nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2010
In de brief van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 19 februari 2010, kenmerk 2010Z03551/2010D09896, wordt de vraag gesteld
de Tweede Kamer te informeren over de mogelijkheden tot, en de voortgang bij,
het oplossen van de problemen bij de verplichting voor nabestaanden om Koninklijke
onderscheidingen terug te sturen. Bij brief van 4 maart 2010 heb ik laten
weten dat beantwoording van deze vraag niet binnen de gestelde termijn kon
plaatsvinden.
Ik heb kennis genomen van het standpunt dat de vorige Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties met de Kamer heeft gewisseld op dit punt. Ik
heb dit onderwerp bij de Kanselier der Nederlandse Orden aanhangig gemaakt
en hem verzocht nader onderzoek te doen naar de situatie in een aantal andere
landen waar Koninklijke onderscheidingen worden uitgereikt. Deze informatie
helpt bij het maken van een zorgvuldige afweging.
Naar aanleiding van uw genoemde brief heb ik mij met de Kanselier verstaan.
Hij heeft mij laten weten dat het onderzoek gaande is maar nog niet geheel
is afgerond. De Kanselier verwacht uit verschillende landen nog informatie.
Voor het bepalen van een zorgvuldige lijn is het noodzakelijk de afronding
van dit onderzoek af te wachten. Ik zal de Kanselier verzoeken in het onderzoek
ook in te gaan op de vraag of het probleem van tweedehands verkopen van Koninklijke
onderscheidingen zich in de onderzochte landen daadwerkelijk voordoet.
Voor de zomer zal ik, op basis van de uitkomsten van het onderzoek, met
de Kanselier overleg plegen over de opties die denkbaar zijn in relatie tot
de huidige verplichting voor nabestaanden om Koninklijke onderscheidingen
terug te sturen.
Uitgangspunt zal echter steeds moeten zijn dat nabestaanden die geen prijs
stellen op behoud van de versierselen de mogelijkheid wordt geboden om een
Koninklijke onderscheiding te retourneren. Hiermee wordt voorkomen dat na
het verscheiden van de gedecoreerde niet-piëteitsvol met de Koninklijke
onderscheiding wordt omgegaan.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten