24 798 (R 1576)
Goedkeuring van het op 28 april 1989 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake hulpverlening, 1989 (Trb. 1990,109)

A
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 5 maart 1996 en het nader rapport d.d. 20 juni 1996, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 5 december 1995, no. 95.008441, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 28 april 1989 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake hulpverlening, 1989 (Trb. 1990, 109).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 5 december 1995, nr. 95.008441, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij en in afschrift aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Verkeer en Waterstaat te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 5 maart 1996, nr. WO3.95.0656/K, bied ik U hierbij mede namens mijn ambtgenoten van Buitenlandse Zaken en van Verkeer en Waterstaat aan.

1. In de toelichting op artikel 5 van het verdrag wordt met betrekking tot de hulpverlening onder toezicht van de overheid gewezen op de Wet op de Strandvonderij en de Wrakkenwet. De Raad van State van het Koninkrijk is van oordeel dat in dit verband ook aandacht dient te worden besteed aan de bevoegdheden van de Minister van Verkeer en Waterstaat op grond van de artikelen 5 en 6 van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee. Tevens verdient het aanbeveling in de toelichting op het derde lid van artikel 5 enige aandacht te besteden aan het arrest van de Hoge Raad van 11 december 1992, A.B. 1993, 301 (blussing van brand aan boord van de «Rize K»), dat een geval betreft van toepassing van het met artikel 5 overeenkomende artikel 13 van het Brussels verdrag van 1910 inzake hulp en berging.

1. De Raad van State merkt terecht op dat in het kader van hulpverlening door of onder toezicht van de overheid als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het verdrag ook kan worden gedacht aan de Wet bestrijding ongevallen Noordzee. In de memorie van toelichting is thans onder 1.c, Het toepassingsgebied van het verdrag, hulpverlening door de overheid, ook aandacht besteed aan de Wet bestrijding ongevallen Noordzee en aan de bevoegdheden van de Minister van Verkeer en Waterstaat op grond van de artikelen 5 en 6 van deze wet. In dit onderdeel van de memorie van toelichting is thans tevens bij de bespreking van artikel 5, derde lid, van het verdrag aandacht geschonken aan het arrest van de Hoge Raad van 11 december 1992, A.B. 1993, 301 m.nt. G. A. van der Veen, NJ 1994, 639 m.nt. MS., inzake blussing van brand aan boord van de «Rize K».

2. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van het verdrag is de kapitein van een schip verplicht, voor zover hij dit kan doen zonder zijn schip en de opvarenden in ernstig gevaar te brengen, hulp te bieden aan mensen die op zee in levensgevaar verkeren. Het tweede lid bepaalt dat de verdragsstaten de maatregelen nemen die nodig zijn voor de naleving van deze verplichting. De Raad adviseert in de memorie van toelichting aan te geven op welke wijze uitvoering is gegeven aan deze verdragsverplichting.

2. De memorie van toelichting is conform het advies van de Raad aangevuld met een passage over de nationale maatregelen ter uitvoering van artikel 10, tweede lid, van het verdrag, onder 3.c, Uitvoering van de hulpverlening, verplichting tot hulpverlening.

3. In de toelichting wordt verwezen naar de adviezen van belanghebbende organisaties. Vermeld wordt dat deze adviezen bij de memorie van toelichting zijn gevoegd in de vorm van bijlagen (bijlagen I tot en met VI). Indien deze bijlagen niet worden gepubliceerd, verdient het aanbeveling, voor zover van belang, in de toelichting inhoudelijk in te gaan op de adviezen. In ieder geval ware verwijzing naar niet bij te voegen bijlagen te vermijden.

3. De adviezen van belanghebbende organisaties waarnaar in het algemeen gedeelte van de toelichting wordt verwezen zullen bij de indiening van het wetsvoorstel aan de Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en die van Aruba worden overgelegd.

4. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.

5. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt om in het algemeen gedeelte van de memorie van toelichting de opsomming van staten die partij zijn geworden bij het hulpverleningsverdrag 1989 te actualiseren.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

W. Scholten

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoten van Buitenlandse Zaken en van Verkeer en Waterstaat, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting met zes bijlagen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba te zenden.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk van 5 maart 1996, no. W03.95.0656/K, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Ten aanzien van de verwijzing naar artikelleden aanwijzing 80 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht nemen.

– In de toelichting, onder 5, Vorderingen die op grond van het verdrag kunnen worden ingesteld, derde alinea, «Het tweede lid van artikel 20 verplicht» wijzigen in: Het tweede lid van artikel 21 verplicht.

– In de toelichting, onder Voorbehouden, «het in artikel 30, onder d, van het verdrag genoemde voorbehoud» wijzigen in: het in artikel 30, eerste lid, onder d, van het verdrag genoemde voorbehoud.


XNoot
1

1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State van het Koninkrijk is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven