24 830
Rechtmatigheidsonderzoek 1995

nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 december 1996

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het Rechtmatigheidsonderzoek 1995.

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 december 1996.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Blauw

De griffier van de commissie,

Coenen

Rapport bij de financiële verantwoording 1995 van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, paragraaf 2.1 «Schaderegelingen»

1

Op grond van welke overwegingen, ervaringen of regels veronderstelt de Algemene Rekenkamer dat de uitvoering van de calamiteitenregeling beter kan worden beheerst, indien er een directe relatie is tussen ministerie en taxateurs?

De eerste overweging om te zorgen voor een directe relatie tussen het ministerie en de organisatie die de taxaties uitvoert, heeft te maken met het belang van de taxatierapporten, die de basis vormen voor de bepaling van de uit te keren bijdrage. Verschillende van de te vergoeden schadecategorieën kunnen alleen ter plaatse worden vastgesteld respectievelijk beoordeeld aan de hand van de administratie van de gedupeerde. De taxatierapporten dienden te worden opgesteld door professionele taxateurs van een schadeverzekeringsbedrijf. Hun onafhankelijkheid is uiteraard van groot belang. In het toezicht hierop ligt een taak voor het Rijk. Door de LTO, de belangenbehartiger van de schademelders, als opdrachtgever van de taxateurs te laten fungeren beperkte het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de mogelijkheden hiertoe.

De tweede overweging is dat er bezwaren kleven aan het instellen van een bestuurlijk (opdrachtgevend) niveau tussen ministerie en de uitvoerende taxateurs. Er worden door de getrapte communicatie extra eisen gesteld aan de kwaliteit van de informatie-uitwisseling, en het wordt het ministerie minder goed mogelijk een oordeel te vellen over de uitvoering van de taxaties.

Tenslotte kan er op worden gewezen dat bij de gunning van opdrachten van enige omvang sprake dient te zijn van een behoorlijke concurrentiestelling. Deze kan evenzeer plaatsvinden in situaties waarin gunning snel dient plaats te vinden. De LTO verleende de opdracht tot taxatie zonder concurrentiestelling.

De door de dienst LASER en de AID aan het licht gebrachte tekortkomingen tonen aan dat de kwaliteit van de taxaties voor verbetering vatbaar was. Een directe relatie tussen ministerie en taxateur had het ministerie meer mogelijkheden geboden om invloed uit te oefenen op de inzet van de taxateurs, en op het voorzien in toezicht tijdens de uitvoering van de taxaties.

2

Veronderstelt de Algemene Rekenkamer dat er bij opvolging van de aanbevelingen schademeldingen, het risico van fraude minder zou zijn geweest?

Welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag?

De aanbevelingen van de Rekenkamer behelsden het volgende:

1. de taxateurs de gegeven schades te laten toetsen aan de bedrijfsgegevens van de ondernemer;

2. het inzetten van taxateurs in andere gebieden dan waar zij woonachtig en regulier werkzaam zijn;

3. controle door functionarissen van LASER of AID tijdens en na het uitvoeren van de schadetaxaties.

ad 1. Toetsing van gemelde schades aan de administratie van de schademelder vergroot de mogelijkheid tot opsporing van frauduleuze meldingen en heeft een preventieve werking. De mate waarin het mogelijk is een geclaimde schade administratief op aanvaardbaarheid te toetsen hangt af van de aard van de schade. Feitelijk dient derhalve de wijze waarop tijdens het vaststellen van de schade administratieve toetsing dient plaats te vinden, reeds bij de formulering van het schadebegrip van de vergoedingsregeling in beschouwing te worden genomen en bij de opdrachtverlening aan de taxateur te worden besproken.

Volgens de minister is het voor schadetaxateurs gebruikelijk schadeclaims te toetsen aan de administratie van betrokkene. Naar de mening van de Rekenkamer dienen aan de taxateur relevante aanwijzingen in het kader van de schaderegeling van het Rijk te zijn gegeven. De wijze van toetsing van de schademeldingen dient niet aan de inzichten van de taxateur te worden overgelaten.

ad 2. Indien een taxateur ingezet wordt bij schademelders binnen zijn reguliere werkgebied kan een belangentegenstelling ontstaan tussen het creëren of handhaven van goodwill enerzijds en het tot stand brengen van een zo objectief mogelijke taxatie anderzijds. Het advies van de Rekenkamer dit te ondervangen door taxatiegebied van regulier werkgebied te scheiden kan dan ook als een advies tot invoering van een standaard proceduremaatregel worden aangemerkt.

ad 3. Controle door functionarissen van het departement tijdens de taxaties is effectiever dan controle achteraf, aangezien het beeld van de schade met het verstrijken van de tijd onnauwkeuriger wordt. Dat de AID nog resultaten boekte met haar controle achteraf doet vermoeden dat controle tijdens de taxaties meer kwestieuze schademeldingen aan het licht zou hebben gebracht.

Voorts verwacht de Rekenkamer dat van de aanwezigheid van dergelijke functionarissen (steekproefsgewijs) bij de taxaties een richtinggevende werking uitgaat op het optreden van de taxateurs in situaties met moeilijk taxeerbare schademeldingen.

3

Is het onrechtmatig verklaren van f 2,4 miljoen op grond van een eerste extrapolatie en schatting voldoende zorgvuldig?

Het bedrag van f 2,4 miljoen is niet de eerste extrapolatie van de AID. In november 1995 rapporteerde de AID aanvankelijk een aanmerkelijk hogere extrapolatie van het totaalbedrag van de geconstateerde onregelmatige posten. De bevindingen van de AID werden echter niet onomstreden geacht en nader onderzoek werd wenselijk gevonden. In juli 1996 werd de onrechtmatigheid nader bepaald op f 2,4 miljoen. Bij de schatting van dat bedrag werd er rekening mee gehouden dat niet iedere geconstateerde onregelmatigheid juridisch kan worden aangemerkt als onrechtmatig. De rapportage over het onderzoek werd als nog niet geheel definitief aangemerkt, maar de minister heeft in zijn antwoord het bedrag niet bestreden.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M. M. H. Kamp (VVD), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Van Zijl (PVdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwef (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Th. A. M. Meijer (CDA).

Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), M. M. van der Burg (PvdA), Verspaget (PvdA), Verkerk (AOV), Dijksma (PvdA), Poppe (SP), vacature D66, Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (U55+), De Cloe (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Beinema (CDA).

Naar boven