24 761
Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. VOORSTEL VAN WET

In ARTIKEL I zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

– in het in onderdeel C opgenomen artikel 20a, derde lid, tweede volzin, was in plaats van «geplaatste kapitaal van een soort aandelen onmiddellijk of middellijk aandeelhouder is» opgenomen: geplaatste kapitaal van een soort aandeelhouder is.

– in het in onderdeel C opgenomen artikel 20a, derde lid, ontbrak de derde volzin.

– in het in onderdeel C opgenomen artikel 20a, vijfde lid, tweede volzin, was in het eerste zinsdeel opgenomen: met dien verstande dat wat betreft aandelen die opties betrekking moeten hebben op ten minste vijf percent van het geplaatste aandelenkapitaal.

– het in onderdeel C opgenomen artikel 20a, achtste lid, onderdeel c, luidde: degene die slechts gerechtigd is tot voordelen uit aandelen aangemerkt als aandeelhouder en zijn gerechtigdheid als aandeel, tenzij er sprake is van een tijdelijke gerechtigdheid als bedoeld in artikel 25, vijftiende lid.

– het in onderdeel C opgenomen artikel 20b, onderdeel b, luidde: het voordeel als bedoeld in artikel 29a.

– in het in onderdeel C opgenomen artikel 20c, zevende lid, was in plaats van «verkrijgingsprijs» opgenomen: tegenprestatie.

– in het in onderdeel C opgenomen artikel 20c, veertiende lid, was in plaats van «in aanmerking is genomen» opgenomen: in aanmerking kon worden genomen.

– in het in onderdeel C opgenomen artikel 20c, zeventiende lid, was in plaats van «met een aandeelhouder is gelijkgesteld» opgenomen: is aangemerkt als aandeelhouder. Voorts was in plaats van «zijn aandeel» opgenomen: dat aandeelhouderschap.

– in het in onderdeel N.2. opgenomen artikel 45, vijfde lid, ontbrak onderdeel 5°.

– in het in onderdeel V.4. opgenomen artikel 49, vijfde lid, was in plaats van «verkrijgingsprijs» opgenomen: tegenprestatie.

– in het in onderdeel BB opgenomen artikel 60, eerste lid, was in plaats van «gehuwde, niet duurzaam gescheiden levende belastingplichtige» opgenomen: huwelijk.

– in het in onderdeel DD opgenomen artikel 70c, eerste lid, onderdeel b, luidde: indien deze aandelen en winstbewijzen naar de regeling zoals die gold op 31 december 1996 niet tot een zodanig belang behoorden: de waarde in het economische verkeer van de aandelen en winstbewijzen per 1 januari 1997.

– het in onderdeel GG opgenomen artikel 81, eerste lid, luidde: De uitzondering in artikel 25a, eerste lid, dat dat lid niet van toepassing is indien de aldaar bedoelde gerechtigdheid is ontstaan na verkrijging van de rechten door de belastingplichtige of zijn rechtsvoorganger krachtens erfrecht, is niet van toepassing ingeval die gerechtigdheid vóór 1 januari 1996 tegen een prestatie is gevestigd ten behoeve van een rechtspersoon, behoudens voor zover ter zake van die vestiging inkomsten uit vermogen in aanmerking zijn genomen.

In ARTIKEL II was in het in onderdeel D.3. opgenomen artikel 14, vijfde lid, in plaats van «ingevolge de Wet» opgenomen: ingevolge het bepaalde in de Wet.

In ARTIKEL III zijn de volgende wijzigingen aangebracht:

– in het in onderdeel B.4. opgenomen artikel 13b, zevende lid, tweede volzin, was in plaats van «bloed- of aanverwanten» opgenomen: een bloed- of aanverwant.

– in het in onderdeel D opgenomen artikel 23a, eerste lid, was in plaats van «op de voet van» telkens opgenomen: de op de voet van.

– in het in onderdeel E opgenomen artikel 23b was in plaats van «23a» telkens opgenomen: 23a verschuldigde belasting.

ARTIKEL VIII ontbrak.

In ARTIKEL XIII, tweede lid, ontbraken telkens de data 3 juni 1996 en 4 juni 1996. Voorts ontbrak in het vijfde lid de tweede volzin.

II. MEMORIE VAN TOELICHTING

In de Inhoudsopgave was in plaats van «5. Afzien van salaris, rente en huur» opgenomen: 5. afzien van rente en huur. Voorts ontbrak: Bijlage.

In Hoofdstuk 1. «Inleiding» zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

– in het onderdeel «Aanmerkelijk belang», tweede alinea, luidde de derde volzin:

– in het onderdeel «Aanmerkelijk belang», tweede alinea, luidde de derde volzin: Deze constructies staan in de fiscale wereld bekend met namen als : kasgeld- en holdingconstructies, agio(oppomp)-constructies of turbo-constructies.

– in het onderdeel «Aanmerkelijk belang», derde alinea, was in de zevende volzin in plaats van «het objectieve stelsel in samenhang met de sfeerovergangsproblematiek» opgenomen: het huidige regime voor aanmerkelijk-belanghouders.

– in het onderdeel «Aanmerkelijk belang», zevende alinea, luidde de laatste volzin: Een aanmerkelijk belang is aanwezig ingeval de belastingplichtige te zamen met zijn echtgenoot een belang van 7% in het gestorte kapitaal heeft dan wel meer dan een derde gedeelte van het gestorte kapitaal heeft te zamen met een ruime familiekring.

– in het onderdeel «Aanmerkelijk belang», negende alinea, ontbrak de laatste volzin.

– in het onderdeel «Aanmerkelijk belang», tiende alinea, ontbrak in de eerste volzin de zinsnede: en daarmee ook aan de aan deze constructies inherente sfeerovergangsproblematiek.

– in het onderdeel «Aanmerkelijk belang», dertiende alinea, was in de negende volzin in plaats van «37%–35%» opgenomen: 35%.

– in het onderdeel «Overige wijzigingen», eerste alinea, was in de tweede volzin in plaats van «salaris, huur en rente» opgenomen: huur en rente. Voorts was in de derde volzin in plaats van «uitstellen» opgenomen: afzien.

– in het onderdeel «Ingangsdatum», eerst alinea, was in de eerste volzin in plaats van «vervroegd naar 4 juni 1996, de datum» opgenomen: vervroegd naar de datum.

In Hoofdstuk 2.1.1. «Reguliere voordelen en vervreemdingsvoordelen», tweede alinea, luidde de zesde volzin: Het daadwerkelijk door de aandeelhouder gerealiseerde voordeel kan echter aanzienlijk afwijken van het aan hem toegerekende voordeel. Dit daadwerkelijke voordeel wordt immers mede bepaald door het bedrag dat hij voor de aandelen heeft betaald. Dit bedrag kan in situaties waarin hij niet reeds vanaf de oprichting van de vennootschap aandeelhouder is, aanzienlijk afwijken van hetgeen zijn rechtsvoorganger(s) in de vennootschap hebben gestort.

In Hoofdstuk 2.1.2. «Een vast tarief van 25%», zesde alinea, was in de eerste volzin in plaats van «37%–35%» opgenomen: 35%.

In Hoofdstuk 2.1.6. «Opties», derde alinea, luidde de tweede volzin: Ingeval die koopoptie betrekking heeft op meer dan 5% van het geplaatste aandelenkapitaal van de vennootschap, wordt deze koopoptie geacht tot een aanmerkelijk belang te behoren.

In Hoofdstuk 2.1.10. «Het niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang», eerste alinea, ontbrak in de tweede volzin de passage: ook is daarvan bij voorbeeld sprake ingeval naaste verwanten aandelen verkopen waardoor het belang daalt beneden een derde gedeelte van het nominale gestorte kapitaal.

In Hoofdstuk 2.1.13. «Doorschuivingsregelingen», onderdeel «Behandeling van fictieve aanmerkelijke belangen», vijfde alinea, luidde de eerste volzin: Het is mogelijk dat de belastingplichtige naast een fictief aanmerkelijk belang andere aandelen in, winstbewijzen van of schuldvorderingen op de vennootschap heeft.

In Hoofdstuk 2.1.15. «Rechtszekerheid» luidde de laatste alinea: De hiervoor onder 2.1.11 aangeduide verrekeningsmogelijkheid om dubbele heffing te voorkomen in gevallen waarin bij emigratie vervreemdingsvoordelen in aanmerking zijn genomen en vrij kort na emigratie door de houder van het aanmerkelijke belang belaste reguliere voordelen worden genoten, verloopt eveneens via de weg van voor bezwaar vatbare beschikkingen.

In Hoofdstuk 2.2. «Overgangsrecht» zijn de volgende wijzigingen aangebracht:

– de derde alinea luidde: Ingeval aandelen of winstbewijzen als gevolg van de invoering van het nieuwe aanmerkelijk-belangregime per 1 januari 1997 tot een aanmerkelijk belang gaan behoren, wordt de verkrijgingsprijs per die datum gesteld op de waarde in het economische verkeer per 1 januari 1997 van die aandelen of winstbewijzen.

– in de vijfde alinea luidde de slotzin: Achtergrond is wederom de situatie van turbo-constructies.

In Hoofdstuk 3.3. «Voorstellen» zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

– in de vijfde alinea van het onderdeel «Uitzonderingen», was in de eerste volzin in plaats van «Voorts» opgenomen: Tot slot. De vierde volzin ontbrak.

– de zesde alinea van het onderdeel «Uitzonderingen» ontbrak.

In hoofdstuk 4. «Wijzigingen in de vermogensbelasting», vierde alinea, luidden de derde tot en met de laatste volzin: Als gevolg van een herstructurering is de kinderaftrek in de inkomstenbelasting met ingang van 1980 vervallen waarbij gelijktijdig de bedragen van de kinderbijslag zijn verhoogd. Een directe tegemoetkoming voor kinderen die door de belastingplichtige worden onderhouden, wordt niet meer via de fiscaliteit verleend. Wel zijn de uitkeringen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet uitdrukkelijk van belastingheffing vrijgesteld. Hetzelfde geldt voor de basisuitkering ingevolge de Wet op de studiefinanciering. Voor het handhaven van de kinderaftrek in de sfeer van de vermogensbelasting bestaan mijns inziens onvoldoende argumenten. Ik stel daarom voor deze aftrek – evenals destijds in de inkomstenbelasting – te laten vervallen en de opbrengst daarvan aan te wenden voor een algemene verhoging van de belastingvrije sommen.

In Hoofdstuk 5. «Afzien van salaris, rente of huur» zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

– de titel van Hoofdstuk 5. luidde: Afzien van rente en huur.

– de derde alinea ontbrak.

In Hoofdstuk 10. «Artikelsgewijze toelichting» zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

– in Artikel I, onderdeel C, ontbrak in artikel 20a, eerste lid, de laatste alinea.

– in Artikel I, onderdeel C, ontbraken in artikel 20a, derde lid, derde alinea, de zevende tot en met de twaalfde volzin.

– in Artikel I, onderdeel C, ontbrak in artikel 20a, derde lid, twaalfde alinea, de laatste volzin.

– in Artikel I, onderdeel C, luidden in artikel 20a, derde lid, vijftiende alinea, luidde de vierde volzin: Ingeval de houdstervennootschap bij voorbeeld alle aandelen in de vennootschap houdt, heeft belastingplichtige een aanmerkelijk belang in de vennootschap. Wel is dan vereist dat de belastingplichtige zelf een aanmerkelijk belang in de houdstervennootschap heeft.

– in Artikel I, onderdeel C, luidden in artikel 20a, derde lid, zestiende alinea, de tweede tot en met de zesde volzin: Dit doet zich bij voorbeeld voor bij gecertificeerde aandelen, waarbij de aandelen zelf in handen zijn van een administratiekantoor en tegenover de aandelen certificaten zijn uitgegeven.

– in Artikel I, onderdeel C, ontbrak in artikel 20a, vierde lid, derde alinea, de laatste volzin. Voorts ontbraken de vierde en vijfde alinea.

– in Artikel I, onderdeel C, luidde in artikel 20a, vijfde lid, laatste alinea, de laatste volzin: Uitgangspunt hierbij is wel dat het optierecht ter zake van aandelen betrekking moet hebben op ten minste vijf percent van het geplaatste aandelenkapitaal.

– in Artikel I, onderdeel C, ontbrak in artikel 20a, zesde lid, onderdeel a, tweede alinea, in de eerste volzin de zinsnede «die worden belast naar het tabeltarief». Voorts was in de tweede alinea in plaats van «Om dit te voorkomen» opgenomen: Daarom.

– in Artikel I, onderdeel C, was in artikel 20a, zevende lid, tweede alinea, in de eerste volzin in plaats van «als voorwaarde voor de doorschuiving wordt gesteld» opgenomen: als voorwaarde wordt gesteld.

– in Artikel I, onderdeel C, ontbrak in artikel 20b, onderdeel e, negende alinea, in de tweede volzin: in de zin van de Wet IB 1964.

– in Artikel I, onderdeel C, ontbrak in artikel 20c, derde lid, eerste alinea, in de tweede volzin: van de desbetreffende aandeelhouder.

– in Artikel I, onderdeel C, was in artikel 20c, zesde lid, vierde alinea, in de vierde volzin in plaats van «slecht» opgenomen: slechts.

– in Artikel I, onderdeel C, ontbrak in artikel 20c, tiende lid, tweede alinea, de laatste volzin.

– in Artikel I, onderdeel C, ontbrak in artikel 20c, twaalfde lid, de tweede alinea.

– in Artikel I, onderdeel C, luidden in artikel 20d, eerste lid, de vijfde en zesde volzin: Bij overgang krachtens erfrecht zijn dat alle erfgenamen, die immers belang hebben bij de belastingschuld van de erflater, alsmede die erfgenamen en legatarissen die delen van het aanmerkelijk belang hebben verkregen (in verband met hun verkrijgingsprijs). Bij verkrijging van meer aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen dan overeenkomt met de gerechtigdheid in de onverdeelde nalatenschap zijn dat de overbedelers, wegens de eigen belastingschuld, alsmede de overbedeelden (in verband met hun verkrijgingsprijs).

– in Artikel I, onderdeel C, luidde in artikel 20d, tweede lid, de eerste alinea: Ingeval wordt doorgeschoven, gaat de (gemiddelde) verkrijgingsprijs van de vorige aanmerkelijk-belanghouder (dus degene die als vervreemder wordt aangemerkt ingeval niet wordt doorgeschoven) over op de verkrijger.

– in Artikel I, onderdeel G, tweede alinea, luidde de tweede volzin: Ingeval de schenking plaatsvindt aan een binnenlandse particulier is het genoten bedrag nihil, zodat het reguliere voordeel ook op nihil wordt gesteld.

Voorts ontbrak in de derde volzin de zinsnede: van de dividendbewijzen.

– in Artikel I, onderdeel N.1., luidde in artikel 45, vierde en vijfde lid, zevende alinea, de eerste volzin: Tenslotte is een uitzondering opgenomen voor schulden wegens overbedeling in het kader van de verdeling van een nalatenschap of een huwelijksgemeenschap. Voorts ontbrak de achtste alinea.

– in Artikel I, onderdeel AA, tweede alinea, was in de tweede volzin in plaats van «een heffing naar het hoge bijzondere tarief» opgenomen: een heffing naar het progressieve tarief.

– in Artikel I, onderdeel DD, luidden in artikel 70c, de tweede en derde alinea:

Wanneer voor de inwerkingtreding van deze wet reeds een (echt, aflopend of fictief) aanmerkelijk belang bestond, wordt op grond van het eerste lid, onderdeel a, de oorspronkelijke verkrijgingsprijs van dat aanmerkelijk-belangpakket als verkrijgingsprijs voor het nieuwe regime aangemerkt. Indien de oorspronkelijke verkrijgingsprijs later is dan het gemiddeld op de aandelen gestorte kapitaal, wordt echter niet uitgegaan van het gemiddeld op de aandelen gestorte kapitaal doch van die lagere prijs. Dit vloeit voort uit de nieuwe opzet van het aanmerkelijk-belangregime.

Indien een belastingplichtige voor de inwerkingtreding van deze wet nog geen aanmerkelijk belang had maar wel als gevolg van de inwerkingtreding van deze wet over een aanmerkelijk belang gaat beschikken, wordt ingevolge het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b, de waarde in het economische verkeer op 1 januari 1997 als verkrijgingsprijs van het aandelenpakket aangemerkt. Op deze wijze wordt bereikt dat bij deze nieuwe aanmerkelijk-belangpakketten de voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel reeds ontstane waarde- aangroei niet onder het bereik van de regeling komt.

– in Artikel I, onderdeel DD, was in artikel 70c, vierde alinea, aan het slot van de eerste volzin opgenomen: ook voor die optierechten wordt de waarde in het economische verkeer per 1 januari 1997 als verkrijgingsprijs genomen.

– Artikel VIII ontbrak.

– in Artikel XIII, tweede lid, ontbraken telkens de data 3 juni 1996 en 4 juni 1996.

– In Artikel XIII, vijfde lid, ontbraken de tweede en derde volzin.

Naar boven