersteunen. Vaak gaat het om vrijwilligers, die allerlei activiteiten ondernemen om het geld bij elkaar te krijgen. Deze mensen worden door de 10%-korting gedemotiveerd.
Bij de behandeling van de Cultuurnota is een probleem aan de orde gesteld, waarbij de Bonaventurakerk in Woerden als voorbeeld is gesteld. De eerste fase van de subsidie is ontvangen. Het subsidiabele bedrag is door de rijksdienst vastgesteld. Voor de tweede fase komt de kerk echter niet in aanmerking. Voor een oplossing wordt verwezen naar de provincie, die echter dezelfde criteria als het Rijk zal hanteren, waarmee het project nooit zal worden afgerond.
De stuurgroep «De bonte knaagkever» is een voorbeeld van goed particulier initiatief. Het is goed dat de groep voor drie jaar financiële steun is toegezegd, maar ook hier is vrije beleidsruimte nodig.
De kanjerregeling moet in stand blijven en er moet worden afgeweken van artikel 38, waarin steeds weer van dezelfde criteria wordt uitgegaan. Een aantal knelpunten moet echt een keer tot een oplossing worden gebracht.
Alles overziend bestaat twijfel over de positieve effecten van het nieuwe besluit. Het is een gemiste kans dat de staatssecretaris er niet in geslaagd is, een onderhoudsregeling op te nemen. Het is de vraag waarom het niet mogelijk is om het verplicht lidmaatschap van de Monumentenwacht op te nemen.
Het gaat om het behoud van heel belangrijke monumenten, zoals De Hesselberg in Nijmegen. De rijksdienst voor de monumentenzorg heeft verklaard dat het gaat om een belangrijk monument. Hij legt zich echter neer bij de afbraak, gezien de grote gemeentelijke belangen. Een rijksdienst moet echter de belangen van de monumenten verdedigen en niet die van een gemeente.
De staatssecretaris uitte zijn waardering voor de particulieren en instellingen die zich in de afgelopen jaren hebben ingespannen in de monumentenzorg, onder omstandigheden die in toenemende mate belemmerend waren.
De uitgangspunten van het strategisch plan liggen ten grondslag aan het werkplan «op de bres». Er werd indertijd een achterstand van 1,4 mld. geconstateerd. In het strategisch plan werden twee oplossingsrichtingen aangegeven: meer geld en meer woekeren met het geld. De poging om meer geld beschikbaar te krijgen is met mate gelukt. Gelukkig blijkt sprake te zijn van brede steun in de Kamer voor een continuering van de extra inspanning. Daarmee moet bij voorkeur niet gewacht te worden tot het moment van evaluatie in 1999. In het strategisch plan stonden al maatregelen om slimmer met het geld om te gaan. Ze zijn herhaald in het werkplan en zijn de Kamer ook bij de Cultuurnota voorgelegd. De kritiek van de diverse instellingen is dan ook niet nieuw. Wel kan geconstateerd worden dat de toon milder is geworden. De Kamer mag er niet verbaasd over zijn dat het bericht dat er meer geld is met meer enthousiasme is ontvangen, dan de maatregelen die dienen om met het geld te woekeren. Als de overheid zuiniger en preciezer met het geld omgaat, is dat voor sommigen een voordeel, maar voor anderen een nadeel.
Het nieuwe BRRM is niet alleen bedoeld voor de verdeling van het extra geld, maar vooral ook voor het tot hun recht laten komen van de uitgangspunten van het strategisch plan. Voor één periode zou het wellicht overdreven zijn om een nieuw besluit in te voeren, maar het is nadrukkelijk de bedoeling om tot continuering te komen. In de ICES-besprekingen is het punt voor de lange termijn opgevoerd en ook erkend als probleem.
De eerste maatregel is het opstellen van een behoefteraming, zodat het geld niet langer naar rato van het aantal monumenten wordt verstrekt, maar naar rato van de echte schade. Het is onvermijdelijk dat de regeling daarmee ingewikkelder wordt.
De tweede maatregel is het plaatsen van schotten. Omdat woonhuismonumenten een grote achterstand kennen, wordt daarvoor een apart deel van het geld gereserveerd. Omdat een groot aantal monumentale kerken op de wachtlijst staat, wordt ook voor die categorie apart geld beschikbaar gesteld. Kerken zijn van oudsher aangemerkt als een kwetsbare groep van monumenten. Zij hebben een specifieke exploitatieproblematiek. Een kleine groep betalende kerkleden zijn eigenaar. Meestal zijn er weinig andere gebruiksmogelijkheden.
Het geld zit inmiddels in het NRF, waarmee een groot aantal voordelen wordt bereikt, bijvoorbeeld in de sfeer van voorfinanciering. Op grond daarvan is besloten, de subsidie met 10% te verlagen. Als die maatregel niet zou zijn genomen, zou het geld minder slim worden gebruikt. Een aantal mensen zou dan namelijk een extraatje hebben ontvangen voor monumenten die zij toch al restaureren. Nu kunnen dus meer monumenten worden gerestaureerd.
Er is met de nieuwe regeling noch sprake van een aanjaagmotor, noch van een belemmering. Het gaat om een nieuwe verdeling. Het geld wordt preciezer toegedeeld daar waar het het meeste effect heeft. Er wordt verdeeld naar behoefte, er wordt gestuurd op achterstanden en de budgetten worden gebundeld. De verdeling in categorieën is een macroverdeling. Van het totale bedrag gaat 20% naar de categorie van de overige monumenten. Limburg is grosso modo een provincie met kleine gemeenten en grote kastelen. Als er veel kastelen en kerken zijn en wat minder woonhuizen, wordt meer dan 20% van het budget voor kastelen en kerken uitgetrokken. Uit de kanjerregeling, waarover nu zulke mooie woorden worden gesproken, kon al gauw één van de zestig noodgevallen worden gehonoreerd. In de nieuwe regeling wordt de provincies verzocht, samen met de gemeenten tot een goede volgorde te komen. Over de gehanteerde criteria moet met de gemeenten worden gesproken.
De vraag is gesteld wanneer de integrale onderhouds- en restauratieregeling er zal komen. Het nieuwe geld is niet apart gehouden, vanuit de gedachte die besloten lag in het strategisch plan om elke cent goed te besteden in een doorgaande operatie. Tweemaal heeft de rijksoverheid op eigen houtje geld moeten uitdelen. Nu is het hoog tijd voor een nieuw systeem. Daarom is tot integratie gekomen. Het onderhoud is niet in de regeling betrokken, vanwege de gigantische complicaties die dat met zich zou brengen. De huidige onderhoudsregeling wordt door de rijksoverheid uitgevoerd. Inpassing daarvan in het nieuwe model zou te ingewikkeld worden. In de eerste jaren moet de achterstand zoveel mogelijk worden weggewerkt. Het onderhoud kan enig uitstel verdragen. Overigens is met het huidige voorstel meer geld beschikbaar voor onderhoud, zij het dat het verdeeld wordt volgens de oude systematiek.
Budgethouders maken een lijst van de restauratiebehoefte en krijgen naar rato daarvan geld toegedeeld. Bij veel monumenten in een bepaalde categorie, wordt veel geld voor die categorie toegekend. In de periode van vier jaar hoeft de budgethouder zich niet elk jaar netjes aan de indeling te houden, mits het na vier jaar maar rond komt. In het derde jaar mag, als daarvoor goede redenen worden aangevoerd, het bedrag worden overschreden. Voorkomen moet worden dat het geld onbesteed blijft.
Er zit een nieuwe groep van jonge monumenten aan te komen. Sommige gemeenten zullen daardoor in een andere categorie terechtkomen. Officiële monumentenselectieprojectvoorstellen (MSP-voorstellen) die door de gemeenten voor 1 juli 1996 zijn ingediend, worden meegeteld. De CIL is een groslijst, die onvoldoende zekerheid biedt voor daadwerkelijke aanwijzing als beschermd monument. Er is een verdeling tussen gemeenten en provincies gemaakt. Dat is gebeurd met de afweging dat een budgethouder voldoende budget moet hebben om te kunnen bewegen. Er is een punt gevonden waarop de kleinste budgethoudende gemeente nog een behoorlijk budget heeft en de kleinste provincie ook. Deze regel geldt voor vier jaar. De gemeenten die nog niet budgethoudend zijn, hebben gedurende deze periode met de provincie te maken, een provincie die volgens overeengekomen criteria werkt. Het probleem lijkt niet groot genoeg om een aparte regeling te bedenken voor gemeenten die niet budgethoudend zijn, maar dat waarschijnlijk wel zullen worden. De consequentie van een en ander is wel dat grote sprongen kunnen optreden tussen de huidige en toekomstige behoefteraming.
Met kracht is aangedrongen op een evaluatie over twee jaar. Het jaar 1999 was gekozen met de gedachte dat na 2000 de resultaten bekend moeten zijn om nieuw geld te kunnen bemachtigen. Inmiddels lijkt dat een te laat tijdstip. Op heel korte termijn zal de werking van het nieuwe systeem op de diverse onderdelen moeten worden bezien. De regeling is in de praktijk soepeler dan zij lijkt. Voor de compensatie van de 10% zullen veel meer mogelijkheden blijken te bestaan dan nu gesuggereerd wordt. Samen met het NRF moeten de instellingen en particulieren de mogelijkheden nagaan. Als in individuele gevallen situaties ontstaan die absoluut niet de bedoeling zijn geweest, is er de eerstkomende jaren een hardheidsclausule.
In het vigerende BRRM was stapeling van subsidies ook al verboden. Daarachter zit de gedachte van de schaarste. Het is niet goed om meer dan één rijkssubsidie voor dezelfde werkzaamheden te verstrekken. Wel toegestaan is een stapeling met provinciale en gemeentelijke subsidies, bijvoorbeeld het stadsvernieuwingsgeld. In de nieuwe stadsvernieuwingsgelden zal gemeenten een mogelijkheid dienaangaande worden geboden. De totale achterstand van 1,4 mld. wordt daarmee met zo'n 200 mln. verminderd.
Reservevorming voor eventuele problemen lijkt op dit moment geen goede gedachte. Veel beter is het om een sprong voorwaarts te maken en het geld direct aan te wenden, met het vertrouwen dat er in de toekomst meer geld beschikbaar zal komen. Bij de eerstvolgende planperiode zullen de verschillen boven komen drijven.
De angst dat bij niet-budgethoudende gemeenten de motivatie teloorgaat, is niet terecht. Het proces begint bij de gemeente. De gemeente stelt de behoefteraming op. De gemotiveerde gemeente is meer gebaat bij een gulden waarvoor zij nog iets moet doen, dan bij een dubbeltje waarover zij absoluut de baas is. Gemeenten met echte noden, krijgen meer geld. Als zij er dan nog niet uitkomen, moeten zij een soort solidariteitsfonds met andere gemeenten vormen om hoog op de lijst te komen. De VNG heeft wel een aantal vragen gesteld, maar is bepaald niet bevreesd voor het verdwijnen van de motivatie.
De NV Stadsherstel Amsterdam heeft voor een deel gelijk in haar kritiek. In een NV wordt het eigen aandeel in de restauratiekosten meestal gefinancierd met eigen geld uit het aandelenkapitaal. Stadsherstel leent dus goedkoper dan het bij het NRF mogelijk is. Wat wel een rol speelt, is de compensatie door het wegvallen of verlagen van de voorfinancieringskosten als gevolg van het extra geld. De gemeente of provincie kan hierop in het eigen beleid anticiperen door de NV Stadsherstel uit het direct beschikbare geld te subsidiëren. Bovendien kan gewezen worden op de 200 mln. die in het stadsvernieuwingsfonds voor de monumentenzorg beschikbaar zal komen. Het voornemen bestaat, de verschillende NV's Stadsherstel bijeen te roepen om tezamen met het NRF de nieuwe mogelijkheden te bezien.
De Kamer zal op korte termijn een brief ontvangen met antwoorden op de nog niet behandelde vragen. Ook zullen de diverse aspecten van de regeling nog eens helder uiteengezet worden. Zo zal de regeling worden beschreven vanuit het oogpunt van de budgethouder. De benodigde informatie voor deze verduidelijking kan goed worden gehaald uit het voorlichtingscircuit.
De voorzitter concludeert dat het besluit in afwachting van deze brief wordt aangehouden. In een procedurevergadering zal de commissie de verdere handelwijze bespreken.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-GeneraalZoetermeer, 10 april 1997
Mede ter voldoening aan artikel 34, vierde lid, van de Monumentenwet 1988 deel ik u mede dat op 10 april in het Staatsblad onder nummer 145 wordt geplaatst het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (Besluit van 27 maart 1997, houdende nieuwe regels met betrekking tot het verstrekken van subsidie ten behoeve van het herstel van beschermde monumenten).
De tekst van het (ontwerp)besluit met nota van toelichting alsmede het advies van de Raad van State en het nader rapport hebt u op 27 maart jl. reeds ontvangen.
Tijdens het overleg dat de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op 12 december 1996 met mij heeft gevoerd, zijn een aantal vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over het op dat moment in voorbereiding zijnde nieuwe subsidieregime dat thans dus is neergelegd in het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (het Brrm 1997).
Ik heb daar goede nota van genomen en het Brrm 1997 alsmede de nota van toelichting ten opzichte van het ontwerp zoals dat naar de Raad van State is gezonden op onderdelen aangepast. In het bijzonder wijs ik u op paragraaf 2 van hoofdstuk III van de nota van toelichting waarin ik meer in detail inga op die aanpassingen.
Ingevolge voornoemde wettelijke bepaling kan dit besluit niet eerder in werking treden dan twee maanden na de dagtekening van het Staatsblad waarin het is geplaatst. In artikel 48 van het Brrm 1997 is de inwerkingtreding vastgesteld op 16 juni 1997.
In voornoemd overleg heb ik aangegeven dat het van het grootste belang is dat de nieuwe regeling met spoed tot stand komt ten einde de extra beschikbaar gestelde subsidieregeling zo snel mogelijk voor restauratieprojecten te kunnen inzetten.
Om die reden zal ik alle betrokkenen – gemeente, provincies, monumentorganisaties en eigenaren van beschermde monumenten – zo snel mogelijk door middel van een circulaire informatie geven over het nieuwe regime. In de periode voorafgaande aan de (formele) inwerkingtreding kunnen die betrokkenen, ieder voor zich, de maatregelen treffen die nodig zijn om tijdig aan de nieuwe spelregels te kunnen voldoen.
Ik verwacht met dit besluit een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan het wegwerken van de geconstateerde restauratieachterstand. Uiteraard zal ik de toepassingspraktijk nauwgezet volgen om eventuele knelpunten snel te kunnen onderkennen en te kunnen oplossen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. Nuis
Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks, Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J.M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66) en Bremmer (CDA).
Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van 't Riet (D66), De Haan (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Rehwinkel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA) en Lansink (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25000-VIII-118.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.