24 885
Preventieve en Curatieve Jeugdzorg 1997–2000

25 619
Jeugdzorg 1998–2001

nr. 13
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN JUSTITIE EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 maart 1998

Bij het Algemeen Overleg over de Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg op 22 januari 1998 (24 885/25 619, nr. 12) is door ons een schriftelijke beantwoording van openstaande vragen toegezegd.

Wij beantwoorden hierbij de openstaande vragen.

Inzet van intensiveringsmiddelen

Door de Kamer is verzocht om nadere informatie over de inzet van de intensiveringsmiddelen.

In de tweede helft van 1996 zijn er intensiveringsmiddelen uitgezet bij zeven provincies en het stadsgewest Haaglanden, van in totaal f 37,8 miljoen (oplopend tot f 48 miljoen in 1998) . Er zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de monitoring van de beoogde capaciteitsuitbreiding van 1 500 à 2 000 plaatsen. De betrokken provincies en het stadsgewest hebben informatie aangeleverd over de nulsituatie (de stand per 31 december 1995, zie het overzicht A14 op pagina 84 van het Voortgangsverslag Jeugdzorg). De plannen voor 1997 en 1998 laten een overwegend positief beeld zien van de voortgang van de capaciteitsuitbreiding. Binnenkort komen de realisatiecijfers beschikbaar op de peildata 31 december 1996 en 31 december 1997. U zult hierover voor mei nader worden geïnformeerd. Over de inzet van de intensiveringsmiddelen die in 1999 beschikbaar komen vindt nog overleg plaats met de betrokken provincies en Haaglanden.

Inning ouderbijdragen

Met betrekking tot de gang van zaken van de inning van de ouderbijdrage geef ik u hierbij nader antwoord op de gestelde vragen.

Het betreft gegevens over de opbrengsten van de inning en het eventuele drempelverhogende effect van de ouderbijdrage.

ouderbijdragen jeugdhulpverlening, ramingen en opbrengsten

Justitie (justitiële jeugdbescherming)

 raming*realisatie*
199512.03.4
19966.05.9
19976.06.4
19986.0 

* x f 1 000 000,–

Het aantal «schrijnende gevallen» ultimo 1997 is 607.

Op een totaal aantal ouders van 8 900 is dit 6,8%.

De discrepantie tussen de raming en de realisatie is de laatste drie jaar sterk verminderd door een bijstelling van de raming en een effectievere inning.

VWS ( vrijwillige jeugdhulpverlening)

 ramingrealisatie
199510.09.5
199610.010.3
199710.010.5

Het aantal «schrijnende gevallen» ultimo 1997 is 172 stuks.1

op een totaal aantal ouders van 15 900 is dit 1,1%.

Bij de vrijwillige jeugdhulpverlening worden de ramingen gehaald.

Uitvoeringskosten

Het LBIO is bezig met het ontwikkelen van kostprijzen per product. Mede op basis van de ontwikkelde (automatiserings)systemen zal dit in de loop van 1998 kunnen worden gerealiseerd, zodat dan een exact beeld van de kosten kan worden gepresenteerd.

Nadere informatie hierover zal in de volgende Voortgangsrapportage worden opgenomen.

drempelverhogend effect

Het onderzoeksbureau Research voor Beleid heeft een representatief onderzoek uitgevoerd onder instellingen die jongeren in een instelling voor jeugdhulpverlening mogen plaatsen. Van de respondenten denkt bijna 60% dat de ouders sinds de invoering van de inkomensonafhankelijke ouderbijdrage niet om financiële redenen afziet van plaatsing. Ruim 8% weet het niet. Dit betekent dat 1/3 deel van de respondenten veronderstelt dat er sprake is van een drempelverhogend effect als gevolg van de ouderbijdrage. Hierbij bestaat de indruk dat het effect eerder voorkomt bij daghulp dan bij plaatsing in een residentiële instelling.

Een nader onderzoek naar mogelijk ongewenste effecten van de ouderbijdrage zal de komende periode plaatsvinden. Een opzet hiervoor wordt voorbereid.

Beleidsstandpunt Opvoedingsondersteuning en Ontwikkelingsstimulering

Het beleidsstandpunt inzake opvoedingsondersteuning en onwikkelingsstimulering wordt eind april aan de Kamer toegezonden.

Hierin zullen standpunten met betrekking tot het rapport Jeugd en Gezin van prof. Junger-Tas en de aanpak «Communities that care» worden verwerkt.

Regeringsstandpunt inzake Advies- en Meldpunten Kindermishandeling

Eind april ontvangt u het Regeringsstandpunt op het advies van de werkgroep Herman inzake de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling.

Regie in de jeugdzorg

Naar de stand van zaken met betrekking tot de realisering van één toegang tot de jeugdzorg in de regio vindt monitoring plaats door de projectgroep Toegang die onder voorzitterschap staat van de heer Lankhorst. Een nieuw overzicht zal in maart beschikbaar zijn en dan aan de Kamer ter informatie worden aangeboden.

De landelijke Regiegroep Jeugdzorg bereidt het vervolg van het Regie-traject voor de komende vier jaar voor.

Per deeltraject wordt aan de hand van het motto Versterking en Verankering bezien wat moet gebeuren. Voor een krachtige implementatie zal aan de hand van concrete eindtermen voor de periode van 1998 tot 2002 worden bezien wat aan passend procesmanagement nodig is.

De term «Verankering» impliceert onder meer dat een wet- en regelgevingstraject in gang wordt gezet.

Voor mei zal tevens een nadere analyse van de plaatsings- en capaciteitsproblemen (quick scan) beschikbaar zijn met een advies voor een aanpak van deze problemen.

Glen Mills

In 1998 zal een experiment met de zogenoemde Glen Mills-aanpak worden uitgevoerd. Daartoe zullen door het ministerie van VWS voor vier jaar met ingang van 1998 50 extra plaatsen beschikbaar worden gesteld. Zoals toegezegd ontvangt u hierbij enige achtergrondinformatie.1

Evaluatie van de wetgeving ondertoezichtstelling / knelpunten bij de uitvoering

De wetenschappelijke evaluatie van de wetgeving op het gebied van de ondertoezichtstelling die per 1 november 1995 in werking is getreden, zal in de tweede helft van 1998 starten.

Voor die tijd zal in het kader van het normeringsonderzoek dat in januari 1998 is gestart, een inventarisatie worden gemaakt van de knelpunten bij de uitvoering die op korte termijn moeten worden opgelost.

In dit verband zal tevens worden bezien of voor de besluitvorming door de instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij bij ethische dilemma's nadere voorzieningen moeten worden getroffen. In 1997 werd door de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) gesignaleerd dat er rond de begeleiding van OTS-pupillen in pleeggezinnen en in het bijzonder bij terugplaatsing van deze pupillen naar de eigen ouders problemen zouden optreden. Dit is aanleiding geweest voor een overleg tussen het ministerie van Justitie, de Raad voor de kinderbescherming, de gezinsvoogdij-instellingen en de NVP. Daarbij is vastgesteld dat verschillende aspecten voor verbetering vatbaar zijn. De problemen ontstaan voor een deel door een te gebrekkige communicatie van de gezinsvoogdij-instelling en de voorziening voor pleegzorg met de pleegouders en de wijze waarop de pleegouders betrokken worden bij het opstellen van het hulpverleningsplan en de uitvoering daarvan. Hierbij kan de beschikbare tijd een rol spelen.

Dit laatstgenoemde aspect zal in het normeringsonderzoek aandacht krijgen.

Uitbetaling verhoogde pleegvergoeding in 1997

De verhoging van de basisbedragen van de pleegvergoeding is vastgelegd in de Wijziging bijlage Regeling vergoeding pleeggezinnen (Stcrt. 1997, 185 en 1997, 212). Daaruit resulteert de verplichting tot uitbetaling van de verhoogde vergoeding. De rijksoverheid heeft het IPO hierover geïnformeerd. Uit contact met het IPO is ons gebleken dat het IPO separaat de afzonderlijke provincies en grootstedelijke regio's heeft geïnformeerd over de verhoging van de basisbedragen. Gezien het bovenstaande zou mogen worden aangenomen dat de aanpassing is doorgevoerd. Dit zal nogmaals onder de aandacht van de provincies/grootstedelijke regio's worden gebracht.

Normprijzen justitiële jeugdinrichtingen

Gevraagd is wanneer de invoering van de normprijzen voor de justitiële jeugdinrichtingen zal plaatsvinden. De in het Beleidskader 1998–2002 aangekondigde invoering van normprijzen zal met ingang van 1999 plaatsvinden. De technische uitwerking vraagt meer tijd dan was voorzien.

Toegang tot de justitiële inrichtingen

In 1998 zal de zorgtoewijzing voor de justitiële inrichtingen voor onder toezicht gestelde jeugdigen centraal worden geregeld. Voor deze inrichtingen wordt in 1998 een landelijk selectiepunt voor civiele plaatsingen ingericht.

De indicatie voor de justitiële jeugdinrichtingen wordt door de plaatsende instellingen (de gezinsvoogdij-instellingen) gesteld. Een nadere afstemming op de regionale toegang tot de jeugdzorg , waarin de gezinsvoogdij-instellingen zullen gaan participeren moet nog plaatsvinden. In dit verband is een standaardisering van de indicatiestelling voor de diverse vormen van zorg en het specialistische aanbod van de justitiële jeugdinrichtingen een noodzaak.

«Geweld op straat»

Inmiddels heeft het Kabinet de Eerste en de Tweede Kamer een plan van aanpak doen toekomen over de agressie en het geweld op straat. In dit plan van aanpak wordt aangegeven welk beleid door de verschillende departementen is ontwikkeld dat kan bijdragen aan het terugdringen van de geweldscriminaliteit.

Door het ministerie van Justitie (DPJS) is een onderzoek verricht naar groepscriminaliteit. Het betreft een terreinverkenning op basis van een analyse van bestaand onderzoeksmateriaal , aangevuld met enkele interviews met sleutelfiguren en jongeren. De publicatie hiervan zal in de loop van 1998 plaatsvinden en aan u worden aangeboden.

Drugsbeleid voor de justitiële jeugdinrichtingen

Gevraagd is om nadere informatie over het drugsbeleid van de justitiële jeugdinrichtingen. Voor de justitiële jeugdinrichtingen is een beleidskader ontwikkeld op het terrein van het drugsgebruik. Daarin staat de ontmoediging van gebruik centraal. Dat gebeurt door middel van voorlichting, die wordt gegeven in samenwerking met de Consultatiebureaus voor Alcohol en Drugs. Ook worden urinecontroles toegepast.

Al met al spannen de inrichtingen zich in om een drugsvrije omgeving te realiseren. Voor jongeren die er desondanks in slagen om over drugs te beschikken, bestaat de mogelijkheid van plaatsing op de afdeling voor jongeren met drugsproblemen in de inrichting Harreveld. Plaatsing daar is pas aan de orde als er sprake is van een overwegende verslavingsproblematiek die het reguliere zorgaanbod van een jeugdinrichting te boven gaat.

Criminaliteit 12-minners

Naar aanleiding van een signalement van de Hoofdcommissaris van de regiopolitie Amsterdam Amstelland over de criminaliteit bij kinderen van jonger dan 12 jaar is gevraagd naar de mogelijkheid van herinvoering van de «strafrechtelijke OTS» om effectiever ingrijpen mogelijk te maken.

In dit verband merken wij op dat bij de invoering van het nieuwe jeugdstrafrecht de strafrechtelijke OTS is afgeschaft. De maatregel kon overigens alleen worden toegepast ten aanzien van strafrechtelijk aansprakelijken (12 jaar en ouder).

De beschikbare cijfers over de aard en de omvang van strafbare feiten gepleegd door beneden-twaalfjarigen geven niet een dusdanig verontrustend beeld dat een verruiming van de werking van het jeugdstrafrecht naar jeugdigen beneden de 12 jaar noodzakelijk is. Gedacht wordt nu in de richting van verbetering van de aanpak van de genoemde problematiek met niet-strafrechtelijke middelen. Eén daarvan is het opnemen in het cliëntvolgsysteem van die twaalfminners die een zo ernstig delict plegen dat, wanneer zij ouder dan twaalf zouden zijn geweest, een procesverbaal tegen hen zou zijn opgemaakt. Voorts wordt bezien of passende mogelijkheden tot interventie en sanctionering kunnen worden ingevoerd.

Cliënt-volg-systemen(CVS)

Het CVS-jeugdcriminaliteit, moet per 1 januari 1999 operationeel zijn. In opdracht van de Stuurgroep Structurering Informatievoorziening Jeugdzorg wordt nu onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een CVS voor de jeugdzorg..

De koppeling van bestanden van de verschillende circuits (Justitie/Politie/Raad voor de kinderbescherming c.q. strafrecht en de Jeugdzorg) stuit op principiële bezwaren in verband met de bescherming van de privacy en het gevaar van stigmatisering. Bovendien zijn er tal van technische belemmeringen zoals ongelijke begrippen in registraties en de aard van de gegevens. Een koppeling ligt niet voor de hand.

De ontwikkelingen met betrekking tot beide trajecten zal gevolgd worden waarbij bezien zal worden hoe uitwisseling van bv. geanonimiseerde informatie mogelijk is waarbij de genoemde bezwaren zich niet voordoen.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

De gepresenteerde raming is van het LBIO. Deze is circa f 7 miljoen lager dan in de begroting van VWS is opgenomen als ontvangstraming.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven