24 875
Wijziging van de Wet milieubeheer (bepalingen inzake afvalstoffen)

nr. 14
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 juni 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel I worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A

Na onderdeel B worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ba

Na artikel 1.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.2a

1. Bij de provinciale milieuverordening worden geen regels gesteld, die het naar of uit de provincie brengen van afvalstoffen beperken of uitsluiten.

2. Het eerste lid is niet van toepassing in door Onze Minister bij ministeriële regeling aangewezen categorieën van gevallen, waarin afvalstoffen op of in de bodem worden gebracht om ze daar te laten.

Bb

Na artikel 8.13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.13a

1. Aan een vergunning worden geen voorschriften verbonden, die het naar of uit de provincie brengen van afvalstoffen beperken of uitsluiten.

2. Het eerste lid is niet van toepassing in door Onze Minister bij ministeriële regeling aangewezen categorieën van gevallen, waarin afvalstoffen op of in de bodem worden gebracht om ze daar te laten.

B

Onderdeel J wordt vervangen door:

J

Artikel 10.11 wordt gewijzigd als volgt.

1. Na het eerste lid worden – onder vernummering van het tweede tot en met het zesde lid tot het vierde tot en met het achtste lid – twee leden ingevoegd, luidende:

2. De gemeenteraad kan in het belang van de doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen bij de verordening, bedoeld in artikel 10.10, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld nabij elk perceel.

3. Onze Minister stelt regels inhoudende de voorwaarden waaronder huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel mogen worden ingezameld. Hiertoe behoren in ieder geval regels omtrent de loopafstand van het perceel naar het inzamelpunt en de beschikbaarheid van het inzamelpunt.

2. In het zesde lid wordt «tweede of derde lid» vervangen door «tweede, vierde of vijfde lid» en vervalt «(Stb. 1992, 96)».

3. In het zevende lid wordt «tweede en derde lid» vervangen door: vierde en vijfde lid.

4. In het zevende en achtste lid wordt telkens na «op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente» ingevoegd: of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt«,.

C

Onderdeel K wordt vervangen door:

K

Artikel 10.12 wordt gewijzigd als volgt.

1. Na het eerste lid wordt – onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot derde tot en met het zesde lid – een lid ingevoegd, luidende:

2. De gemeenteraad kan in het belang van de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen bij de verordening bedoeld in artikel 10.10, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk wordt ingezameld nabij elk perceel. Artikel 10.11, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. In het vijfde lid wordt «tweede tot en met vijfde lid» vervangen door: tweede lid en vierde tot en met zevende lid.

D

Na onderdeel L wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

La

In artikel 10.22, tweede lid, wordt «Afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing» vervangen door: Artikel 8.13a en afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

E

Onderdeel Mb, onder 1, komt te luiden:

1. In het vierde lid wordt voor «8.14» ingevoegd: 8.13a en «en 8.15 tot en met 8.25» vervangen door: 8.15 tot en met 8.19 en 8.21 tot en met 8.25.

F

Onderdeel O wordt vervangen door:

O

Aan artikel 10.44c wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Onze Minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 36 van de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen.

G

Na onderdeel X wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Xa

Na artikel 22.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22.2a

1. De artikelen 1.2a en 8.13a treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

2. Het tweede lid van artikel 1.2a en van artikel 8.13a, de aanduiding «1.» voor het eerste lid van die artikelen, alsmede dit artikel vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Op dat tijdstip:

a. wordt in artikel 10.22, tweede lid, « Artikel 8.13a en afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing» vervangen door: Afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing;

b. vervalt in artikel 10.36, vierde lid, «8.13a,».

II

In artikel II wordt onderdeel 1 vervangen door:

1. In artikel 1a, onder 1°, wordt in de opsomming na de Wet milieubeheer «10.44e» vervangen door: 10.44e, eerste en tweede lid, onder a en b,.

TOELICHTING

Inleiding

Naar aanleiding van de opmerkingen die zijn gemaakt en de amendementen die zijn ingediend tijdens het plenair debat over het wetsontwerp op 1 mei 1997, is een tweede nota van wijziging opgesteld. Het betreft een wijziging die samenhangt met het opheffen van de provinciegrenzen voor afvaltransport, met het vraagstuk van de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel en met de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen.

Toelichting op de artikelen

Onderdelen A, D en E

Het eerste lid van artikel 1.2a stelt een verbod voor om regels te stellen met betrekking tot de overbrenging van alle categorieën van afvalstoffen ten behoeve van alle activiteiten op het terrein van afvalverwijdering. Er mogen dus, bijvoorbeeld, geen regels worden gesteld vanwege provinciegrensoverschrijdende inzameling.

Op grond van het tweede lid kan provinciegrensoverschrijdend vervoer van bepaald afval dat gestort moet worden, voorlopig nog wel worden verboden. Gedacht kan worden aan die categorieën die zijn aangewezen in het Besluit stortverbod afvalstoffen, waarvoor het stortverbod nog niet in werking is getreden. Tevens kan gedacht worden aan die categorieën van afvalstoffen die (nog) niet onder het Besluit stortverbod afvalstoffen vallen.

Naast het verbod van artikel 1.2a moet ook voorkomen worden dat, of via het vergunningenstelsel voor inrichtingen op het terrein van afvalstoffen, of via de voorschriften bij inzamelvergunningen, provinciegrensoverschrijdend verkeer van afvalstoffen wordt verboden. Derhalve wordt in hoofdstuk 8 (artikel 8.13a) bepaald dat aan een vergunning voor een inrichting geen voorschrift met een dergelijk verbod mag worden gesteld. Daarnaast wordt artikel 8.13a van overeenkomstige toepassing verklaard met betrekking tot de totstandkoming van de beschikking aangaande een inzamelvergunning voor bedrijfsafvalstoffen, ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen dan wel gevaarlijke afvalstoffen. Immers, voor de inzameling van deze categorieën afvalstoffen kan het provinciale bestuur, ingevolge de artikelen 10.21 en 10.36 een vergunningstelsel in het leven roepen. Aan een dergelijke vergunning kan dan bijvoorbeeld geen voorschrift meer verbonden worden, bepalende dat de inzamelaar slecht mag afgeven aan een persoon binnen dezelfde provincie.

Er is niet voorzien in een overgangstermijn zodat bepalingen in de provinciale milieuverordening of in vergunningen op grond van hoofdstuk 8 die tot doel of tot gevolg hebben, dan wel tot gevolg kunnen hebben, dat het naar of uit de provincie brengen van bepaalde afvalstoffen, op welke wijze dan ook wordt beperkt of uitgesloten van rechtswege komen te vervallen op het moment dat artikelen in werking treden.

Onderdelen B en C

Tijdens het plenair debat bleek dat verschillende leden bezorgd waren of de laagdrempeligheid van de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, met name voor ouderen en mindervaliden, niet in gevaar komt, indien bij de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen uitgegaan wordt van inzamelen «nabij elk perceel». Om aan de geuite bezorgdheid tegemoet te komen is de huidige tekst van het eerste lid van de artikelen 10.11 en 10.12 gehandhaafd maar daarnaast is in deze beide artikelen een nieuwe tweede en derde lid opgenomen. Op grond van het eerste lid van artikel 10.11 respectievelijk van artikel 10.12 blijft de hoofdregel dat huishoudelijke afvalstoffen en groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel worden ingezameld. Op basis van het tweede lid kan, in afwijking van de hoofdregel, de gemeenteraad in de gemeentelijke verordening bepalen dat deze afvalstoffen nabij elk perceel worden ingezameld. In een ministeriële regeling worden voorwaarden gegeven, waaronder sprake is van een laagdrempelige inzameling van huishoudelijke afvalstoffen en groente-, fruit- en tuinafval nabij elk perceel. In deze regeling zullen ieder geval voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de afstand die gelopen moet worden en de beschikbaarheid van het inzamelpunt, zoals een goede bereikbaarheid, het gebruiksgemak en de tijdsperiode waarin het afval kan worden weggebracht. Binnen deze voorwaarden kunnen gemeenten op basis van lokale omstandigheden beoordelen welk inzamelingsysteem de voorkeur heeft.

Onderdeel F

Het huidige artikel 10.44c, op grond waarvan de minister op milieuhygiënische gronden bezwaar kan maken tegen een voorgenomen grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen, blijft gehandhaafd. Het element van de bevoegde autoriteit, zoals opgenomen in het nieuwe artikel 10.44c, wordt als derde lid toegevoegd aan het huidige artikel 10.44c.

Dit nieuwe derde lid wijst de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan als de in het kader van de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen specifiek te benoemen bevoegde nationale autoriteit. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot de noodzakelijke implementatie van bepalingen van de verordening in de Nederlandse wetgeving (kamerstukken II 1993/1994, 23 604, nr. 3, p. 9) is aangegeven dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de in het kader van de verordening te benoemen nationale autoriteit is. Op wetsniveau kan dit worden afgeleid uit het huidige artikel 10.44c. Ook komt deze bevoegdheid van de minister tot uitdrukking in de regelingen op grond van artikel 10.44a. Expliciet is in de huidige wetgeving echter niet vastgelegd dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de in het kader van de verordening te benoemen nationale autoriteit is. Om iedere twijfel hierover uit te sluiten is dat wel wenselijk.

Onderdeel G

Dit artikel maakt het mogelijk om de provinciegrenzen niet onmiddellijk voor alle afvalstromen op te heffen maar afhankelijk te stellen van het stortplan en de realisatie van de verhoging van de storttarieven tot het niveau van de gemiddelde verbrandingstarieven.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

Naar boven