24 724 Studiefinanciering

Nr. 99 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 februari 2012

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben enkele fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 november jl. inzake de bijverdiengrens (Kamerstuk 24 724, nr. 98). Bij brief van 9 februari 2012 heeft de staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Bochove

De adjunct-griffier van de commissie, Boeve

I. Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de PvdA-fractie hebben met enige ontevredenheid kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris over de uitvoering van de motie Klaver en De Rouwe inzake de bijverdiengrens2. Zij hebben nog enige aanmerkingen over de bijverdiengrens in het algemeen en over de uitvoering van de motie in het bijzonder. De boetes die voor de getroffen groep studenten volgden op het overschrijden van de bijverdiengrens hadden potentieel een zeer ongewenst gedragseffect, namelijk dat studenten snel en onder veel druk moeten kiezen tussen hun eigen verdiencapaciteit en studeren. De onredelijkheid blijkt ook uit het feit dat mensen die studiefinanciering krijgen terwijl hun vermogende ouders woonruimte, levenskosten en collegegeld betalen dat niet hoeven terug te betalen. De hardwerkende student, vrij naar de «hardwerkende Nederlander», wordt gestraft om zijn inzet. De straf is niet zozeer het terugbetalen van de daadwerkelijk te veel ontvangen studiebeurs, als wel de boetes en het terugbetalen van de OV-chipkaart. Dat opgemerkt hebbende, is het in dit geval een onaangename verrassing dat de staatssecretaris geen gevolg wenst te geven aan het feit dat studenten in grote problemen kwamen door een aanpassing van de regels door de overheid. Meer dan vijfduizend studenten troffen een vordering op hun deurmat aan en dat getal alleen al zou voldoende bewijs moeten zijn voor het feit dat de voorlichting over de aangepaste loonnorm onvoldoende was. Waarom is er niet gekozen voor een heldere brief aan de doelgroep? De leden van deze fractie hopen van harte dat de staatssecretaris zijn weigering tot coulance op basis hiervan nogmaals wil overwegen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. De staatssecretaris geeft aan dat studenten zelf kunnen voorkomen dat ze de bijverdiengrens overschrijden door de studiebeurs tijdig stop te zetten. In de praktijk blijkt het tijdig stopzetten zeer lastig. Omdat de grens wordt gesteld aan de hand van het verzamelinkomen kan een student ongemerkt en paar euro teveel hebben verdiend. Het achteraf corrigeren is in de praktijk ook moeilijker dan wordt voorgesteld, blijkt uit reacties van studenten. Zij zijn óf niet op de hoogte van de mogelijkheid en horen te laat dat ze de grens hebben overschreden, óf blijken niet in staat de gevraagde bedragen op korte termijn terug te betalen. Vervolgens wordt de betreffende student gestraft met een enorme boete, ook als de overschrijding minimaal is geweest. De leden vragen de staatssecretaris om de boete in verhouding te houden met de overschrijding en meer duidelijkheid te verschaffen naar de studenten toe over mogelijke berekeningen om overschrijding te voorkomen. Voorts vragen deze leden de staatssecretaris hoe hij aankijkt tegen de eis van de overheid enerzijds om een steeds grotere eigen bijdrage van de student te vragen, en anderzijds de bijverdiengrens zo vast te stellen dat deze problemen veroorzaakt voor die studenten die moeten werken om aan de vereiste eigen bijdrage te kunnen voldoen. Zou het niet zo moeten zijn dat studenten zich volledig op hun studie moeten kunnen concentreren, zonder er naast te moeten werken en daar ook nog voor gestraft worden met enorme boetes als blijkt dat ze iets teveel hebben verdiend? Uit het onderzoek waar de staatssecretaris naar verwijst, blijkt ook dat de toename van het aantal overschrijdingen vooral ligt aan het feit dat steeds meer studenten steeds meer gaan bijverdienen. De leden vragen of de staatssecretaris de mening deelt dat dit waarschijnlijk voor een groot deel wordt veroorzaakt door de hoogte van de studiebeurs, die te laag is om zelfs de huur van te kunnen betalen. De leden van deze fractie vragen de staatssecretaris er zorg voor te dragen dat studenten beter worden ingelicht en zo makkelijker zelf een inschatting vooraf kunnen maken over het te verdienen bedrag dat wordt geaccepteerd. Ook stellen zij dat de boete in verhouding dient te zijn met de overschrijding. Verder willen de leden benadrukken dat een student in de gelegenheid zou moeten worden gesteld zonder bijbanen zijn studie en levensonderhoud te kunnen betalen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderzoek dat naar aanleiding van de motie Klaver en De Rouwe is uitgevoerd over de bijverdiengrens voor studenten in het hoger onderwijs. Deze leden zijn van mening dat studeren een investering in de toekomst is. Van studenten mag verwacht worden dat zij daar ook zelf een bijdrage aan leveren door geen onnodige studievertraging op te lopen en door betaling van het collegegeld. Het kabinet kiest ervoor te bezuinigen op het hoger onderwijs en tegelijkertijd studenten meer te laten betalen: in de masterfase wordt de studiebeurs omgezet in een sociaal leenstelsel en de kosten voor een tweede studie lopen fors op. In het licht van deze maatregelen vinden de leden dat studenten geen beperkingen voor bijverdienen moeten worden opgelegd. Het moet studenten niet onnodig moeilijk worden gemaakt het geld te verdienen waarmee zij hun (tweede) studie kunnen betalen. Studenten zijn zelf in staat te bepalen hoeveel tijd zij nodig hebben voor het succesvol afronden van hun studie. De bijverdiengrens vormt volgens deze leden bovendien een onnodige rem op ondernemerschap van studenten. De leden van de fractie vragen aan de staatssecretaris of de invoering van het sociale leenstelsel ook betekent dat de bijverdiengrens voor studenten in de masterfase wordt opgeheven. Is de staatssecretaris daartoe bereid? De leden ontvangen daarnaast veel signalen over disproportionele boetes voor studenten die de bijverdiengrens overschrijden. Ongeacht de mate van overschrijding moeten studenten bijvoorbeeld het totale bedrag voor hun ov-jaarkaart terugbetalen. Kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze de boetes voor overschrijding van de bijverdiengrens proportioneel zijn, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie danken de staatssecretaris voor het onderzoek dat naar aanleiding van de motie Klaver en De Rouwe is uitgevoerd. Zij hebben een aantal aanvullende vragen.

De staatssecretaris schrijft dat studenten hun studiefinanciering binnen zes maanden met terugwerkende kracht kunnen stopzetten om aan een heffing te ontkomen. Waarom is het voor studenten die de bijverdiengrens overschrijden, voordeliger de studiefinanciering met terugwerkende kracht stop te zetten dan een heffing af te wachten, zo vragen de leden van deze fractie. Voorts vragen zij de staatssecretaris wat in zijn ogen de reden is dat studenten die hiermee voordeliger uit zouden zijn, toch niet kiezen voor het achteraf stopzetten van de studiefinanciering. Waren de studenten hiervan op de hoogte en zo nee, waarom niet?

Vindt de staatssecretaris het billijk en rechtvaardig dat het voordeliger is studiefinanciering met terugwerkende kracht stop te zetten en zo ja, waarom? Vervolgens vragen de leden wat het bedrag is dat er in de jaren 2005 tot en met 2008 is teruggevorderd. Hoe verhoudt dat bedrag zich tot de bijverdiensten van de studenten die boven de bijverdiengrens uitkomen, vragen zij voorts. Wat is het bedrag dat zou zijn teruggevorderd onder de oude regeling in 2008, willen de leden weten. Daarnaast vragen zij op welk moment studenten die achteraf loonheffingen aanvroegen konden zien of zij de bijverdiengrens overschreden hebben. Is het gebruikelijk voor studenten die niet de bijverdiengrens overschrijden om de heffingskortingen achteraf uit te laten betalen? De leden van voornoemde fractie zijn er niet van overtuigd dat alle relevante informatie is overgebracht op de belanghebbenden. Is in de voorlichting in voldoende mate uitleg gegeven over het verschil tussen de begrippen netto- en verzamelinkomen, met name met betrekking tot het meerekenen van de heffingskortingen? Waren en zijn studenten afdoende op de hoogte van de mogelijkheden om te voorkomen dat zij de bijverdiengrens overschrijden?

De fiscale doorwerking is ingewikkeld geweest, zo geeft de staatssecretaris toe. Is de staatssecretaris het met de leden eens dat het daardoor voor studenten ook moeilijk is geweest om op de gewijzigde situatie te anticiperen, zo vragen zij.

Deze leden zetten vraagtekens bij de constatering dat het voor DUO alleen mogelijk is om maatregelen te treffen voor alle studenten. In de ogen van de leden van deze fractie is de staatssecretaris degene die maatregelen zou kunnen nemen en deze ook specifiek zou kunnen afstemmen op een groep die benadeeld is door eerder gevoerd beleid. Graag horen de leden de overweging van de staatssecretaris hieromtrent.

II. Reactie van de staatssecretaris

Het inkomensbegrip in de studiefinanciering is in overeenstemming gebracht met andere inkomensafhankelijke regelingen op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De bijverdiengrens wordt met ingang van het inkomensjaar 2008 niet langer vastgesteld op basis van een netto-inkomensbegrip, maar op basis van het verzamelinkomen (indien belastingaangifte is gedaan). In de door de bovengenoemde leden aangehaalde brief en het bijbehorende onderzoek is in beeld gebracht welke invloed deze wijziging heeft gehad op de toename van het aantal vorderingen als gevolg van overschrijding van de bijverdiengrens. In 2008 is het aantal vorderingen met circa 5000 toegenomen ten opzichte van 2007. In de brief is aangegeven dat de wijziging van de bijverdiengrens een beperkte rol heeft gespeeld in de toename van het aantal vorderingen3. Op zichzelf heeft de omschakeling van de bijverdiengrens naar het verzamelinkomen zoveel mogelijk neutraal plaatsgevonden. Vanwege de fiscale doorwerking van de aanpassing was het niet mogelijk dat de wijziging in alle individuele gevallen neutraal is uitgepakt.

De staatssecretaris dankt de leden voor de hierover gemaakte opmerkingen en gestelde vragen. Hieronder wordt eerst ingegaan op enkele algemene punten die door leden van meerdere fracties aan de orde zijn gesteld. Daarna worden de specifieke vragen in de volgorde waarin ze gesteld zijn behandeld.

Een grotere eigen bijdrage is geen boete, maar een redelijk middel

De leden van de fracties van de PvdA, SP en D66 noemen de vorderingen vanwege de bijverdiengrens een boete of straf op bijverdienen. De staatssecretaris hecht eraan te benadrukken dat het niet terecht is om over een boete te spreken. Zoals het in de wet is vastgelegd, gaat het om een eigen bijdrage van de student. De bijverdiengrens geeft aan vanaf welk inkomen een hogere eigen bijdrage van studenten verwacht wordt.

Daarnaast maakt de bijverdiengrens onderscheid tussen studenten die studiefinanciering nodig hebben én werkenden die naast hun werk een opleiding volgen. Een grens stellen aan de bijverdiengrens geeft aan dat de grootste prioriteit bij de studie moet liggen.

Wie de bijverdiengrens overschrijdt, verdient al gauw meer dan aan studiefinanciering (beurs én lening) kan worden opgenomen. Met dergelijke inkomsten heeft de desbetreffende persoon niet de volledige prestatiebeurs nodig, maar kan hij zelf een groter gedeelte van de financiering van zijn studie dragen, met als consequentie dat het teveel aan toegekende studiefinanciering als een vordering «Eigen Bijdrage Student (EBS)» wordt teruggehaald.

De eigen bijdrage en de reisvoorziening

De leden van de verschillende fracties benadrukken ook de verhouding tussen een kleine overschrijding van de bijverdiengrens en de opgelegde vordering voor het gebruik van het studentenreisrecht. Voor de inkomensjaren 2007 en 2008 (en overigens ook 2009) was het niet nodig om op grond van de wet naar deze verhouding te kijken. Toen ging het om de vaststelling van een redelijke eigen bijdrage aan ontvangen studiefinanciering inclusief OV-studentenkaart. Het ging uiteindelijk om een eigen bijdrage van iets minder van € 85 per maand (bijna € 1000 op jaarbasis) gedurende het aantal maanden waarin de student een OV-studentenkaart in bezit heeft gehad. Met de kaart kon de student doordeweeks of in het weekend vrij reizen met het openbaar vervoer.

Vanaf 2010 geldt een andere benadering. Op verzoek van de Tweede Kamer is vanaf 2010 een «drempelprobleem» uit de bijverdienregeling gehaald. In die benadering staat niet zozeer de voorziening waarvoor de eigen bijdrage wordt gevraagd centraal, maar gaat het om de relatief grote gevolgen van een kleine overschrijding (namelijk het volledig terugbetalen van de OV-studentenkaart). Dit drempelprobleem is weggenomen door een zogenaamde glijdende schaal te introduceren vanaf het inkomensjaar 2010. Door die «glijdende schaal» kan de vordering voor de ontvangen beurs tezamen met de eigen bijdrage voor de OV-studentenkaart nooit hoger zijn dan het bedrag waarmee de bijverdiengrens is overschreden. De «glijdende schaal» moet worden toegepast op de bijverdiensten die in 2010 zijn verkregen. Om dit financieel mogelijk te maken is in 2010 en 2011 afgezien van indexatie: de bijverdiengrens zelf is twee jaar lang «bevroren». Op de in eerdere jaren verdiende inkomens moet de in het desbetreffende jaar geldende normatiek worden toegepast. De Centrale Raad voor Beroep – de hoogste rechter op dit gebied – heeft dat in zijn uitspraak van 28 november 2011 bevestigd (11/4153 WSF).

Voorlichting was voldoende

De leden van de PvdA-fractie stellen dat het aantal van 5000 studenten voldoende bewijs zou zijn dat de voorlichting onvoldoende is geweest en vragen waarom niet is gekozen voor een brief aan alle studenten over dit onderwerp. De Nationale Ombudsman is tot het oordeel gekomen dat de communicatie toereikend is geweest. DUO heeft de wijziging van de bijverdiengrens via de reguliere communicatiekanalen bekendgemaakt. Het gaat om de kanalen die studenten toch al moeten raadplegen om te weten te komen hoeveel ze in een jaar mogen bijverdienen, aangezien de bijverdiengrens ieder jaar wordt geïndexeerd.

Ik vraag mij af of een aparte brief aan elke student een geschikt instrument zou zijn geweest. Het genoemde aantal van 5000 studenten komt neer op minder dan 1% van de uitgevoerde gegevenscontroles. Slechts een beperkt deel van de toename in het aantal vorderingen kan door de gewijzigde bijverdiengrens worden verklaard. Om die reden is het maar de vraag of een brief goed had gewerkt.

Wie geen eigen bijdrage wil betalen, moet zijn of haar bijverdiensten bewaken

De leden van de SP-fractie stellen dat het in de praktijk moeilijk is om de studiefinanciering op tijd of met terugwerkende kracht stop te zetten. Benadrukt moet worden dat de bijverdiengrens een drempelbedrag is waarboven een eigen bijdrage van de student wordt vastgesteld. Studenten die deze eigen bijdrage willen vermijden, moeten deze grens zelf bewaken en DUO helpt hen daarbij door het verschaffen van de benodigde informatie. De administratieve handelingen om de studiefinanciering op tijd stop te zetten zijn niet ingewikkeld. Wel kan het lastig zijn om precies op het drempelbedrag uit te komen. Wie maximaal wil bijverdienen zonder een eigen bijdrage te hoeven betalen, loopt nu eenmaal een groter risico om meer dan het drempelbedrag te verdienen als hij iets over het hoofd heeft gezien, dan iemand die daarin voorzichtiger is.

De leden van de SP-fractie vragen om meer duidelijkheid voor studenten en verzoeken de vordering in verhouding te houden met de overschrijding van de bijverdiensten. Deze vragen richten zich niet zozeer op de overschrijdingen uit het verleden, maar zijn gericht op de toekomst. Naar de toekomst toe wordt aan deze wens tegemoetgekomen door invoering van de hierboven genoemde «glijdende schaal». De leden van de SP-fractie vragen voorts naar de relatie tussen het stijgend aantal overschrijdingen van de bijverdiengrens en de hoogte van de beurs. Het is niet waarschijnlijk dat die relatie bestaat. Daarvoor hebben studenten die de bijverdiengrens overschrijden te hoge bijverdiensten. Op het totaal bezien gaat het overigens nog steeds om een beperkt aantal studenten.

De bijverdiengrens wordt in de masterfase minder belangrijk, belemmering voor ondernemerschap wordt weggenomen

De leden van de D66-fractie stellen de verantwoordelijkheid van de student voor de investering in zijn toekomst centraal en plaatsen dat in het perspectief van de toenemende eigen bijdrage die van studenten in de masterfase wordt verwacht. De leden vragen of de bijverdiengrens kan komen te vervallen bij invoering van het sociaal leenstelsel in de masterfase. Het idee maakt geen deel uit van het wetsvoorstel Studeren is Investeren, omdat ook in de masterfase nog steeds sprake is van giftelementen, namelijk het studentenreisrecht en de aanvullende beurs. Voor deze elementen van de prestatiebeurs blijft gelden dat studenten met aanzienlijke bijverdiensten ook een eigen bijdrage kunnen leveren.

De leden van de D66-fractie stellen dat de bijverdiengrens een rem op ondernemerschap kan zetten. Studentondernemers hebben de minister van Economische Zaken & Innovatie en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap daarop ook gewezen. Het blijkt dat inkomsten uit onderneming nog gedeeltelijk voor de bijverdiengrens kunnen meetellen als de ondernemer al is afgestudeerd en geen studiefinanciering meer ontvangt. Dat is in afwijking van wat in loondienst verdiend wordt. Dat is niet wenselijk, omdat studentondernemers hierdoor in het nadeel zijn. In het wetsvoorstel Studeren is Investeren wordt daarom voorgesteld deze inkomsten in het jaar van afstuderen niet meer mee te nemen.

Aanvullende informatie

Voor de leden van de GroenLinks-fractie gaf het onderzoek naar de bijverdiengrens 2008 aanleiding tot aanvullende vragen over met name het voordeel van het met terugwerkende kracht stopzetten, het bedrag aan vorderingen uit de afgelopen jaren, de fiscale kant van de gewijzigde bijverdiengrens inclusief de voorlichting daarover en de mogelijkheid om voor een specifieke groep coulance te betrachten.

Het voordeel van het met terugwerkende kracht stopzetten van de studiefinanciering hangt samen met de vergoeding voor het studentenreisrecht van bijna € 1000 over een heel jaar. Als een student de bijverdiengrens heeft overschreden, kan het voor hem voordeliger zijn voor één of enkele maanden de studiefinanciering met terugwerkende kracht stop te zetten en de ontvangen beurs en de vergoeding van onterecht kaartbezit aan DUO terug te betalen.

Het verschil tussen de bijna € 1000 en het terugbetaalde bedrag is het voordeel van de student. Het mechanisme hierachter is formeel-juridisch van aard: de bijverdiengrens wordt toegepast op de periode van het jaar waarover (al dan niet onderbroken) studiefinanciering is genoten. Door de studiefinanciering stop te zetten, tellen daarna genoten inkomsten niet meer mee. Mede op verzoek van studentondernemers is in het verleden de mogelijkheid gecreëerd om studenten nog enige tijd de kans te geven de studiefinanciering achteraf te corrigeren. Alle studenten hebben die mogelijkheid.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben gevraagd wat het bedrag is dat in de jaren 2005 tot en met 2008 is teruggevorderd. Met de toename van het aantal vorderingen is ook het totale gevorderde bedrag van de eigen bijdragen van studenten gestegen. Het gevorderde bedrag voor de eigen bijdragen is gegroeid van bijna € 10 miljoen in 2005 naar ongeveer € 33,5 miljoen in 2008.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben gevraagd welk bedrag gevorderd zou zijn als in 2008 de «oude bijverdiengrens naar netto inkomen» zou zijn toegepast. Het bedrag zou dan naar schatting zo’n € 2 miljoen lager hebben gelegen. De vorderingen bestaan voor een deel uit een vergoeding voor de OV-studentenkaart voor iedere maand dat deze in bezit van de desbetreffende studenten was en voor het overige uit het bedrag waarmee de bijverdiengrens is overschreden tot maximaal de ontvangen beurs. De verhouding tussen beide onderdelen in het totaal gevorderde bedrag is in het onderzoek naar de bijverdiengrens 2008 niet nader in kaart gebracht.

Tabel: Ontwikkelingen in het aantal (ruit, linkeras) en bedrag (rond, rechteras) van de EBS-vorderingen (bron: OCW).

Tabel: Ontwikkelingen in het aantal (ruit, linkeras) en bedrag (rond, rechteras) van de EBS-vorderingen (bron: OCW).

De focus van de voorlichting was gericht op de correcte toepassing van de bijverdiengrens en op de mogelijkheden om een overschrijding van de bijverdiengrens te voorkomen. In reactie op de opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie kan gesteld worden dat alle daarvoor relevante informatie is verstrekt.

In de voorlichting over de gewijzigde bijverdiengrens is DUO ingegaan op het veranderde inkomensbegrip. Dat vanaf 2008 niet meer op het netto-inkomen wordt gelet, maar op het verzamelinkomen (of het belastbaar inkomen voor personen die geen aangifte doen) is duidelijk op de website en in de brochure van DUO aangegeven. Het verzamelinkomen is definitief als de Belastingdienst de aanslag Inkomstenbelasting heeft vastgesteld, maar wordt ook al duidelijk uit de aangifte inkomstenbelasting. DUO heeft ook gecommuniceerd dat studenten de bijverdiengrens regelmatig in de gaten kunnen houden door op de loonstrookjes naar het cumulatieve belastbaar loon (en vooral niet naar het netto bedrag) te kijken.

In de voorlichting is niet ingegaan op de heffingskortingen. Dat is niet relevant voor de toepassing van het juiste inkomensbegrip. In het onderzoek naar de bijverdiengrens 2008 is aangegeven dat studenten tot en met 2008 via «uitgesteld claimen van heffingskortingen» een extra voordeel konden halen dat buiten het bereik van de bijverdiengrens en de studiefinanciering viel4. Daarover werd en wordt door DUO dan ook geen voorlichting gegeven. Naast het onderzoek naar de bijverdiengrens 2008 is niet in kaart gebracht in welke mate in het verleden al dan niet gebruik is gemaakt van de «uitgestelde heffingskorting».

De leden van de GroenLinks-fractie hebben ten principale gelijk als zij stellen dat het de staatssecretaris is die maatregelen kan nemen en deze vervolgens kan afstemmen op een specifieke doelgroep. DUO is immers de uitvoerende dienst van OCW voor de studiefinanciering. Deze verantwoordelijkheid omvat ook het in het oog houden van haalbaarheid, uitvoerbaarheid en doelmatigheid van de door DUO uit te voeren opdrachten. De eerdere constatering dat het voor DUO alleen mogelijk is om maatregelen te treffen voor alle studenten komt de facto hierop neer. Een opdracht om in deze situatie specifiek maatwerk te leveren is moeilijk haalbaar, slecht uitvoerbaar en niet doelmatig en daarom geen goed begaanbare weg.

Waar de leden van de GroenLinks-fractie aangeven dat het om een door eerder beleid benadeelde groep gaat, kan overigens gesteld worden dat het hier juist om een groep gaat die door eerder beleid extra bevoordeeld is (door uit te gaan van het nettoloon, dat via uitgestelde heffingskorting te beïnvloeden was) en dat dit met ingang van 2008 is komen te vervallen.

Toekomstige doorwerking

Bij de introductie van de «glijdende schaal» in de bijverdienregeling vanaf 2010 is naar voren gebracht dat deze niet op de inkomensjaren 2008 en 2009 van toepassing is. Onlangs is DUO begonnen met de gegevensverzameling voor de vaststelling van de Eigen Bijdrage Student op basis van de inkomens 2009. Binnen enkele weken zullen studenten die mogelijk de bijverdiengrens hebben overschreden een brief krijgen waarop DUO de bevindingen aan de studenten laat weten. Studenten hebben dan de mogelijkheid om aan te geven of het gemeten inkomen 2009 klopt dan wel lager moet zijn. Vervolgens stelt DUO de eigen bijdrage vast. Het inkomensjaar 2009 is het laatste inkomensjaar waarop de «glijdende schaal» nog niet wordt toegepast.

Afsluitende opmerkingen

Naar aanleiding van de opmerkingen en vragen van de leden van de PvdA, SP, D66 en GroenLinks over de brief met betrekking tot de bijverdiengrens zijn de volgende constateringen gedaan:

  • De gewijzigde bijverdiengrens verklaart iets meer dan een vijfde van de stijging van het aantal vorderingen van 2008 ten opzichte van 2007.

  • Daarbij gaat het niet om een boete of straf, maar om een eigen bijdrage van studenten die naast hun studie al gauw meer verdienen dan het normbudget voor de studiefinanciering (beurs én lening tezamen).

  • De voorlichting over de gewijzigde bijverdiengrens is toereikend geweest. Daarbij is door DUO zowel tot en met 2007 als in 2008 geen voorlichting gegeven over het extra voordeel dat tot en met 2007 via «het uitgesteld claimen van heffingskortingen» kon worden behaald. Deze extra bevoordeling voltrok zich tot en met 2007 buiten het bereik van de bijverdiengrens en de studiefinanciering en is niet relevant voor de correcte toepassing voor de bijverdiengrens vanaf 2008.

  • Tegenover de eigen bijdrage stond het gebruik van de OV-studentenkaart. Gemeten naar de waarde daarvan is een eigen bijdrage van iets minder dan € 85 per maand alleszins redelijk te noemen. Het inkomensjaar 2009 is overigens het laatste inkomensjaar waarop de eigen bijdrage voor de OV-studentenkaart op deze manier berekend wordt. Dit proces wordt nu uitgevoerd.

  • De inmiddels doorgevoerde benadering van de «glijdende schaal» geldt vanaf het inkomensjaar 2010. Om deze wijziging te financieren is de bijverdiengrens in 2010 en 2011 «bevroren». De «glijdende schaal» zal ertoe leiden dat de totale eigen bijdrage van de student die in dat inkomensjaar meer heeft verdiend dan de bijverdiengrens, niet hoger kan zijn dan het bedrag waarmee de bijverdiengrens is overschreden. Studenten met bijverdiensten uit 2008 en 2009 hebben niet te maken gehad met een bevroren bijverdiengrens.

In de afweging of al dan niet extra coulancemaatregelen moeten worden getroffen voor een specifieke groep leiden deze constateringen niet tot een andere uitkomst dan al eerder in de bovenbedoelde brief is aangegeven.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Ham, B. van der (D66), Bochove, B.J. van (CDA), voorzitter, Miltenburg, A. van (VVD), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Bosma, M. (PVV), Dijk, J.J. van (SP), Dibi, T. (GL), Wolbert, A.G. (PvdA), ondervoorzitter, Biskop, J.J.G.M. (CDA), Smits, M. (SP), Elias, T.M.Ch. (VVD), Beertema, H.J. (PVV), Dijkstra, P.A. (D66), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Çelik, M. (PvdA), Lucas, A.W. (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Klaver, J.F. (GL), Liefde, B.C. de (VVD), Werf, M.C.I. van der (CDA) en Hazekamp, A.A.H. (PvdD).

Plv. leden: Koşer Kaya, F. (D66), Ferrier, K.G. (CDA), Burg, B.I. van der (VVD), Schouten, C.J. (CU), Dille, W.R. (PVV), Kooiman, C.J.E. (SP), Peters, M. (GL), Dam, M.H.P. van (PvdA), Haverkamp, M.C. (CDA), Wit, J.M.A.M. de (SP), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Mos, R. de (PVV), Pechtold, A. (D66), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Klijnsma, J. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Hamer, M.I. (PvdA), Harbers, M.G.J. (VVD), Gerbrands, K. (PVV), Sap, J.C.M. (GL), Berckmoes-Duindam, Y. (VVD), Rouwe, S. de (CDA) en Ouwehand, E. (PvdD).

X Noot
2

Kamerstuk 24 724, nr. 97.

X Noot
3

Door de wijziging van de bijverdiengrens zijn circa 5100 personen de bijverdiengrens 2008 boven de bijverdiengrens zijn uitgekomen, terwijl ze zonder wijziging onder de bijverdiengrens zouden zijn gebleven. Tegelijkertijd zijn door dezelfde wijziging circa 4000 personen onder de bijverdiengrens gebleven, die zonder wijziging boven deze grens zouden uitkomen. Per saldo verklaart de wijziging van de bijverdiengrens daarmee 1100 extra vorderingen (22% van de totale toename).

X Noot
4

Het extra voordeel bleek als volgt te werken: als een student op de «loonbelastingsverklaring» aangeeft dat de werkgever heffingskortingen niet via de loonheffing moet worden verrekend, stijgt de loonheffing en daalt het netto loon. Bij een lager netto loon blijft deze student langer onder de oude bijverdiengrens naar netto inkomen. Na aangifte Inkomstenbelasting worden de heffingskortingen alsnog verwerkt en krijgt desbetreffende student het verschil als belastingteruggave terug. Deze belastingteruggave is het extra voordeel van de student, want telde niet mee voor de bijverdiengrens. Vanaf 2008 werkt dat niet meer.

Naar boven