24 770
Invoering van en aanpassing van wetgeving aan de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (arbeidsovereenkomst) (Invoeringswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 11 juli 1995 en het nader rapport d.d. 4 juni 1996, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 17 maart 1995, no.95.002205, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoering van en aanpassing van wetgeving aan de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (arbeidsovereenkomst) (Invoeringswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 maart 1995, nr. 95.002205, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 11 juli 1995, nr. W03.95.0163., bied ik U hierbij aan.

1. Artikel 1, onderdeel A, onder 1, van hoofdstuk I van het wetsvoorstel vervangt het woord «arbeiders» in een aantal artikelen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) door: werknemers. Daarbij zijn niet vermeld de artikelen 98c, tweede lid, 153, derde lid, onder b, 155, eerste lid, onder a, 155, derde lid, 263, derde lid, onder b, 265, eerste lid, onder a, en 265, derde lid, van Boek 2 BW terwijl daarin eveneens het woord «arbeiders» voorkomt. Het wetsvoorstel dient naar het oordeel van de Raad van State met deze artikelen te worden aangevuld.

1. Conform het advies van de Raad wordt in artikel 1, onderdeel A, onder 1, van hoofdstuk I van het wetsvoorstel ook in de artikelen 98c, tweede lid, 153, derde lid, onder b, 155, eerste lid, onder a, 155, derde lid, 263, derde lid, onder b, 265, eerste lid, onder a, en 265, derde lid, van Boek 2 BW het woord «arbeiders» vervangen door: werknemers.

2. Blijkens de toelichting op artikel II van de Vaststellingswet titel 7.10 (Kamerstukken II 1993/94, 23 438, nr.3, blz. 45) wordt het woord «dienstbetrekking» vervangen door arbeidsovereenkomst op de plaatsen waar de twee woorden synoniem zijn. Het oorspronkelijke artikel 1639t van Boek 7A BW gebruikt de term «dienstbetrekking» waar het de veroordeling tot herstel van de dienstbetrekking betreft. Het nieuwe, vervangende, artikel 688 van titel 7.10 heeft «dienstbetrekking» gewijzigd in arbeidsverhouding. De artikelen 37, zesde lid, 134, derde lid, en 244, derde lid, van Boek 2 BW betreffen eveneens het herstel van de dienstbetrekking, doch hier wordt de terminologie door het wetsvoorstel niet aangepast. Ter voorkoming van het naast elkaar bestaan van verschillende termen voor dezelfde begrippen dient het woord dienstbetrekking hier steeds te worden vervangen door: arbeidsverhouding. Artikel 1 van hoofdstuk I van het wetsvoorstel dient dienovereenkomstig te worden aangevuld.

2. De door de Raad gesuggereerde wijziging van de term «dienstbetrekking» in «arbeidsverhouding» in de artikelen 37, zesde lid, 134, derde lid, en 244, derde lid, van Boek 2 BW, is overgenomen.

3. Artikel 3, onderdeel G, van hoofdstuk I wijzigt in artikel 429, derde lid, van het Wetboek van Koophandel het woord «dienstbetrekking» in arbeidsovereenkomst. Deze wijziging is echter willekeurig. Ook vele andere artikelen van het Wetboek van Koophandel bevatten het woord «dienstbetrekking» waar arbeidsovereenkomst wordt bedoeld volgens de nieuwe terminologie. Artikel 3 van hoofdstuk I van het wetsvoorstel dient met wijzigingen ter zake te worden aangevuld.

3. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is bezien in welke artikelen van het Wetboek van Koophandel de term «dienstbetrekking» in «arbeidsovereenkomst» moet worden gewijzigd. Het wetsvoorstel is dienovereenkomstig aangevuld.

4. De opsomming in artikel 3, onderdeel P, van hoofdstuk I ter vervanging van de in het geldende artikel 452p van het Wetboek van Koophandel genoemde opsomming dient te worden aangevuld met artikel 657 van Boek 7 BW, nu laatstgenoemd artikel dient ter vervanging van artikel 1638w van Boek 7A BW.

4. De opsomming van artikel 3, onderdeel P, van Hoofdstuk I, is overeenkomstig de opmerking van de Raad aangevuld.

5. Met ingang van 1 januari 1994 is de Beroepswet gewijzigd. Het woord «arbeider» komt niet meer voor in artikel 14 noch in enig ander artikel van de Beroepswet. Artikel 4 van hoofdstuk I dient dan ook te vervallen.

5. De wijziging van de Beroepswet is geschrapt.

6. Artikel 2, onderdelen A en B, van hoofdstuk III dient te worden aangevuld met de vervanging van het woord «dienstbetrekking» in artikel 171, tweede lid, onderdeel d, en derde lid, onderdeel c, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 door: arbeidsovereenkomst.

6. Artikel 2 van hoofdstuk III is overeenkomstig de opmerking van de Raad aangevuld.

7. De in artikel 13, onderdeel C, onder 1, van hoofdstuk IV voorgestelde wijziging gaat niet uit van de geldende tekst van artikel 9 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) maar van de tekst van artikel 9, zoals voorgesteld in artikel VI van het nader gewijzigd voorstel van wet tot herziening van het ontslagrecht (Kamerstukken I 1991/92, 21 479, nr. 224, blz. 7). Het artikel dient dan ook in zijn geheel te worden verplaatst naar hoofdstuk VI, artikel 1, onderdeel C, onder 4.

In plaats hiervan dient als artikel 13, onderdeel C, onder 1, van hoofdstuk IV een bepaling te worden opgenomen die het geldende artikel 9, tweede lid, BBA aanpast aan de regeling over de nietigheid en de vernietigbaarheid in titel 7.10. Dit betekent dat het inroepen van de nietigheid wordt gewijzigd in een beroep doen op de vernietigingsgrond, zoals in het wetsvoorstel voorgesteld. Hierbij dient echter eveneens artikel 9, eerste lid, BBA te worden gewijzigd in die zin dat de daar bedoelde handelingen vernietigbaar zijn in plaats van nietig.

7. De Raad van State heeft opgemerkt dat de voorgestelde wijzigingen in het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 niet correct zijn. Inmiddels is het wetsvoorstel tot herziening van het ontslagrecht bij brief van 9 februari 1996 (Kamerstukken II, 1995/96, 21 479, nr. 194) ingetrokken en heeft de Raad over een nieuw wetsvoorstel met betrekking tot het ontslagrecht op 15 april jl. advies uitgebracht. Zoals reeds in de toelichting op de derde nota van wijziging op de Vaststellingswet (Kamerstukken II, 1995/96, 23 438, nr. 10) is gesteld, is het niet raadzaam vooruitlopend op dat nieuwe wetsvoorstel de nietigheidsregeling van het BBA te wijzigen. De wijzigingen van artikel 9 van het BBA zijn dan ook niet meer in het onderhavige voorstel opgenomen.

8. In artikel 14 van hoofdstuk IV van het wetsvoorstel wordt de verwijzing in artikel 3, tweede lid, van de Wet arbeid mijnbouw Noordzee naar artikel 1638c van Boek 7A BW vervangen door een verwijzing naar de artikelen 628 en 629 van Boek 7 BW. Slechts artikel 629 (dat artikel 1638c vervangt) echter, en niet artikel 628 (dat artikel 1638d vervangt), betreft de situatie waarop artikel 3, tweede lid, van de Wet arbeid mijnbouw Noordzee doelt, te weten doorbetaling van loon bij ziekte. Het vierde lid van artikel 629 verklaart enkele algemene bepalingen van artikel 628 (te weten het tweede, derde en vierde lid van artikel 628) van overeenkomstige toepassing. De voorgestelde verwijzing in artikel 3, tweede lid, van de Wet arbeid mijnbouw Noordzee naar artikel 628 mist dan ook betekenis en dient te vervallen.

9. Teneinde aan te sluiten op de terminologie in de sociale zekerheidswetgeving wordt ingevolge de Vaststellingswet titel 7.10 in het eerste lid van artikel 629 van Boek 7 BW niet meer gesproken van ziekte of ongeval, maar alleen van ziekte, hetgeen dan verhindering door ongeval mede omvat (Kamerstukken II 1993/94, 23 438, nr. 3, blz. 25). In artikel 3, tweede lid, van de Wet arbeid mijnbouw Noordzee wordt echter gesproken van «ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid wegens ziekte of ongeval». In overeenstemming met de Vaststellingswet titel 7.10 dient aan artikel 14 van hoofdstuk IV van het wetsvoorstel een bepaling te worden toegevoegd waarmee de woorden «of ongeval» vervallen. De voornoemde motivering dient in de toelichting te worden opgenomen.

10. In de artikelen 3, tweede lid, en 4, tweede lid, van de Wet arbeid mijnbouw Noordzee wordt het woord «dienstbetrekking» gebruikt, terwijl «arbeidsovereenkomst» is bedoeld. Het verdient aanbeveling deze artikelen, in lijn met de Vaststellingswet titel 7.10, dienovereenkomstig te wijzigen.

8, 9 en 10. De opmerkingen van de Raad met betrekking tot de artikelen 3, tweede lid, en 4, tweede lid, van de Wet arbeid mijnbouw Noordzee zijn overgenomen. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn dienovereenkomstig aangepast.

11. In artikel 1, onderdeel C, onder 5, van hoofdstuk VI wordt bepaald dat artikel 17 van hoofdstuk IV van het wetsvoorstel vervalt indien het wetsvoorstel tot herziening van het ontslagrecht tot wet is verheven en in werking is getreden op het tijdstip waarop de onderhavige wet in werking treedt. Hoofdstuk IV bevat echter geen artikel 17 zodat genoemd artikelonderdeel aanpassing behoeft. Indien één van de overige artikelen van hoofdstuk IV is bedoeld, dient de vervallenverklaring te worden toegelicht.

11. Gelet op de intrekking van wetsvoorstel 21 479 (zie onder 7) is artikel 1 van hoofdstuk IV geschrapt.

12. De toelichting op artikel 1 van hoofdstuk II stelt dat de Algemene wet gelijke behandeling dient te worden aangepast aan het gebruik van het begrip «arbeidsovereenkomst» in titel 7.10. De Algemene wet gelijke behandeling behoeft echter geen aanpassing in de daar bedoelde zin, zodat de zin beginnend met «voorts» en eindigend met «titel 7.10» dient te vervallen.

12. De memorie van toelichting is in de door de Raad gesuggereerde zin aangepast.

13. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

13. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt, met uitzondering van het zesde gedachtenstreepje, voor zover het de aanduiding van kamerstuknummers betreft. Het vermelden van het «kamerstuknummer», waartoe de modelbepaling van Ar 252 verplicht, houdt niet meer in dan dat het door de griffie van de Tweede Kamer toegekende vijfcijferige dossiernummer moet worden vermeld. Dit is het nummer waaronder alle op het wetsvoorstel betrekking hebbende stukken gedurende de parlementaire behandeling verschijnen. Ar 219 is hier niet aan de orde, aangezien Ar 219 betrekking heeft op het verwijzen naar een concreet kamerstuk, terwijl de vermelding ingevolge Ar 252 betrekking heeft op het gehele wetsdossier. Daarbij komt dat een volledige aanhaling van de vindplaats van het bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel de leesbaarheid van de wetsbepaling niet ten goede komt en ook minder zinvol is, aangezien het wetsvoorstel op het tijdstip waarop Ar 252 toepassing vindt reeds bij de Eerste Kamer aanhangig is. In combinatie met de verplichte vermelding van de datum van indiening bij de Tweede kamer geeft het dossiernummer voldoende informatie omtrent de identificatie van de desbetreffende kamerstukken.

14. Verder is het wetsvoorstel aangepast aan wijzigingen in wetgeving die hebben plaatsgevonden ten tijde van de advisering van de Raad.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. J. Boukema

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 11 juli 1995, no.W03.95 0163, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft

– In de considerans «Vaststellingswet 7.10 Burgerlijk Wetboek» vervangen door: Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek.

– In artikel 3, onderdeel N, van hoofdstuk I «artikel 422» vervangen door: artikel 442.

– In artikel 1, onderdeel B, derde lid, van hoofdstuk II, alsmede in artikel 1, onderdeel B, onder C, derde lid, van hoofdstuk VI, de zinsnede «na de dag waarop is geëindigd» vervangen door: na de dag waarop de arbeidsverhouding is geëindigd.

– Gelet op aanwijzing 52 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) in artikel 2, onderdeel A, onder 2, en onderdeel B, onder 2, van hoofdstuk III de zinsnede «krachtens het bepaalde in titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: krachtens titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

– In artikel 2, onderdeel A, van hoofdstuk IV de eerste maal «van Boek 7A» laten vervallen.

– In de artikelen 1 en 2 van hoofdstuk VI en in de toelichting op artikel 1 van hoofdstuk VI aanwijzing 219 Ar in acht nemen.

– In artikel 1, onderdeel C, onder 2, van hoofdstuk VI «Artikel 6» in de aanhef vervangen door: Artikel 5.

– In artikel 1, onderdeel C, onder 3, van hoofdstuk VI «Artikel 7» in de aanhef vervangen door: Artikel 6.

– In artikel 1, onderdeel C, onder 4, van hoofdstuk VI «Artikel 13» in de aanhef vervangen door: Artikel 12.

– In artikel 2, onderdeel A, van hoofdstuk VI «bedoeld in de artikelen» vervangen door: bedoeld in artikel.

Naar boven