24 749
Aanpassing en intrekking van een aantal wetten in verband met de opheffing van adviesstelsel in zaken van algemeen verbindende voorschriften en beleid van het Rijk alsmede enkele overwegend technische aanpassingen van een aantal wetten (Aanpassingswet herziening adviesstelsel)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Ingevolge de voorgestelde Herzieningswet adviesstelsel1 zullen met het oog op de algehele herziening van het adviesstelsel van het Rijk (met ingang van 1 januari 1997) alle externe beleidsadviescolleges van het Rijk, behoudens twee uitzonderingen, worden opgeheven, respectievelijk in die gevallen waarin zij tevens zijn belast met andere taken, worden ontheven van hun beleidsadviestaak. Zoals in de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel (blz. 5) is aangegeven, is het wenselijk de wetgeving aan te passen aan de opheffing van het adviesstelsel, zoals voorzien in de voorgestelde Herzieningswet adviesstelsel. Dit wetsvoorstel strekt tot die aanpassing voor zover het de formele wetgeving betreft: het heeft tot doel het schrappen van formeel-wettelijke bepalingen voor zover die door de inwerkingtreding van de voorgestelde Herzieningswet adviesstelsel tot «dode letter» zullen worden. Dit wetsvoorstel heeft aldus tot doel een technische aanpassing van de wetgeving tot stand te brengen.

De in formele wetgeving voorkomende bepalingen over adviescolleges waaraan geen andere taken dan wetgevings- of beleidsadvisering is toegekend, komen ingevolge dit wetsvoorstel te vervallen; wettelijke bepalingen over de beleidsadviestaak van adviescolleges die van die taak zullen worden ontheven, worden geschrapt dan wel zodanig geformuleerd, dat de adviestaak wordt beperkt tot de advisering over beschikkingen of andere concrete uitvoeringsaspecten.

2. Verhouding tot de inrichting van het nieuwe adviesstelsel

Het wetsvoorstel gaat er vanuit dat alle bestaande adviescolleges, met uitzondering van de Sociaal-Economische Raad en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, worden opgeheven dan wel van hun beleidsadviestaak worden ontheven. Dat betekent dat ook adviescolleges die ingevolge de voornemens van de regering per 1 januari 1997 opnieuw worden ingesteld als adviescollege nieuwe stijl, ingevolge dit wetsvoorstel in hun «oude», dat wil zeggen hun thans bestaande vorm, worden opgeheven dan wel hun beleidsadviestaak verliezen. De regering heeft bij brief van 8 november 1995 inzake de herziening van het adviesstelsel aan de Tweede Kamer een overzicht gegeven van de adviescolleges die per 1 januari 1997 deel zullen gaan uitmaken van het nieuwe adviesstelsel.1 De wetsvoorstellen die op die nieuwe adviescolleges betrekking hebben, verkeren in verschillende stadia van voorbereiding.

Voor de inrichting van het nieuwe adviesstelsel zullen afzonderlijke voorstellen worden ingediend. Het is daarmee in overeenstemming dat de adviescolleges ten aanzien waarvan de regering van mening is dat zij in het nieuwe adviesstelsel «vernieuwd» dienen terug te komen en waarvoor een wetsvoorstel is of zal worden ingediend, ingevolge het onderhavige wetsvoorstel verdwijnen dan wel hun adviestaak verliezen. De regering wil derhalve met de voorgestelde aanpassingswet niet vooruitlopen op het overleg met de Staten-Generaal over de afzonderlijke wetsvoorstellen tot inrichting van het nieuwe adviesstelsel. Het onderhavige wetsvoorstel doet derhalve niet af aan hetgeen de voorgestelde Herzieningswet adviesstelsel bepaalt.

Het wetsvoorstel bevat, op basis van een uitvoerig onderzoek van de bestaande wetgeving, de naar het oordeel van de regering noodzakelijke aanpassingen van de formele wetgeving. Daarbij zijn de criteria toegepast die zijn vermeld in de memorie van toelichting (blz. 6–8) bij de voorgestelde Herzieningswet adviesstelsel. Alle adviescolleges die zijn vermeld op de indicatieve lijst bij die memorie van toelichting zijn in beschouwing genomen bij de voorbereiding van de voorgestelde aanpassingswet. Wettelijke bepalingen waarvan vaststaat dat zij (om andere redenen) vóór 1 januari 1997 zullen worden ingetrokken of gewijzigd en de op die datum uitgewerkte wettelijke bepalingen, zijn in dit wetsvoorstel buiten beschouwing gelaten. Bij het onderzoek van de formele wetgeving ten behoeve van dit wetsvoorstel zijn bovendien nog enkele zogenoemde «slapende» adviescolleges aan het licht gekomen. Ook de op die adviescolleges betrekking hebbende wettelijke bepalingen worden ingevolge dit wetsvoorstel geschrapt of aangepast. De voorgestelde aanpassingswet heeft uitsluitend betrekking op formele wetgeving. De noodzakelijke aanpassingen van algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten en andere regelingen met betrekking tot beleidsadviescolleges worden inmiddels voorbereid.

In het wetsvoorstel wordt in een groot aantal gevallen voorgesteld om artikelen of onderdelen daarvan te laten vervallen. Daarbij wordt in beginsel tevens een vernummering of nieuwe lettering voorgesteld. Daarvan is evenwel afgezien in een beperkt aantal gevallen waarin dat niet doelmatig zou zijn met het oog op voorgenomen nieuwe wetgeving of het grote aantal verwijzingen in andere wetsbepalingen of gedelegeerde regelgeving.

3. Het geven van uitvoeringsinformatie door zelfstandige bestuursorganen

Aan zelfstandige bestuursorganen (zbo's) die naast hun huidige beleidsadviestaak nog andere taken hebben en uit dien hoofde niet worden opgeheven, maar van hun beleidsadviestaak worden ontheven, wordt in voorkomende gevallen ingevolge dit wetsvoorstel de taak toegekend om de betrokken minister desgevraagd de inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van beleidsvoornemens of wettelijke voorschriften, voor zover deze betrekking hebben op het desbetreffende beleidsterrein. Deze aanpassing van de wetgeving is aanvullend op de aanpassingen die noodzakelijk zijn ingevolge de Herzieningswet adviesstelsel. Het kan van groot belang zijn om, in de vorm van deze «uitvoeringsinformatie», bij de besluitvorming over nieuwe maatregelen gebruik te maken van de kennis van de zbo's ten aanzien van de uitvoering. De regering acht het in het algemeen zinvol om uitvoeringsorganen aldus expliciet te kunnen betrekken bij de beoordeling van de uitvoerbaarheid van voorgenomen maatregelen.

In het wetsvoorstel is deze specifieke bepaling geformuleerd als een verplichting om op verzoek de betrokken minister, de inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van wettelijke voorschriften of beleid. Dit laat overigens onverlet de mogelijkheid voor zbo's om, binnen de grenzen van hun wettelijke taak, uit eigen beweging de betrokken minister van de voor het beleid relevante informatie te voorzien. Het verstrekken van uitvoeringsinformatie is geen beleidsadvisering in de zin van artikel 79 van de Grondwet, maar een specifieke informatieplicht; daarbij is van advisering over de inhoud of wenselijkheid van voorgenomen regelgeving of te voeren beleid geen sprake. Het verstrekken van de uitvoeringsinformatie kan dan ook niet worden gerekend tot de advisering over wetgeving of te voeren beleid in de zin van artikel 1, onderdeel a, van de voorgestelde Kaderwet adviescolleges1 .

4. Overige wijzigingen

Van de gelegenheid van deze noodzakelijke aanpassingswetgeving is gebruik gemaakt om de te wijzigen wetten op enkele overwegend technische punten aan te passen. Zo wordt voorgesteld in voorkomende gevallen de verouderde aanduiding van de betrokken minister in een aantal wetten aan te passen aan de geldende departementale indeling. Enkele andere overwegend technische aanpassingen worden hierna zo nodig afzonderlijk toegelicht. De voorgestelde wetsartikelen die uitsluitend strekken tot het schrappen van bepalingen met betrekking tot beleidsadvisering of het opheffen van adviescolleges, spreken voor zich en worden in deze memorie niet afzonderlijk toegelicht. Datzelfde geldt voor de voorgestelde bepalingen die ertoe strekken zbo's te belasten met de taak de eerder bedoelde uitvoeringsinformatie te verschaffen.

Het wetsvoorstel bevat geen voorstellen die ten opzichte van de voorgestelde Herzieningswet adviesstelsel zullen leiden tot personele of financiële gevolgen voor het Rijk.

5. Toelichting per hoofdstuk

Hoofdstuk 1. Justitie

Ingevolge dit hoofdstuk worden de wetsbepalingen geschrapt in verband met de opheffing de Commissie van Advies inzake de Justitiële documentatie. Voorts wordt de wetgeving aangepast aan het vervallen van beleidsadviestaak van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten, de bestuursraad van het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, de Adviescommissie Vreemdelingenzaken, Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing en het College van Advies voor Justitiële Kinderbescherming.

Ten aanzien van het College van toezicht op de kansspelen wordt om misverstanden te voorkomen duidelijk gemaakt dat dit orgaan geen beleidsadviestaak heeft, maar wel tot taak heeft om op het desbetreffende terrein uitvoeringsinformatie te verstrekken.

De wijziging van het Burgerlijk wetboek betreft het schrappen van de beleidsadviestaak van de Adviescommissie voor de burgerlijke staat en de nationaliteit, voor zover het betreft de beleidsadvisering aan de rijksoverheid.

Ten aanzien van de Registratiekamer, waarvan de beleidsadviestaak ingevolge dit wetsvoorstel wordt geschrapt, zal in een afzonderlijk wetsvoorstel tot implementatie van een EG-richtlijn de (nieuwe) adviestaak van de Registratiekamer worden vastgelegd1 .

Hoofdstuk 2. Binnenlandse Zaken

Ingevolge dit hoofdstuk wordt de wetgeving aangepast aan de opheffing van de Raad voor het binnenlands bestuur, de Raad voor de Gemeentefinanciën en de Commissie voor de gemeentelijke en provinciale comptabiliteitsvoorschriften. Voorts wordt de Kieswet aangepast aan het vervallen van de beleidsadviestaak van de Kiesraad. Tevens worden de «slapende» bepalingen over de beleidsadvisering in de Wet verplaatsing bevolking geschrapt.

Hoofdstuk 3. Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Ingevolge dit hoofdstuk wordt de wetgeving aangepast aan de opheffing van de Adviesgroepen inzake de programma's van eisen alsmede de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid en de (feitelijk niet meer bestaande) Vaste Commissie van advies inzake de schrijfwijze van de Nederlandse taal. Voorts wordt de beleidsadviestaak van de Onderwijsraad geschrapt.

De op basis van de Raamwet sectorraden onderzoek en ontwikkeling ingestelde sectorraden doen voorstellen voor de programmering van onderzoek en ontwikkeling op de terreinen waarvoor zij zijn ingesteld. Op grond van de Raamwet hebben deze sectorraden tevens tot taak te adviseren over de beleidsvoering, over initiatiefvoorstellen van wet (aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal) en het ontwikkelen van een meerjarenvisie. Ingevolge de Herzieningswet adviesstelsel worden de sectorraden van deze adviestaken ontheven, aangezien die taken moeten worden gerekend tot advisering over het te voeren beleid en wetgeving. Op grond van het voorgestelde artikel 3.8 wordt de Raamwet zodanig aangepast dat deze adviesbevoegdheid van de sectorraden komt te vervallen. De gewijzigde taakomschrijving (artikel 3, eerste lid) houdt in, dat het ook tot de taak van sectorraden behoort om – regelmatig – voorstellen te doen omtrent de doeleinden van, omvang van en de financiële en organisatorische voorwaarden voor onderzoek en ontwikkeling op de (middel)lange termijn.

De Raad voor cultuur is vooruitlopend op de herziening van het adviesstelsel ingesteld. Nadrukkelijk wijs ik erop dat artikel 3.7 van het onderhavige wetsvoorstel, dat strekt tot het schrappen van de beleidsadviestaak, een louter technisch karakter heeft en dat de regering niet beoogt in het nieuwe adviesstelsel de aard of omvang van de adviestaken van de Raad te wijzigen. Door middel van een afzonderlijk wetsvoorstel zal de regeling van de Raad voor cultuur met behoud van de oorspronkelijke beleidsadviestaak, worden afgestemd op de Kaderwet adviescolleges. Dat wetsvoorstel is thans voor advies bij de Raad van State aanhangig.

Hoofdstuk 4. Financiën

Ingevolge dit hoofdstuk wordt de wetgeving aangepast aan de opheffing van de Rijkscommissie voor export-, import- en investeringsgaranties. Voorts worden ten aanzien van de Verzekeringskamer en de Nederlandsche Bank N.V. de in diverse wetten aan deze organen toekende adviestaken ten aanzien van beleid en algemeen verbindende voorschriften geschrapt. Bovendien wordt, anders dan wat uit de (indicatieve) bijlage bij de memorie van toelichting bij de voorgestelde Herzieningswet adviesstelsel zou kunnen blijken, de Bankraad niet opgeheven, maar slechts van zijn beleidsadviestaak, zoals voortvloeide uit de artikelen 21 en 33, derde en vierde lid, van de Bankwet 1948 ontheven.

Ten aanzien van de wisselkoers van de gulden is in het wetsvoorstel voorzien in een bepaling inzake overleg met de Nederlandsche Bank N.V. De betrokkenheid van de Bank bij de wisselkoers geldt als een waarborg voor een evenwichtig monetair beleid en gedeelde verantwoordelijkheden. Door de adviestaak ter zake te vervangen door een verplichting tot overleg met de Bank, wordt die waarborg behouden.

Hoofdstuk 5. Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Ingevolge dit hoofdstuk wordt de wetgeving aangepast aan de opheffing van de Raad voor de ruimtelijke ordening, de Raad voor de volkshuisvesting, de Raad voor het milieubeheer en de Waddenadviesraad. Geschrapt worden de bepalingen inzake de beleidsadviestaak van de Commissie drinkwatervoorziening.

Ten aanzien van de Commissie genetische modificatie en de Technische commissie bodembescherming worden gewijzigde taakomschrijvingen voorgesteld; beoogd is hiermee te verduidelijken dat deze commissies geen beleidsadviserende taak hebben (advisering over uitvoering in concrete gevallen, respectievelijk over concrete uitvoeringsaspecten). Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de regeling inzake de samenstelling van de Commissie genetische modificatie aan te passen.

De adviestaak van de gebruikersraad, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Organisatiewet Kadaster wordt vervangen door de taak om het bestuur in kennis te stellen van de binnen de gebruikersraad levende standpunten.

Hoofdstuk 6. Verkeer en Waterstaat

Ingevolge dit hoofdstuk wordt de wetgeving ingetrokken met betrekking tot de Raad voor Verkeer en Waterstaat, de Raad voor de Verkeersveiligheid en de Staatscommissie voor de Waterstaatswetgeving.

Een bepaling met betrekking tot de Rubriceringscommissie Wet gevaarlijke stoffen is niet opgenomen, aangezien deze commissie naar verwachting medio 1996 zal worden opgeheven als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

Hoofdstuk 7. Economische Zaken

Ingevolge dit hoofdstuk wordt de wetgeving aangepast aan de opheffing van de Algemene Energieraad en de Adviescommissie Consumentenkrediet. Van hun beleidsadviestaak worden ontheven: de Raad van deskundigen voor de nationale standaarden, de Commissie Economische Mededinging, de Mijnraad, de Kamers van Koophandel en de Centrale Plancommissie. Van de gelegenheid van de onderhavige aanpassingswetgeving is gebruik gemaakt door het aantal leden van de Centrale Plancommissie terug te brengen van 30 naar twaalf. Het is daarbij de bedoeling geen ambtenaren meer tot lid van de commissie te benoemen.

Hoofdstuk 8. Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

Ingevolge dit hoofdstuk wordt de wetgeving aangepast aan de opheffing van de Natuurbeschermingsraad, de Raad voor de openluchtrecreatie, de Bestrijdingsmiddelencommissie, de Bosbouwvoorlichtingsraad, de Jachtraad, de Raad voor de Binnenvisserij, de commissie, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet bedreigde dier- en plantesoorten en de adviescommissie voor de bodemproductie. Van hun beleidsadviestaak worden ontheven: de Landelijke Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in de Landbouw, de Raad voor Dierenaangelegenheden, de Commissie van advies voor het grond- en pachtprijspeil, het Veevoederoverlegorgaan, het Bosschap en het Landbouwschap.

Hoofdstuk 9. Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ingevolge dit hoofdstuk wordt de Wet op de Emancipatieraad overeenkomstig artikel 4 van de voorgestelde Herzieningswet adviesstelsel ingetrokken per 1 mei 1997. Het voorstel om de toepasselijkheid van de voorgestelde Kaderwet adviescolleges ten aanzien van de Emancipatieraad (voor de periode van vier maanden, tot 1 mei 1997) uit te sluiten, spreekt voor zich.

Verder wordt ingevolge dit hoofdstuk de wetgeving op het onderhavige terrein aangepast aan het opheffen van de Commissie Reactorveiligheid en het schrappen van de beleidsadviestaak van de Verzekeringskamer, de bedrijfslichamen (ten opzichte van het Rijk), de Sociale verzekeringsbank en de Stichting van de Arbeid. Ten aanzien van de Stichting van de Arbeid wordt in artikel 9.6 een bepaling voorgesteld inzake het overleg in de gevallen waarin de thans bestaande wettelijke adviestaak komt te vervallen. Voorts wordt in artikel 9.8 een bepaling voorgesteld inzake het verstrekken van inlichtingen door de Stichting van de Arbeid.

Ten aanzien van het Tijdelijk instituut coördinatie en afstemming (Tica) is in artikel 9.2 een wijziging van artikel 36 van de Organisatiewet sociale verzekeringen opgenomen. Daarmee wordt de beleidsadviestaak van het Tica vervangen door een uitvoeringstoets, vooruitlopend op de thans in voorbereiding zijnde wetgeving ter aanpassing van die wet aan de «opvolger» van het Tica. Aldus wordt duidelijk gemaakt dat aan de (eventuele) opvolger van het Tica geen beleidsadviestaak zal worden toegekend, maar wel de hiervoor besproken taak om uitvoeringsinformatie te verstrekken.

Over artikel 9.13 zij opgemerkt, dat paragraaf 3 van de Algemene bijstandswet slechts één artikel bevat, waarin wordt bepaald dat een commissie als bedoeld in artikel 43 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (de Commissie Sociale Voorzieningen) adviseert over onderwerpen betreffende eerstgenoemde wet. Het schrappen van de onderhavige bepaling vormt onderdeel van het streven om advisering door de Sociaal-Economische Raad op verschillende gebieden van de sociale zekerheid te integreren en ook de mogelijkheden voor meer samenhang met arbeidsmarktvraagstukken te vergroten.

Hoofdstuk 10. Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De voorgestelde wijzigingen houden verband met de opheffing van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid, de Adviescommissie Vleeskeuringswet, de Adviescommissie Warenwet, de Voedingsraad, de Destructieraad, de Adviescommissie Diëtisten, de Adviescommissie ergotherapeuten, het College van Advies inzake het beroep van fysiotherapeut, de Adviescommissie Logopedisten, de Adviescommissie Mondhygiënisten, de Adviescommissie oefentherapeuten-Cesar, de Adviescommissie oefentherapeuten-Mensendieck, de Adviescommissie Orthoptisten, de Adviescommissie Podotherapeuten, de Adviescommissie radiodiagnostisch en radiotherapeutisch laboranten, de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg en de («slapende») Raad voor de buitengewone geneeskundige en farmaceutische voorziening.

Voorts wordt ingevolge dit hoofdstuk de beleidsadviestaak geschrapt van de Gezondheidsraad, de Ziekenfondsraad, het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg, het College voor ziekenhuisvoorzieningen en het College voor de bloedtransfusie van het Nederlandse Rode Kruis. Voorts strekt dit hoofdstuk tot het schrappen van de bepalingen in verband met de opheffing van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid.

In dit hoofdstuk zijn voorts niet opgenomen de noodzakelijke wijzigingen in de Wet op de geneesmiddelenvoorziening met betrekking tot het College ter beoordeling van geneesmiddelen, de Centrale Adviescommissie voor gebiedsaanwijzing en de Geneesmiddelencommissie. Die wijzigingen zijn opgenomen in een afzonderlijk wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening1 . Die wetswijziging zal naar verwachting reeds vóór 1 januari 1997 in werking treden. Aldus is het niet meer noodzakelijk het schrappen van de adviestaken van deze colleges in het onderhavige wetsvoorstel op te nemen.

In dit hoofdstuk is er van uitgegaan dat het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de dierproeven2 vóór 1 januari 1997 in werking is getreden. Ingevolge het onderhavige wetsvoorstel vervalt de beleidsadviestaak van de Commissie van advies voor de dierproeven. Ter vermijding van misverstanden wordt thans tevens de naam van de commissie gewijzigd in «Centrale commissie dierproeven».

Aangezien de Nationale Raad voor de volksgezondheid eigen rechtspersoonlijkheid heeft, is in artikel 10.23 een voorziening opgenomen voor de overgang van personeel en vermogen.

Het schrappen van de beleidsadviestaak van de zbo's op het terrein van de volksgezondheid vindt op een andere wijze plaats dan in dit wetsvoorstel geschiedt ten aanzien van zbo's op andere terreinen. Het betreft hier uitvoeringsorganen, zoals de Ziekenfondsraad, het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg, het College voor ziekenhuisvoorzieningen en het College voor de bloedtransfusie van het Nederlandse Rode Kruis. De reden van de andere wijze van aanpassing is dat, zoals reeds eerder vanwege de regering is aangegeven3 , het de bedoeling is met betrekking tot de desbetreffende organen advies-, overleg- en uitvoeringsfuncties van elkaar te scheiden. Dit leidt ertoe dat deze uitvoeringsorganen geen advies- of overlegtaken meer hebben en zullen worden omgevormd tot uitvoeringsorganen «nieuwe stijl». De genoemde functies zijn echter dusdanig met elkaar verweven dat het niet mogelijk is gebleken de nadere uitwerking van de uitvoeringsorganen «nieuwe stijl» reeds tegelijk met het verwerken van de gevolgen van de toekomstige Herzieningswet adviesstelsel in de voorgestelde aanpassingswet vast te leggen. Daarmee blijkt meer tijd te zijn gemoeid. Aangezien het uit een oogpunt van zorgvuldige wetgeving echter wenselijk is dat alle wetswijzigingen die voortvloeien uit de Herzieningswet adviesstelsel op 1 januari 1997 in werking treden, is besloten het schrappen van de beleidsadviestaak van de desbetreffende organen toch in het onderhavige voorstel op te nemen. Om eerder genoemde redenen is daarbij voorlopig het woord advies gehandhaafd, maar is de beleidsadviestaak geschrapt door de adviserende taak te beperken tot concrete uitvoeringsaspecten. Aldus omvat in formele zin de nieuwe adviestaak geen beleidsadvisering. Deze aanpassing van de desbetreffende adviestaken moet in dit verband worden gezien als een voorlopige aanpassing, in afwachting van nieuwe wetgeving met betrekking tot de desbetreffende uitvoeringsorganen. De taken en structuur van de desbetreffende organen in de nieuwe uitvoeringsstructuur zullen op een later tijdstip, in afzonderlijke wetgeving worden vastgelegd. De voorbereiding van die wetgeving is inmiddels in volle gang.

Hoofdstuk 11. Slotbepalingen

Het voorgestelde tijdstip van inwerkingtreding ligt op de dag waarop de Herzieningswet adviesstelsel in werking zal treden. Ter gelegenheid van de inrichting van het nieuwe adviesstelsel zullen de bepalingen die ingevolge deze aanpassingswet worden gewijzigd, mogelijk opnieuw worden gewijzigd dan wel worden vervangen door nieuwe bepalingen. Door het voorgestelde artikel 11.1, tweede lid, wordt voorkomen dat de afzonderlijke wetten elkaar «kruisen».

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm


XNoot
1

Kamerstukken I 1995/96, 24 232, nr. 88.

XNoot
1

Kamerstukken II 1995/96, 23 725, nr. 14.

XNoot
1

Kamerstukken I 1995/96, 24 503, nr. 235.

XNoot
1

Richtlijn van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuur- lijke personen in verband met de ver werking van persoonsgegevens en betref- fende het vrij verkeer van die gegevens, PbEG L 281/31.

XNoot
1

Kamerstukken II 1995/96, 24 682, nrs. 1–2.

XNoot
2

Kamerstukken I 1994/95, 22 485.

XNoot
3

Zie de brief aan de Tweede Kamer van 12 juni 1995, kamerstukken II 1994/95, 24 218, nr. 1.

Naar boven