24 761
Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

nr. 29
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 25 november 1997

Inleiding

Door mevrouw Giskes is tijdens de parlementaire behandeling van het aanmerkelijk belangwetsvoorstel een motie ingediend (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 761, nr. 19), waarin werd verzocht om de mogelijkheden te onderzoeken om de beperking van de persoonlijke verplichtingenrente-aftrek niet van toepassing te doen zijn op milieuvriendelijke investeringen en milieuvriendelijke bestedingen.

Bij brief van 13 mei 1997 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996/1997, 24 761, nr. 27) is aan de Kamer kenbaar gemaakt dat het gelet op het aftrekplafond dat wordt gehanteerd bij de beperking van de aftrek van persoonlijke verplichtingenrente niet aannemelijk is dat deze in de praktijk zal leiden tot een belemmering voor milieuvriendelijke investeringen of bestedingen door particulieren.

Tijdens een algemeen overleg over deze brief op 11 september 1997 (Tweede Kamer vergaderjaar 1997/98, 24 761, nr. 28) heb ik, gelet op het door een ieder onderkende belang van milieuvriendelijke investeringen en bestedingen, toegezegd om in overleg met de ministeries van Vrom en EZ te zoeken naar de meest effectieve methode om gehoor te geven aan het verzoek van de Kamer zoals dat in de motie en in het vorenbedoelde algemeen overleg tot uitdrukking is gebracht.

Het overleg met de genoemde ministeries heeft tot de conclusie geleid dat het onderwerp zal worden opgenomen in de Nota Energiebesparing die door de Minister van Economische Zaken begin volgend jaar zal worden uitgebracht. In het navolgende zal ik dit toelichten.

Milieuvriendelijke investeringen en bestedingen

Bij een inventarisatie van milieuvriendelijke investeringen en milieuvriendelijke bestedingen door particulieren zijn in het overleg met VROM en EZ twee voorvragen aan de orde geweest, te weten de vraag wat in dit kader onder milieuvriendelijk moet worden verstaan en vervolgens de vraag naar de omvang van de investering of besteding die in dit kader in aanmerking zou moeten worden genomen. Bij het antwoord op de eerste vraag is uitgegaan van een beperking tot die investeringen en bestedingen die gericht zijn op energiebesparing. Daarmee vallen investeringen en bestedingen die gericht zijn op vermindering van schadelijke uitstoot (de aanschaf van een elektrische auto, een OV-jaarkaart of een fiets, alsmede het gebruik van milieuvriendelijke brandstof) en ook investeringen in en bestedingen aan producten die op milieuvriendelijke wijze tot stand zijn gekomen (meubels, huishoudelijke apparaten, biologische landbouwproducten) in dit kader buiten het gezichtsveld. Met betrekking tot de andere vraag is, mede gelet op het kader van de vraagstelling (de beperking van de rente-aftrek), ervan uitgegaan dat sprake moet zijn van een enigszins substantiële aanschaf, waardoor bij voorbeeld de aanschaf van spaarlampen evenmin in beeld komt.

Hiervan uitgaande is een inventarisatie gemaakt van de meest in het oog springende op energiebesparing gerichte maatregelen door particulieren.

Energiebesparende maatregelen

Hieronder is een opsomming opgenomen van een aantal sprekende mogelijke energiebesparende maatregelen, met daarachter een ruwe indicatie voor hoeveel woningen dat van toepassing is en met een globale aanduiding van de gemiddelde kosten die met de maatregel gemoeid zijn. Tevens is in de laatste kolom aangegeven in welke orde van grootte de mogelijke energiebesparing als gevolg van de maatregel zich bevindt.

Het betreft hier overigens maatregelen die zich voornamelijk in de sfeer van de bestaande bouw afspelen, aangezien bij nieuwbouw de bedoelde maatregelen veelal al geïntegreerd zijn in de bouwfase.

Met nadruk wordt opgemerkt dat de lijst niet als uitputtend moet worden opgevat; het is een illustratieve opsomming van maatregelen die betrekking hebben op energiebesparing in de sfeer van de ruimteverwarming. Huishoudelijke apparaten die kunnen bijdragen aan energiebesparing (zoals de onder het kopje «instrumenten» voorkomende gasverwarmde wasdrogers en energiezuinig witgoed) zijn derhalve buiten beschouwing gebleven.

Maatregel/investeringaantal woningen in miljoenenkosten per woning in guldenstechnisch potentieel aan opbrengst in petajoule
muurisolatie2,4 1 20017
glasisolatie1,4 2 00014
dakisolatie2,02 00011
vloerisolatie3,5 3 00020
WP-boiler0,51 500 5
zonneboiler2,0 4 50011
EWP/geen gas0,2512 000 4
EWP i.p.v. gas0,754 50012
hr-ketel1,5 1 000 5
collectief naar WD0,75 9 00011
individuele ketels naar WD1,2510 00018

(E)WP = (elektrische) warmtepomp WD = warmtedistributie

Instrumenten

Thans zijn er al diverse beleidsinstrumenten (in ontwikkeling) op het terrein van de genoemde maatregelen, zoals:

SubsidiesBSET zonneboilerregeling
MAP1) landelijke ondersteunende subsidieregeling voor woningisolatie
 2) landelijke ondersteunende subsidieregeling voor zonneboilers
 3) landelijke ondersteunende subsidieregeling voor gasverwarmde wasdrogers
 4) subsidieacties voor individuele energiebedrijven
EPB (energieprestatie in de bestaande bouw)betreft een adviesinstrument voor woningbouwcorporaties waaraan MAP-subsidies kunnen worden gekoppeld; via deze weg wordt energiebesparing in huurwoningen bevorderd; toepassing in gehele bestaande bouw wordt onderzocht

Fiscaal instrumentarium

Op het gebied van de energiebesparing is ten aanzien van de hiervoor genoemde maatregelen in het wetsvoorstel fiscale milieuversterking voorzien in een regeling ten behoeve van de elektrische warmtepomp (verhoging belastingvrije voet in de regulerende energiebelasting). Datzelfde wetsvoorstel bevat overigens ook voor de zogenaamde duurzame energie een maatregel ten behoeve van particulieren die zogenaamde groene stroom afnemen (vrijstelling van regulerende energiebelasting).

De vraag welke van de geïnventariseerde maatregelen in aanmerking zouden kunnen komen voor (verdere) stimulering zal aan de orde komen in de Nota Energiebesparing die de Minister van Economische Zaken begin volgend jaar aan de Kamer zal doen toekomen. Daarin zal een beleidslijn worden uitgestippeld op welke terreinen extra aandacht nodig is. In die nota zal tevens zo veel mogelijk worden aangegeven met welke middelen het meest effectief zou kunnen worden opgetreden. Daarbij zijn dan uiteraard ook de fiscale stimuleringsmogelijkheden aan de orde. Deze zullen dan moeten passen in het kader van het NMP3 en in de verdere besluitvorming over de mogelijkheden die de vergroening van het belastingstelsel in dit opzicht biedt.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven