nr. 7
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 16 januari 1997
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt onderdeel E als volgt gewijzigd:
In artikel 227a wordt «de artikelen 222 en 222b,» vervangen
door: artikel 222,.
B
Artikel IVB wordt vervangen door:
ARTIKEL IVB
De Mediawet wordt als volgt gewijzigd:
a. Artikel 111a, eerste lid, wordt vervangen door:
1. Provinciale Staten kunnen eens in de vijf jaar, ter bestrijding van
de kosten van regionale radio-omroep in hun gebied, het bedrag van de provinciale
radio-opslag vaststellen met inachtneming van de artikelen 220 en 220a van
de Provinciewet. Paragraaf 3 van hoofdstuk XV van de Provinciewet is niet
van toepassing.
b. Artikel 111b, eerste lid, wordt vervangen door:
1. Provinciale Staten kunnen eenmaal voor een periode van ten hoogste
vijf jaar, ter bestrijding van de kosten van regionale televisie-omroep in
hun gebied, het bedrag van de provinciale televisie-opslag vaststellen met
inachtneming van de artikelen 220 en 220a van de Provinciewet. Paragraaf 3
van hoofdstuk XV van de Provinciewet is niet van toepassing.
c. Artikel 111c, eerste lid, wordt vervangen door:
1. De gemeenteraad kan eens in de vijf jaar, ter bestrijding van de kosten
van lokale radio-omroep in zijn gebied, het bedrag van de lokale
radio-opslag vaststellen met inachtneming van de artikelen 216 en 217 van
de Gemeentewet. Paragraaf 4 van hoofdstuk XV van de Gemeentewet is niet van
toepassing.
C
Na artikel IVB wordt een artikel IVC ingevoegd, luidende als volgt:
ARTIKEL IVC
In artikel 13 van de Kaderwet bestuur in verandering wordt «de belastingen,
bedoeld in artikel 221 en 222» vervangen door: de belasting, bedoeld
in artikel 222.
Toelichting
A en B
In de eerste nota van wijziging is voorgesteld de nadere regels ten aanzien
van de bevoegdheid tot het heffen van een provinciale opslag op de hoofdsom
van de omroepbijdrage A, onderscheidenlijk omroepbijdrage B, in het vervolg
in hun geheel op te nemen in de Mediawet. Gelet op het afschaffen van het
vereiste van goedkeuring van provinciale belastingverordeningen was er onvoldoende
reden om een afzonderlijke regeling van dit onderwerp in de Provinciewet te
handhaven. Met het oog daarop is voorgesteld in het voorstel tot wijziging
van de Provinciewet artikel 222b te schrappen (onderdeel A, punt e, van de
(eerste) nota van wijziging) en artikel 111 van de Mediawet te wijzigen in
samenhang met het voorstel van wet tot wijziging van bepalingen van de Mediawet
in verband met het omvormen van de met inning van de omroepbijdragen belaste
dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V. tot een publiekrechtelijk vormgegeven
zelfstandig bestuursorgaan (onderdeel D van genoemde nota van wijziging).
Inmiddels is echter deze wijziging van de Mediawet reeds tot stand gekomen
in een nader gewijzigde vorm en uitgaande van de thans vigerende tekst van
de Provinciewet (wet van 19 december 1996, Stb. 648). In verband daarmee kan
er alsnog mee worden volstaan via het voorgestelde artikel IVB in de artikelen
111a en 111b van de Mediawet een verwijzing op te nemen naar de artikelen
220 en 220a Provinciewet. Deze verwijzing komt in de plaats van de verwijzing
naar de artikelen 221 en 226 van de Provinciewet zoals die voorkwam in artikel
111, vijfde lid, van de Mediawet zoals dat gold tot 24 december 1996 en zoals
die ook voorkomt in de overeenkomstige bepaling in het huidige artikel 111c
van de Mediawet ten aanzien van de lokale opslag.
In artikel 229 van de thans vigerende Provinciewet is vastgelegd dat onder
meer de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 niet
van toepassing zijn op de heffing en invordering van de provinciale opslag
op de omroepbijdragen. Artikel 227a van dit wetsvoorstel beoogt daarin ook
te voorzien, met een verwijzing naar artikel 222b. Door het schrappen van
artikel 222b moet dit nu op andere wijze worden geregeld. Voorgesteld wordt
daartoe de artikelen 111a en 111b van de Mediawet aan te vullen. Eenzelfde
regeling wordt voorgesteld voor de lokale radio-opslag. Ook daarvoor geldt
dat de heffing en invordering de hoofdsom volgen.
C
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt een kleine aanpassing in de Kaderwet
bestuur in verandering tot stand te brengen. Artikel 13 bepaalt dat het bestuur
van een regionaal openbaar lichaam bevoegd is tot het heffen van de belastingen,
bedoeld in de artikelen 221 en 222 van de Gemeentewet. Dat artikel is destijds
ingevoegd bij nota van wijziging (Kamerstukken II 1992/93, 23 048, nr
8). Blijkens de memorie van antwoord (t.a.p., blz 119 e.v.) was het de bedoeling
hiermee de bevoegdheid te creëren tot het heffen van baat- en bouwgrondbelasting,
te zijner tijd te vervangen door de bevoegdheid tot het heffen van de baatbelasting
nieuwe stijl. Die is inmiddels geïntroduceerd via de Invoeringswet van
de wet materiële belastingbepalingen Gemeentewet. De Kaderwet bestuur
in verandering is echter nog niet daaraan aangepast. Dat gebeurt dan bij deze.
Het is niet de bedoeling de regionale openbare lichamen de bevoegdheid te
geven tot het heffen van de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten,
waarop artikel 221 thans ziet.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
A. G. M. van de Vondervoort