24 770
Invoering van en aanpassing van wetgeving aan de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (arbeidsovereenkomst) (Invoeringswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. LIJST VAN WIJZIGINGEN IN HET WETSVOORSTEL

1. Onderdeel C van artikel 1 van Hoofdstuk I is nieuw.

2. De onderdelen A en B van artikel 2 van Hoofdstuk I zijn nieuw.

3. Artikel 4 van Hoofdstuk I luidde:

Artikel 4

In artikel 14 van de Beroepswet wordt het woord «arbeider» vervangen door: werknemer.

4. Onderdeel D van artikel 1 van Hoofdstuk II is nieuw.

5. Artikel 3 van Hoofdstuk III is nieuw.

6. Onderdeel C van artikel 1 van Hoofdstuk IV, luidde:

C. In de artikelen 7, eerste lid, 20a, eerste lid en 21, eerste en tweede lid, wordt de zinsnede «artikel 1637ij van het Burgerlijk Wetboek» steeds vervangen door: artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

7. Artikel 5, onderdeel C, van Hoofdstuk IV, eerste onderdeel luidde:

1. In het eerste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 1639e tot en met 1639x van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

8. Artikel 5 van Hoofdstuk IV kende een onderdeel D, luidende:

D. In artikel 16d, eerste lid, wordt de zinsnede «artikel 1638c, tweede lid, zevende lid, tweede volzin, en achtste lid van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 628, tweede lid, en artikel 629, vijfde lid, tweede volzin, en zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

9. Artikel 13 van Hoofdstuk IV, kende een onderdeel C, luidende:

C. Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden als volgt:

2. De werknemer kan binnen twee maanden na de handeling een beroep op deze vernietigingsgrond doen.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «het beroep op de nietigheid» vervangen door: het beroep op de vernietigingsgrond.

10. Artikel 14 van Hoofdstuk IV luidde:

Artikel 14

In artikel 3, tweede lid, van de Wet Arbeid mijnbouw noordzee,wordt de zinsnede «ingevolge artikel 1638c van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: ingevolge de artikelen 628 en 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

11. Artikel 2 van Hoofdstuk V is nieuw.

12. Artikel 1 van Hoofdstuk VI luidde:

Artikel 1

Indien het bij koninklijke boodschap van 15 maart 1990 ingediende voorstel van wet tot herziening van het ontslagrecht (21 479), tot wet is verheven en in werking is getreden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt deze wet gewijzigd als volgt:

A. Hoofdstuk I wordt gewijzigd als volgt:

1. Artikel 2 komt te luiden als volgt:

Artikel 2

De Faillissementswet wordt gewijzigd als volgt:

A. In artikel 40, eerste lid, wordt het woord «Arbeiders» vervangen door «Werknemers» en het woord «dienstbetrekking» steeds door: arbeidsovereenkomst.

B. In artikel 40, tweede lid, wordt het woord «arbeider» vervangen door «werknemer» en het woord «dienstbetrekking» door: arbeidsovereenkomst.

C. In artikel 40, derde lid, wordt het woord «dienstbetrekking» vervangen door «arbeidsovereenkomst» en de zinsnede «artikel 1639j, tweede lid,» door: artikel 673, tweede lid, van Boek 7.

D. In artikel 239, eerste en tweede lid, wordt het woord «arbeiders» vervangen door «werknemers» , het woord «arbeider» vervangen door «werknemer» en het woord «dienstbetrekking» steeds door: arbeidsovereenkomst.

F. In artikel 239, eerste lid, wordt de zinsnede «artikel 1639j, tweede lid,» vervangen door: artikel 673, tweede lid, van Boek 7.

2. Artikel 3 komt te luiden als volgt:

Artikel 3

Het Wetboek van Koophandel wordt gewijzigd als volgt:

A. In artikel 382 wordt de zinsnede «genoemd in het tweede lid van artikel 1639p» vervangen door: bedoeld in artikel 683 lid 2 van Boek 7.

B. In artikel 383, tweede lid, worden de woorden «het tweede lid van artikel 1639w» vervangen door: artikel 689 lid 2 van Boek 7.

C. Artikel 391 komt te luiden als volgt:

De artikelen 613 tot en met 613c, 617, 620, 624, 625, 627, 629 leden 2, 3, 5 en 6 en lid 4 voor zover het betreft de toepassing van artikel 628 leden 3 en 4, 652, 657, 658, 670, 679, 681 en 691 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vinden geen toepassing ten aanzien van de dienst van de kapitein aan boord van een schip.

D. Artikel 414 komt te luiden als volgt:

1. De schepeling verwerft over ieder jaar waarin hij gedurende de volledige overeengekomen arbeidsduur recht op loon heeft gehad, aanspraak op vakantie van ten minste dertig dagen.

2. De schepeling behoudt zijn aanspraak op vakantie over het tijdvak gedurende hetwelk hij studieverlof geniet en van zijn werkgever een studieuitkering ontvangt.

3. Niet tot vakantie wordt gerekend:

a. officieel of algemeen erkende feestdagen;

b. tijdelijk verlof om aan wal te gaan;

c. compensatieverlof;

d. de tijd van het vervoer, bedoeld in lid 7.

4. De werkgever van de schepeling is verplicht om vijftien kalenderdagen van de vakantie, bedoeld in lid 1, aaneengesloten te geven. Van deze verplichting kan worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een bevoegd publiekrechtelijk lichaam.

5. De vakantie moet zo worden verleend dat de schepeling telkens na verloop van twee jaren alle dagen heeft genoten waarop hij aanspraak heeft. De verjaringstermijn, bedoeld in artikel 642 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, beloopt voor de schepeling drie jaren.

6. De vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641 lid 3 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt desverlangd aan de schepeling gegeven in de plaats alwaar hij is gemonsterd, of de plaats alwaar hij is aangeworven, al naar gelang die plaats het dichtst is gelegen bij de woonplaats van de schepeling. Van deze regeling kan worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een bevoegd publiekrechtelijk lichaam.

7. Indien de schepeling genoodzaakt is de vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641 lid 3 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan te vangen op een andere plaats dan die bedoeld in lid 6, is de werkgever gehouden zorg te dragen voor kosteloos vervoer naar die andere plaats alsmede voor de betaling van de kosten van levensonderhoud gedurende dat vervoer.

8. Een schepeling die zijn vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641 lid 3 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geniet, wordt slechts in gevallen van uiterste noodzaak teruggeroepen en wel na tijdige kennisgeving.

9. De aanspraak op vakantie zonder behoud van loon, bedoeld in artikel 641 lid 3 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt verminderd met de tijd gedurende welke de schepeling, nadat hij de aanspraak heeft verworven, nog niet in dienst was getreden.

E. In artikel 415e, eerste lid, worden de woorden «artikel 1639l» vervangen door: artikel 692 van Boek 7.

F. In artikel 423, derde lid, worden de woorden «artikel 1639o, eerste lid» vervangen door: artikel 682 lid 1 van Boek 7.

G. In artikel 429, derde lid, wordt de zinsnede «ten aanzien waarvan volgens artikel 1638r van het Burgerlijk Wetboek een schuldvergelijking door de zeewerkgever voor het eind der dienstbetrekking is toegelaten» vervangen door: ten aanzien waarvan volgens artikel 632 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek verrekening door de zeewerkgever voor het einde van de arbeidsovereenkomst is toegelaten.

H. In artikel 434, derde lid, worden de woorden «artikel 1639m» vervangen door: artikel 693 van Boek 7.

I. In artikel 435 worden de woorden «artikel 1639o, eerste lid» vervangen door: artikel 682 lid 1 van Boek 7.

J. In artikel 436 worden de woorden «het tweede lid van artikel 1639p» vervangen door: artikel 683 lid 2 van Boek 7.

K. In artikel 437 worden de woorden «het tweede lid van artikel 1639q» vervangen door: artikel 684 lid 2 van Boek 7.

L. In artikel 438 worden de woorden «het eerste lid van artikel 1639r» vervangen door: artikel 685 lid 1 van Boek 7.

M. In artikel 439, tweede lid, worden de woorden «het tweede lid van artikel 1639w» vervangen door: artikel 689 lid 2 van Boek 7.

N. In artikel 442 worden de woorden artikel 1639r« vervangen door: artikel 685 van Boek 7.

O. Artikel 450b komt te luiden als volgt:

De artikelen 613 tot en met 613c, 617, 620, 623, 624, 625, 627, 629 leden 2, 3, 5, 6 en lid 4 voor zover het betreft de toepassing van artikel 628 leden 3 en 4, 650, 652, 657, 658, 670, 679, 681 en 691 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vinden geen toepassing ten aanzien van de dienst van de schepeling aan boord van een schip.

P. Artikel 452p komt te luiden als volgt:

De artikelen 613 tot en met 613c, 617, 620, 624, 625, 627, 629 leden 2, 3, 5, 6 en lid 4 voor zover het betreft de toepassing van artikel 628 leden 3 en 4, 652, 657, 658, 670, 679, 681 en 691 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vinden geen toepassing ten aanzien van de dienst aan boord van de schepeling ter zeevisserij.

B. Artikel 1 van Hoofdstuk II komt te luiden als volgt:

Artikel 1

De Algemene wet gelijke behandeling wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 4, onderdeel b, komt te luiden als volgt:

b. de artikelen 646, 647, 667, 676 en 680 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;.

B. In artikel 5, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «het beëindigen van een arbeidsverhouding» vervangen door: het opzeggen van een arbeidsovereenkomst.

C. Artikel 8 komt te luiden als volgt:

Artikel 8

1. De opzegging van de arbeidsovereenkomst of de beëindiging van het dienstverband door de werkgever in strijd met artikel 5 of wegens de omstandigheid dat de werknemer in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op artikel 5, is vernietigbaar.

2. Onverminderd hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht, vervalt twee maanden na de opzegging van de arbeidsovereenkomst dan wel de beëindiging van het dienstverband de bevoegdheid van de werknemer een beroep te doen op de vernietigingsgrond, bedoeld in het eerste lid. Artikel 55 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.

3. Een rechtsvordering in verband met de vernietiging verjaart door verloop van zes maanden na de dag waartegen is opgezegd dan wel na de dag waarop is geëindigd.

D. In de artikelen 12, eerste en tweede lid, 15, eerste lid, 20, tweede lid, 31, 32 en 33 wordt de zinsnede «artikel 1637ij van het Burgerlijk Wetboek» telkens vervangen door: artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

C. Hoofdstuk IV wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 1 komt onderdeel A te luiden als volgt:

A. Artikel 1a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vierde lid wordt na het woord «beëindigen» ingevoegd de zinsnede: of opzeggen.

2. Het vijfde lid komt te luiden als volgt:

5. De opzegging van de arbeidsovereenkomst van degene die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is in openbare dienst door het bevoegd gezag in strijd met deze wet, is vernietigbaar. Artikel 647 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing.

2. Artikel 6, onderdeel C, wordt gewijzigd als volgt:

a. Onderdeel 2 komt te luiden als volgt:

2. De tweede volzin van het zesde lid komt te luiden als volgt:

Met betrekking hiertoe zijn de leden 2 tot en met 6 van artikel 692 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

b. Onderdeel 3 komt te luiden als volgt:

3. De tweede volzin van het zevende lid komt te luiden als volgt:

Met betrekking hiertoe is artikel 683 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

3. Artikel 7, onderdeel B, komt te luiden als volgt:

B. In artikel 3, tweede lid, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 1639w van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: als bedoeld in artikel 689 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

4. Artikel 13, onderdeel A, komt te luiden als volgt:

A. In artikel 18 wordt de zinsnede «van de artikelen 1639h, 1639i en 1639j van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: van de artikelen 673 en 676 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

5. Artikel 17 vervalt.

13. Artikel 1 van Hoofdstuk VI is nieuw.

14. Artikel 2 van Hoofdstuk VI is nieuw.

15. Artikel 3 van Hoofdstuk VI is nieuw.

II. LIJST VAN WIJZIGINGEN IN DE MEMORIE VAN TOELICHTING

1. De tweede volzin onder 1 luidde:

Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de invoering van deze nieuwe titel 7.10 per 1 januari 1996 haar beslag kan vinden. Mocht evenwel de parlementaire behandeling en de voorbereiding van de praktijk op het nieuwe arbeidsovereenkomstenrecht meer tijd vergen, dan ligt invoering per 1 januari 1997 in de rede.

2. Hoofdstuk VI Slotbepalingen van de Artikelsgewijze toelichting luidde:

Artikel 1 B. Ministerie van Binnenlandse Zaken Indien het wetsvoorstel herziening ontslagrecht (21 479) in werking treedt, wordt in de Algemene wet gelijke behandeling naast het begrip «beëindiging» (van het dienstverband) tevens het begrip «opzegging» (van de arbeidsovereenkomst) gehanteerd. Uitsluitend het begrip «opzegging» bezigen (zie ook de memorie van toelichting op wetsvoorstel 23 438, blz. 44–45) is hier niet mogelijk, daar het begrip «beëindiging» – mede – verwijst naar het dienstverband van een ambtenaar. Gekozen is voor het hanteren van beide begrippen.

Artikel 1 C. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Evenals in het wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek is gekozen voor de term «opzegging» in plaats van «beëindiging», indien het wetsvoorstel herziening ontslagrecht in werking treedt. Voor de hieraan ten grondslag liggende redenen zij kortheidshalve verwezen naar de memorie van toelichting bij eerdergenoemd wetsvoorstel (Kamerstukken II 1993/94, 23 438, nr. 3, blz. 44 e.v.). Omdat onder «opzegging» mede wordt verstaan elke eenzijdige wilsverklaring, gericht op het doen eindigen van de arbeidsovereenkomst – zoals opzegging met onmiddellijke ingang –, brengt deze terminologische aanpassing geen wijzigingen aan in de reikwijdte van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen of de Algemene wet gelijke behandeling.

Naar boven