24 800
Wijziging van enkele wetten in verband met de herziening van het stelsel van bestuurlijke boeten en van het fiscale strafrecht (Invoeringswet bestuurlijke boeten)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 oktober 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. In het in artikel I opgenomen artikel I (wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) worden de volgende wijzigingen aangebracht.

Onderdeel N vervalt.

In onderdeel S komt artikel 67j te luiden:

Artikel 67j.

Indien de inspecteur jegens de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige een handeling heeft verricht waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens een bepaalde gedraging een boete zal worden opgelegd, is, voor zoveel nodig in afwijking van hoofdstuk VIII, afdeling 2, de belastingplichtige onderscheidenlijk de inhoudingsplichtige niet langer verplicht ter zake van die gedraging enige verklaring af te leggen voorzover het betreft de boete-oplegging.

In onderdeel S komt artikel 67q te luiden:

Artikel 67q.

Bij het opleggen van de bestuurlijke boeten bedoeld in hoofdstuk 5 van de Douanewet blijft artikel 67n buiten toepassing.

2. In het in artikel I opgenomen artikel II (wijziging van de Invorderingswet 1990) worden de volgende wijzigingen aangebracht.

Onderdeel A.8 komt te luiden:

A.8. Het derde lid wordt vervangen door:

3. Voor de toepassing van deze wet geldt, in afwijking in zoverre van het eerste en het tweede lid en behoudens voor zover daarvan moet worden afgeweken ingevolge het elders in deze wet bepaalde, als belastingaanslag:

a. de belastingaanslag na toepassing van de ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen of enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen voorziene verrekeningen;

b. ingeval een aanslagbiljet naast een of meer belastingaanslagen als bedoeld in onderdeel a een of meer ingevolge het tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikkingen omvat: het gezamenlijke bedrag van de ingevolge de op het aanslagbiljet vermelde belastingaanslagen in te vorderen bedragen.

4. Ingeval het derde lid, aanhef en onderdeel b, toepassing vindt, worden de op het aanslagbiljet vermelde bestanddelen – wat belasting betreft na de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde verrekening – tot een negatief bedrag geacht naar evenredigheid te zijn verrekend met de bestanddelen tot een positief bedrag en omgekeerd.

Onderdeel B komt te luiden:

B. In artikel 7, tweede lid, wordt «Toerekening van betalingen op een belastingaanslag geschiedt naar evenredigheid aan de enkelvoudige belasting, aan de heffingsrente, aan de revisierente, aan de compenserende interesten, aan de kosten van ambtelijke werkzaamheden, aan de administratieve boete, aan de toeslagen, aan de opcenten en aan de in de belasting begrepen verhogingen» vervangen door: Toerekening van betalingen op een belastingaanslag geschiedt, behoudens voorzover daarvan moet worden afgeweken ingevolge het elders in deze wet bepaalde, naar evenredigheid aan de belasting, aan de heffingsrente, aan de revisierente, aan de compenserende interesten, aan de kosten van ambtelijke werkzaamheden, aan de bestuurlijke boeten, aan de toeslagen en aan de opcenten.

Onderdeel D komt te luiden:

D. In artikel 10, derde lid, wordt «artikel 2, derde lid,» vervangen door «artikel 2, tweede lid, onderdeel c,» en wordt «een administratieve boete» vervangen door «een bestuurlijke boete als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Douanewet».

De onderdelen F, G, H en L vervallen.

3. Het in artikel I opgenomen artikel III (overgangsrecht) komt te luiden:

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot aangiften en betalingen die betrekking hebben op tijdvakken of tijdstippen die aanvangen onderscheidenlijk liggen op of na de datum van inwerkingtreding. Voor aangiften vermogensbelasting vindt deze wet voor het eerst toepassing met betrekking tot aangiften die betrekking hebben op het tijdvak dat volgt op het in de vorige volzin bedoelde tijdvak.

4. Het in artikel I opgenomen artikel IV (inwerkingtreding) vervalt.

5. In artikel XIII (wijziging Gemeentewet) komt onderdeel D te luiden:

D. In artikel 249 wordt «9, eerste, tweede, derde en vijfde lid» vervangen door: 9, eerste tot en met zevende lid.

6. In artikel XIV (wijziging Waterschapswet) komt onderdeel C te luiden:

C. In artikel 138, eerste lid, wordt «9, eerste, tweede, derde en vijfde lid» vervangen door: 9, eerste tot en met zevende lid.

7. Na artikel XVII wordt ingevoegd:

ARTIKEL XVIIA

In artikel 17, derde lid, van de Coördinatiewet sociale verzekering wordt «verhoging» vervangen door: boete.

ARTIKEL XVIIB

De Luchtvaartwet wordt gewijzigd als volgt:

A. In artikel 37l, tweede lid, wordt «artikelen 9, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: artikelen 9, eerste tot en met zevende lid.

B. In artikel 77b, tweede lid, wordt «artikelen 9, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: artikelen 9, eerste tot en met zevende lid.

ARTIKEL XVIIC

Artikel 4, eerste lid, eerste volzin, van de Wet temporisering van de uitbetaling van investeringsbijdragen en beëindiging op termijn van de verrekening komt te luiden: Bij de berekening van de in de artikelen 67a, 67d en 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedoelde boeten blijft de in artikel 2 en artikel 3 bedoelde verhoging buiten aanmerking.

ARTIKEL XVIID

De Wet van 10 april 1997 tot aanpassing van de belastingbepalingen in de Provinciewet aan bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet, alsmede wijziging van de formele belastingbepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet (Stb. 189) wordt gewijzigd als volgt:

In artikel II, onderdeel O, eerste lid, wordt «9, eerste, tweede, derde en vijfde lid» vervangen door: 9, eerste tot en met zevende lid.

In artikel III, onderdeel K, eerste lid, wordt «9, eerste, tweede, derde en vijfde lid» vervangen door: 9, eerste tot en met zevende lid.

8. Artikel XVIII (overgangsrecht) komt te luiden:

ARTIKEL XVIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot aangiften en betalingen die betrekking hebben op tijdvakken of tijdstippen die aanvangen onderscheidenlijk liggen op of na de datum van inwerkingtreding.

9. Artikel XIX (inwerkingtreding) vervalt.

TOELICHTING

Deze nota van wijziging bevat de wijzigingen die zijn voorgesteld in de nota naar aanleiding van het verslag en enige wetstechnische wijzigingen. Bovendien bevat deze nota een wijziging van de Invorderingswet 1990 die de bestaande praktijk met betrekking tot het berekenen van vervolgingskosten formaliseert. Deze wijziging verschaft een wettelijke grondslag om bij de dwanginvordering van belastingaanslagen die zijn verenigd op één aanslagbiljet vervolgingskosten slechts te berekenen over het saldobedrag en niet over de bestanddelen van het saldobedrag, hetgeen zou leiden tot een hoger bedrag aan te betalen vervolgingskosten.

1. Het in artikel I opgenomen artikel I (wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen)

Door het laten vervallen van onderdeel N komt de in artikel 29a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vastgelegde reformatio in peius te vervallen.

Door de wijziging van de artikelen 67j en 67q AWR wordt de formulering van het zwijgrecht meer in overeenstemming gebracht met de formulering van het zwijgrecht in de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid. Om misverstanden te voorkomen wordt tevens aangegeven dat de inlichtingen- en meewerkverplichtingen (hoofdstuk VIII, afdeling 2, AWR) in zoverre niet van toepassing zijn. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de belasting- of inhoudingsplichtige gehouden blijft om bijvoorbeeld desgevorderd inzage in bestaande documenten te verschaffen, ook voorzover het betreft de boete-oplegging.

Overigens zijn de verplichtingen van hoofdstuk VIII, afdeling 2, AWR uitgezonderd ten aanzien van bijvoorbeeld de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer (artikel 1, derde lid, AWR). Voor de boete-oplegging terzake van deze rechten gelden de verplichtingen, genoemd in hoofdstuk 2, paragrafen 2 en 3, van de Douanewet.

2. Het in artikel I opgenomen artikel II (wijziging van de Invorderingswet 1990)

Onderdelen A.8 en B (wijziging artikelen 2 en 7 Invorderingswet 1990)

In de praktijk wordt het per saldo verschuldigde of terug te ontvangen bedrag van op een aanslagbiljet voorkomende belastingaanslagen en beschikkingen aangemerkt als het bedrag van de belastingaanslag; dat saldo wordt afzonderlijk vermeld op het biljet. Dat saldo mist thans een duidelijke wettelijke grondslag. Nu voortaan de fiscale bestuurlijke boeten niet langer formeel een onderdeel uitmaken van het belastingbedrag is het uit een oogpunt van duidelijkheid gewenst dit punt te regelen. Daartoe is wordt een bepaling opgenomen in het voorgestelde derde lid van artikel 2.

Bij de verwijzing in de aanhef van het nieuw voorgestelde derde lid naar bepalingen elders in de wet valt te denken aan de afwijkingen die uit het wettelijke systeem kunnen voortvloeien met betrekking tot de voldoening van schulden door personen die aansprakelijk zijn gesteld; een aansprakelijkheid strekt zich immers niet steeds tevens uit tot alle posten die samenhangen met de belastingaanslagen waarvoor men aansprakelijk is.

Voorts is in het nieuwe vierde lid geregeld dat de op een aanslagbiljet vermelde negatieve bedragen naar evenredigheid worden toegerekend aan positieve bedragen en omgekeerd; daardoor geldt voor de in het nieuwe derde lid, onderdeel b, opgenomen verrekening dezelfde evenredigheidsregel als die welke voor betalingen geldt ingevolge artikel 7.

De wijziging van artikel 7, tweede lid, Invorderingswet 1990 houdt verband met de hiervoor toegelichte verwijzing in de aanhef van artikel 2, derde lid.

Onderdelen D.1, F, G, H en L (artikelen 10, 24, 25a, 28 en 53 van de Invorderingswet 1990)

Het vervallen van de onderdelen D.1, F, G, H en L houdt in het schrappen van de in die onderdelen neergelegde bijzondere bepalingen inzake de invordering van vergrijpboeten in de artikelen 10, 24, 25a, 28 en 53 van de Invorderingswet 1990, zoals toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag.

3. en 4. De in artikel I opgenomen artikelen III en IV (overgangsrecht en inwerkingtreding)

Het is uitvoeringstechnisch ongewenst dat met betrekking tot een bepaald belastingtijdvak verschillende geautomatiseerde systemen naast elkaar werken. Vandaar dat het de voorkeur verdient om eenduidig te bepalen dat deze wet voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot aangiften en betalingen die betrekking hebben op tijdvakken of tijdstippen die aanvangen onderscheidenlijk liggen op of na de datum van inwerkingtreding. Voorgesteld wordt dit vast te leggen in het voorgestelde artikel III, waardoor artikel IV geheel kan komen te vervallen.

Opmerking verdient dat de aangifte vermogensbelasting doorgaans wordt gecombineerd met de aangifte inkomstenbelasting over het voorafgaande jaar. In de uitvoering zijn deze aangiften aan elkaar gekoppeld. Vandaar dat een uitgestelde inwerkingtreding van twaalf maanden met betrekking tot aangiften vermogensbelasting wordt voorgesteld. Hiermee wordt bereikt dat indien deze wet, bijvoorbeeld, in werking treedt op 1 januari 1998 het nieuwe recht voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot de gecombineerde aangifte inkomstenbelasting 1998 en vermogensbelasting 1999.

5. en 6. Wijziging artikel XIII (wijziging Gemeentewet) en artikel XIV (wijziging Waterschapswet)

Dit betreft de aanpassing van verwijzingen naar artikel 9 van de Invorderingswet 1990 in verband met de Wet tot aanpassing van de belastingbepalingen in de Provinciewet aan bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet, alsmede wijziging van de formele belastingbepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet.

7. De artikelen XVIIA tot en met XVIID

De wijziging van de Luchtvaartwet en de Wet tot aanpassing van de belastingbepalingen in de Provinciewet aan bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet, alsmede wijziging van de formele belastingbepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet houdt verband met de aanpassing van verwijzingen naar artikel 9 van de Invorderingswet 1990.

De wijziging van de Coördinatiewet sociale verzekering en de Wet temporisering van de uitbetaling van investeringsbijdragen en beëindiging op termijn van de verrekening van die bijdragen houdt verband met de aanpassing van de thans gebruikelijke term «verhoging» in de voorgestelde term «boete».

8. en 9. De artikelen XVIII en XIX (overgangsrecht en inwerkingtreding)

Het is uitvoeringstechnisch ongewenst dat met betrekking tot een bepaald belastingtijdvak verschillende geautomatiseerde systemen naast elkaar werken. Vandaar dat het de voorkeur verdient om eenduidig te bepalen dat deze wet voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot aangiften en betalingen die betrekking hebben op tijdvakken of tijdstippen die aanvangen onderscheidenlijk liggen op of na de datum van inwerkingtreding. Voorgesteld wordt dit vast te leggen in het voorgestelde artikel III, waardoor artikel IV geheel kan komen te vervallen.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven