nr. 13
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een krachtens het eerste lid vastgestelde maatregel wordt aan de beide
kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt niet eerder in werking dan
vier weken na die overlegging.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Een krachtens het eerste lid vastgestelde maatregel vervalt twee jaar
na de inwerkingtreding. Indien binnen die termijn een wetsvoorstel tot regeling
van het onderwerp is ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, vervalt
de maatregel op het tijdstip waarop een van de beide kamers der Staten-Generaal
besluit het wetsvoorstel niet aan te nemen of op het tijdstip waarop het wetsvoorstel
kracht van wet krijgt.
Toelichting
In de hierbij voorgestelde wijziging van artikel 3, tweede en derde lid,
is voorzien in een voorhangprocedure, die op het volgende neerkomt.
Indien op grond van het eerste lid een algemene maatregel van bestuur,
inhoudende een nul-optie, is vastgesteld, wordt deze aan het parlement overgelegd.
De maatregel treedt niet eerder in werking dan vier weken na die overlegging.
In die vier weken kan het parlement te kennen geven of het accoord gaat met
het verbod. Indien dat niet het geval is, wordt de maatregel ingetrokken.
Gaat het parlement wel accoord met het verbod, dan blijft de maatregel
van kracht, doch moet binnen ten hoogste twee jaar een wetsvoorstel ter definitieve
regeling van het onderwerp zijn ingediend. Het parlement kan natuurlijk uitspreken
dat dat wetsvoorstel zo spoedig mogelijk wordt ingediend om de politieke discussie
over het onderwerp te bespoedigen en de periode dat het verbod «slechts»
bij algemene maatregel van bestuur geldt, zo kort mogelijk te houden.
In de voorgestelde constructie is het onderscheid tussen een nul-optie en een (tijdelijk) moratorium niet meer relevant. Het oorspronkelijke
derde lid kon dan ook vervallen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers