24 764
Loopbaanbeleid topkader politie

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 25 september 1996

Bij brief van 15 juni 1996 (24 764, nr. 2) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkeling van een loopbaanbeleid voor het topkader van de Nederlandse politie, zoals mij dat voor ogen staat. Ik heb daarbij aangegeven dat recente ontwikkelingen als het rapport van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden en de verwachting dat een aantal topfuncties binnen de Nederlandse politie zou vaceren, voor mij aanleiding zijn om het reeds in gang gezette beleid, waar mogelijk, versneld tot uitvoering te brengen. Ik hecht er aan u thans op de hoogte te stellen van de stand van zaken.

Voor het reeds in gang gezette loopbaanbeleid, gebaseerd op de circulaire Landelijk Management Development van juli 1995, geldt dat voorlopig nog sprake is van een groeimodel. Bij de ontwikkeling van loopbaanbeleid is dat per definitie gedurende een aantal jaren het geval, maar dat neemt niet weg dat het goed mogelijk is om ook in de groeifase tot een succesvolle toepassing te komen. Het door mij nagestreefde beleid bevat een aantal essentiële elementen:

– de afstemming van het landelijk management development-beleid op het loopbaanbeleid dat in de regio's verder wordt ontwikkeld;

– de ontwikkeling van een beoordelingsinstrumentarium;

– de ontwikkeling van een leergang strategisch management en

– de afstemming met het wettelijke en rechtspositionele kader.

Aan al deze elementen wordt op dit moment gewerkt. Ten aanzien van de Leergang strategisch management kan ik u melden dat de opdracht voor de ontwikkeling van de leergang in de afgelopen zomer is gegund aan de Utrechtse School, een samenwerkingsverband van de universiteiten van Utrecht, Leiden en Rotterdam. De Utrechtse School dient daartoe samen te werken met Nijenrode en het Landelijk Selectie en Opleidingsinstituut Politie. Volgens afspraak zal de oplevering van het curriculum voor de leergang plaatsvinden uiterlijk op 1 mei 1997, waarna in het najaar van 1997 de eerste leergang van start kan gaan.

Een noodzakelijke voorwaarde voor het welslagen van loopbaanbeleid is dat in de benoemingsprocedures voor de onder het loopbaanbeleid vallende functies prominent aandacht wordt besteed aan de door het loopbaanbeleid voortgebrachte kandidaten. Het overleg met de politiebonden hierover zal worden voortgezet.

Zoals in het eerder genoemde plan van aanpak al is aangegeven, zou voor de uitvoering van het landelijk management developmentbeleid worden voorzien in de inrichting van een coördinatiepunt bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en zou de coördinatiefunctie worden vervuld door een functionaris uit de top van de Nederlandse politie. Deze functionaris, de coördinator Landelijk MD-beleid, is recent aangesteld.

Inmiddels is al veel in beweging gezet. Om daarvan een beeld te geven volgt hierna een opsomming van de meest recente verplaatsingen binnen de top van de Nederlandse politie.

1. In de vacature korpschef Noord- en Oost Gelderland is per 1 juni 1995 voorzien door benoeming van de de heer Beuving, daarvoor korpschef van de regio Drenthe.

2. In de daardoor ontstane vacature korpschef Drenthe is per 1 november 1995 voorzien door benoeming van de heer Poelert, daarvoor plv. korpschef van de regio Hollands Midden.

3. In de vacature korpschef Noord Holland-Noord, ontstaan door het vertrek van de zittende korpschef, is per 1 februari 1996 voorzien door benoeming van de heer Spel, daarvoor plaatsvervangend korpschef in de regio Midden- en West-Brabant.

4. In de vacature korpschef Zaanstreek-Waterland, ontstaan door het vertrek van de zittende korpschef naar het LSOP, is per 1 september 1995 voorzien door benoeming van de heer Dierckx, daarvoor plaatsvervangend korpschef in de regio Brabant-Zuid-Oost.

5. In de vacature korpschef Gelderland Midden, ontstaan door benoeming van de zittende korpschef tot coördinator voor het landelijk MD-beleid, is per 1 oktober 1996 voorzien door benoeming van de heer Bakker, daarvoor lid van de korpsleiding van het regiokorps Rotterdam-Rijnmond.

6. In de vacature Rotterdam-Rijnmond, onstaan door benoeming van de zittende korpschef tot ambassaderaad te Parijs, is per 1 oktober 1996 voorzien door benoeming van de heer Brinkman, daarvoor Commandant van de Multinationale Luchtmobiele Divisie.

7. In de vacature Hollands Midden, ontstaan door het vertrek per 1 januari 1997 van de zittende korpschef, is de heer Straver, thans korpschef van de politieregio Kennemerland, aan Hare Majesteit de Koningin voorgedragen voor benoeming.

Ik vertrouw er op met het bovenstaande mijn toezegging u van de ontwikkelingen ter zake op de hoogte te houden, voorlopig gestand te hebben gedaan.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Naar boven