nr. 8
AMENDEMENT VAN DE LEDEN NOORMAN-DEN UYL EN HOEKEMA
Ontvangen 4 februari 1997
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel E, artikel 232e, wordt als volgt gewijzigd:
A. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Provinciale staten kunnen bepalen dat, in afwijking van de in het tweede
lid bedoelde regels, in het geheel geen kwijtschelding wordt verleend.
B. Het vierde lid wordt vervangen door:
4. Met inachtneming van door Onze Minister, in overeenstemming met Onze
Minister van Financiën, te stellen regels kunnen provinciale staten met
betrekking tot de wijze waarop de kosten van bestaan in aanmerking worden
genomen afwijkende regels stellen die er toe leiden dat in ruimere mate kwijtschelding
wordt verleend.
II
In artikel II, onderdeel U, wordt na punt 1 een nieuw punt 1a ingevoegd,
luidende:
1a. Het derde en vierde lid komen te luiden:
3. De raad kan bepalen dat, in afwijking van de in het tweede lid bedoelde
regels, in het geheel geen kwijtschelding wordt verleend.
4. Met inachtneming van door Onze Minister, in overeenstemming met Onze
Minister van Financiën, te stellen regels kan de raad met betrekking
tot de wijze waarop de kosten van bestaan in aanmerking worden genomen afwijkende
regels stellen die er toe leiden dat in ruimere mate kwijtschelding wordt
verleend.
III
In artikel III, onderdeel Q, wordt na punt 2 een nieuw punt 2a ingevoegd,
luidende:
2a. Het derde en vierde lid komen te luiden:
3. Het algemeen bestuur kan bepalen dat, in afwijking van de in het tweede
lid bedoelde regels, in het geheel geen kwijtschelding wordt verleend.
4. Met inachtneming van door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat,
in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, te stellen regels
kan het algemeen bestuur met betrekking tot de wijze waarop de kosten van
bestaan in aanmerking worden genomen afwijkende regels stellen die er toe
leiden dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend.
IV
De tweede volzin van artikel V wordt vervangen door: In afwijking van
de eerste volzin moeten besluiten als bedoeld in de artikelen 232e van de
Provinciewet, 255 van de Gemeentewet en 144 van de Waterschapswet, waarin
regels zijn opgenomen die afwijken van de door Onze Minister van Financiën
krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 gestelde regels, uiterlijk
per 1 januari van het eerste jaar na de datum van inwerkingtreding van deze
wet daarmee in overeenstemming zijn gebracht of ingetrokken. De besluiten,
of onderdelen daarvan, die op de in de eerste en tweede volzin genoemde tijdstippen
niet met deze wet in overeenstemming zijn gebracht of zijn ingetrokken, zijn
van rechtswege vervallen.
Toelichting
Met dit amendement wordt de regeling kwijtschelding vereenvoudigd. Dit
gebeurt door voor de berekeningsgrondslag de rijksregeling uniform voor te
schrijven. Afwijkingen waarbij onderdelen van lasten op het inkomen niet of
maar heel beperkt worden meegenomen zijn dan niet meer toegestaan. De gemeenten,
provincies en waterschappen behouden de vrijheid om te besluiten al dan niet
kwijtschelding te verlenen en ook het percentage van het inkomen waarover
kwijtschelding verleend wordt staat ter keuze aan de genoemde instanties,
waardoor materieel de bevoegdheden van genoemde instanties niet wordt beperkt.