24 772
Wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de preventie en bestrijding van armoede en van sociale uitsluiting

nr. 13
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 november 1996

In artikel I wordt onderdeel C vervangen door:

C

Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het tweede lid worden onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

l. inkomsten uit arbeid tot f 150,– per maand, alsmede de helft van het meerdere tot een maximum van in totaal f 275,– per maand, beide voor zover hij algemene bijstand ontvangt en behoort tot een categorie van personen voor wie een of meer van de verplichtingen bedoeld in artikel 113, eerste lid, niet gelden op grond van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 107, tweede lid, of 113, vierde lid;

m. inkomsten uit arbeid tot f 150,– per maand, alsmede de helft van het meerdere tot een maximum van in totaal f 275,– per maand, beide voor zover hij algemene bijstand ontvangt en hij behoort tot een categorie van personen die overeenkomstig een verordening van het gemeentebestuur om redenen van medische of sociale aard is aangewezen op het verrichten van arbeid in deeltijd.

2. Het vierde lid wordt vervangen door:

4. Onze Minister kan regels stellen omtrent gevallen waarin:

a. het tweede lid, onderdeel i of m, niet van toepassing is;

b. een uitkering als bedoeld in het tweede lid, onderdeel j, niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend wordt.

Toelichting

De leden van meerdere fracties hebben gevraagd de doelgroep van de nieuwe centrale vrijlatingsregeling uit te breiden met personen die om medische of sociale redenen een ontheffing hebben van de arbeidsverplichtingen.

In de Nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven dat het kabinet hier in beginsel geen aanleiding toe ziet en dat in deze situaties het gemeentelijk incentive beleid het meest geëigende instrument is en adequate ruimte biedt om werkaanvaarding – al dan niet in deeltijd – te stimuleren. Een aanvullende en daarmee ook verduidelijkende wetsbepaling kan echter voor zowel bijstandsgerechtigden als gemeenten de gevraagde verbijzondering bieden. Voorgesteld wordt om de doelgroep van de centrale vrijlatingsregeling met een onderdeel m. uit te breiden met personen die overeenkomstig een verordening van het gemeentebestuur om redenen van medische of sociale aard geheel of gedeeltelijk zijn aangewezen op het verrichten van arbeid in deeltijd. Voor deze categorie bijstandsgerechtigden zijn de drempels voor het aanvaarden van voltijd werk hoog gegeven de medische of sociale redenen. Een aldus geregelde vrijlatingsregeling kan dan een stimulans bieden om deze drempels te slechten waardoor mede perspectief op inkomensverbetering ontstaat. Met het instrument van de verordening kan worden aangesloten bij de ook voor de vaststelling van het wettelijk premiëringsbeleid benodigde verordening.

Artikel 43 vierde lid wordt uitgebreid met de bevoegdheid van de minister om nadere regels te kunnen stellen ten aanzien van de koppeling tussen de verordening en de vrijlating. Dit wordt in het bijzonder van belang geacht met het oog op het voorkomen van mogelijke fricties met de overminderde voorrang voor uitstroombeleid en het hiermee verbonden risico van budgettaire derving, voor zover sprake zou zijn van de toepassing van de onderhavige wetsbepaling op bijstandsgerechtigden die zich potentieel kwalificeren voor (volledige) uitstroom.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Naar boven