24 774
Oprichting Stichting Bodemsanering NS

nr. 286
nr. 1 Herdruk1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 juni 1996

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 12 juni 1996.

De wens over de voorgenomen rechtshandeling nadere inlichtingen te ontvangen kan door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk 12 juli 1996.

Het oordeel dat de voorgenomen rechtshandeling een voorafgaande machtiging bij de wet behoeft kan door een van beide Kamers worden uitgesproken uiterlijk 26 juni 1996 dan wel binnen veertien dagen na het verstrekken van de in de vorige volzin bedoelde inlichtingen.In verband met het voornemen een stichting op te doen richten ter uitvoering van het convenant Bodemsanering NS-percelen, en gelet op artikel 29 van de Comptabiliteitswet, leg ik bij deze het voornemen deze stichting, de stichting Bodemsanering NS, te doen oprichten voor. Ter toelichting hierop diene het volgende.

De N.V. Nederlandse Spoorwegen is eigenaar van een groot aantal percelen grond waarvan bekend is of het vermoeden bestaat dat de bodem daarvan ernstig is verontreinigd en de sanering (zeer) urgent moet worden uitgevoerd. De N.V. Nederlandse Spoorwegen is per 1 januari 1995 volledig verzelfstandigd. Bij de verzelfstandiging heeft de verantwoordelijkheid voor de aanwezige ernstige bodemverontreiniging en de financiële consequenties daarvan een grote rol gespeeld. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de N.V. NS zijn als contractpartners bij de verzelfstandiging van NS betrokken. Mijn ministerie bezit op grond van de Wet Bodembescherming bevoegdheden en heeft belang bij een zo spoedig mogelijke sanering van de desbetreffende gevallen.

Op 29 juni 1995 is het complex van afspraken (Overeenstemming Ontvlechtingsoperatie Rijksoverheid-NS), waarin opgenomen de Intentieverklaring bodemverontreiniging NS-percelen, aan de Tweede Kamer toegezonden.

Ten aanzien van de in de Intentieverklaring voorgestelde entiteit voor de uitvoering van de bodemsaneringsoperatie zijn in het mondeling overleg geen vragen gesteld. Na de stemming over de moties op 20 december 1995 heeft de Tweede Kamer met de Ontvlechtingsoperatie Rijksoverheid-NS ingestemd.

Partijen hebben in vervolg hierop op 21 december 1995 een convenant gesloten inzake onderzoek en sanering van gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarvan de sanering (zeer) urgent is. Het convenant ziet op de aanpak van onderzoek en sanering van de terreinen vanaf 1 januari 1995 en wel voor de terreinen die per die datum in goederenrechtelijke zin aan de NS toebehoorden. Hiermee wordt aangesloten bij de systematiek van de Ontvlechtingsoperatie. Bij de uit hoofde van de Wet Bodembescherming bevoegde bestuursorganen (provincies en de vier grote gemeenten) is draagvlak voor de aanpak verkregen. Het doel van het convenant is het komen tot het zo spoedig mogelijk saneren van de NS-saneringsgevallen met een gezamenlijk door NS Vastgoed B.V., VenW en VROM bijeen te brengen budget.

De op te richten Stichting Bodemsanering NS draagt zorg voor de voorbereiding en de uitvoering van onderzoek en sanering. Gekozen is voor de stichtingsvorm (om de inbreng en betrokkenheid van de partijen op basis van een duidelijke en doorzichtige structuur mogelijk te maken) waarbij de controle door alle convenantpartijen op een gelijkwaardige wijze gewaarborgd is. De wijze waarop uitvoering zal plaatsvinden is vastgesteld in de tussen partijen overeengekomen concept-statuten van de op te richten Stichting, welke als bijlage bij het voorstel zijn gevoegd1 .

De Stichting zal geen publieke taken uitoefenen. Uitsluitend het in de Wet Bodembescherming als bevoegd aangewezen bestuursorgaan is beschikkingsbevoegd. Daarnaast heeft het bevoegd gezag een adviserende rol ten aanzien van de opstelling van het NS-saneringsprogramma. De Stichting is gehouden de uitvoering van onderzoek en sanering te verrichten met inachtneming van de bepalingen in de Wet Bodembescherming. Het toezicht op de feitelijke uitvoering vindt vervolgens weer plaats door het bevoegd gezag.

Het toezicht op de voortgang van de uitvoering van de gehele saneringsoperatie, het dagelijks bestuur van de Stichting en het beheer van de toevertrouwde middelen is opgedragen aan de Raad van Toezicht. Aangezien over deze aspecten veelvuldig overleg met de betrokken departementen zal moeten plaatsvinden, is in de concept-statuten van de Stichting opgenomen dat in de Raad van Toezicht ook leden benoemd worden door de Minister van V&W en de Minister van VROM. Dit zal de slagvaardigheid van de Stichting in gunstige zin beïnvloeden.

In de concept-statuten is aangesloten bij de wettelijke bevoegdheid van de Algemene Rekenkamer op grond van artikel 59 van de Comptabiliteitswet.

Daarnaast zal er vijfjaarlijks een herijking van de uitvoering van het convenant plaatsvinden, waarbij de betrokken Ministers en de NS in de bij convenant in het leven geroepen Vergadering van Convenantpartijen besluitvormend optreden.

Het Begeleidingsteam Verzelfstandigingen, waaraan vertegenwoordigers van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en van Financiën deelnemen, heeft in haar advies van 14 mei jl. geconstateerd dat de Stichting geen zelfstandig bestuursorgaan wordt en dat er geen bezwaar bestaat tegen de oprichting. Vervolgens constateert het Begeleidingsteam dat in casu sprake is van het doen oprichten van een Stichting, zoals bedoeld in artikel 29 van de Comptabiliteitswet. Dit betekent dat de procedure zoals omschreven in eerder genoemde wet dient te worden gevolgd. Onderdeel van deze procedure is het voeren van overleg met de Rekenkamer.

De oprichting van de Stichting dient met spoed plaats te vinden daar de bodemverontreinigingsproblematiek op NS-percelen zeer groot en zeer urgent is. Thans worden er vooruitlopend op de oprichting van de Stichting nauwelijks onderzoeken of saneringen uitgevoerd. Het is echter (milieuhygiënisch) noodzakelijk dat een begin wordt gemaakt met de aanpak van het grote aantal zeer urgente gevallen, waarvan de sanering uiterlijk binnen 4 jaar moet zijn aangevangen. Hiertoe zijn in de jaren 1995 en 1996 al middelen gereserveerd, dus een snelle voortgang wacht slechts op de formele oprichting van de Stichting. Daarnaast is met het bevoegde gezag afgesproken zo spoedig mogelijk aan de slag te gaan. Het bevoegde gezag zal immers bij een verder voortschrijden in de tijd, haar wettelijke bevoegdheden ingevolge de Wet Bodembescherming dienen in te zetten.

In overeenstemming met mijn ambtgenoot van Verkeer en Waterstaat heb ik gekozen voor de voorhangprocedure, hetgeen inhoudt dat u binnen veertien dagen na heden in de gelegenheid wordt gesteld nadere vragen te stellen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer


XNoot
1

I.v.m. de termijnstelling.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven