24 797
Wijziging van de regels betreffende de registratie van justitiële gegevens en het stellen van regels met betrekking tot de registratie van persoonsdossiers (Wet justitiële documentatie)

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 september 1997

Op 11 december 1996 heeft de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal verslag uitgebracht over het wetsvoorstel inzake wijziging van de regels betreffende de registratie van justitiële gegevens en het stellen van regels met betrekking tot de registratie van persoonsdossiers (Kamerstukken II, 1996/97, nr. 24 797). Ik stel er prijs op u bij wijze van tussenbericht te informeren over de verdere gang van zaken met betrekking tot dit wetsvoorstel en in het bijzonder de eind dit jaar uit te brengen nota naar aanleiding van het verslag.

In juni 1996 is het rapport verschenen «Waar een wil is is een weg? Een onderzoek naar de behoefte aan en de verstrekking van politiële en justitiële informatie voor buiten de strafrechtspleging gelegen doelen», opgesteld door het Schoordijk Instituut van de Katholieke Universiteit Brabant in opdracht van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie. In het rapport wordt onder andere geconcludeerd dat het wenselijk is dat de mogelijkheden tot verstrekking van justitiële en/of politiële gegevens worden verruimd. Naar aanleiding van dit rapport hebben mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en ik gedachten ontwikkeld over een nieuw beleid met betrekking tot het verstrekken van justitiële en politiële gegevens. Dit komt – kort geformuleerd – op het volgende neer. Aan een organisatie worden slechts justitiële en/of politiële gegevens verstrekt, indien daarmee een zwaarwegend openbaar belang wordt gediend. Het gewicht dat aan dit zwaarwegend openbaar belang moet worden toegekend bepaalt ook welk type gegevens worden verstrekt en de wijze waarop de gegevens worden verstrekt.

Aangezien tijdens de voorbereiding van dit beleid duidelijk werd dat een en ander tot wijzigingen van het bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel justitiële documentatie zou kunnen leiden, leek het mij juist om dit te betrekken bij het opstellen van de nota naar aanleiding van het verslag, in het bijzonder omdat daarin vele indringende vragen worden gesteld over het systeem van de verklaring omtrent het gedrag.

Aangezien het systeem dat ons voor ogen staat, ingrijpt in de privacy van degenen over wie gegevens worden verstrekt, hebben mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en ik de Registratiekamer gevraagd om vóór 1 november 1997 te adviseren over het ontwikkelde beleid. De tekst van de adviesaanvrage, getiteld «Een nieuwe visie met betrekking tot het verstrekken van justitiële en politiële gegevens», treft u bijgaand aan.1

Na ommekomst van het advies van de Registratiekamer zal terstond de opstelling van de nota naar aanleiding van het verslag ter hand worden genomen. Mede afhankelijk van de inhoud van het advies van de Registratiekamer, zal de op te stellen nota van wijziging bij het onderhavige wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd.

Uit het bovenstaande moge blijken, dat de nota naar aanleiding van het verslag uw Kamer, naar zich laat aanzien, eerst rond de jaarwisseling zal kunnen bereiken.

Naar ik vertrouw heb ik u met het bovenstaande voldoende geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven