24 840
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Zijne Majesteit de Sultan en Yang Di-Pertuan van Brunei Darussalam inzake luchtdiensten tussen en via de grondgebieden van hun onderscheiden staten, met Bijlage; 's-Gravenhage, 17 januari 1996

nr. 331
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 28 augustus 1996

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 30 augustus 1996. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 29 september 1996.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op l7 januari 1996 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Zijne Majesteit de Sultan en Yang Di-Pertuan van Brunei Darussalam inzake luchtdiensten tussen en via de grondgebieden van hun onderscheiden staten, met Bijlage (Trb. 1996, 55).1

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

TOELICHTENDE NOTA

Het onderhavige verdrag bevat de voor luchtvaartverdragen gebruikelijke bepalingen, zoals die inzake de uitoefening van rechten, de aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen, de verkoop van tickets, heffingen en veiligheid.

De in het verdrag genoemde luchtvaartautoriteiten zijn voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst (artikel 1, onderdeel b).

Het verdrag gaat uit van enkelvoudige aanwijzing, hetgeen wil zeggen dat één luchtvaartmaatschappij per land mag worden aangewezen voor het uitvoeren van de luchtdiensten. De aanwijzing geschiedt, zoals internationaal gebruikelijk is, door de verdragsluitende partijen (artikel 3).

De routetabel is opgenomen in de bijlage bij het verdrag en geeft in de eerste plaats de routes aan die de aangewezen maatschappijen tussen Nederland en Brunei mogen vliegen en omgekeerd. De uitoefening van vervoersrechten op tussenliggende punten (zogenaamde vijfde vrijheidsrechten) is afhankelijk van de goedkeuring van de luchtvaartautoriteiten van beide landen.

De bijlage, die een integrerend onderdeel van het verdrag vormt, is, voorzover het de routes betreft, van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlage, voor wat betreft de routes, behoeven derhalve op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

Het verdrag zal voor wat het Koninkrijk betreft alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven