Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2023
Uw Kamer heeft op 27 oktober jl. de gewijzigde motie van de leden Westerveld en Van
der Graaf over het bevriezen van de rente op het niveau van 2023 voor alle studenten
die onder het leenstelsel vielen aangenomen.1 Het lid Westerveld heeft het verzoek gedaan om uw Kamer op korte termijn te informeren
over de uitvoering van deze motie.
De motie verzoekt om de rente voor studenten die onder het leenstelsel vielen in 2024
te bevriezen op het niveau van 2023 en, indien dit uitvoeringstechnisch niet mogelijk
blijkt, dit breder te trekken. De gewenste bevriezing voor de groep leenstelselstudenten
in 2024 is inderdaad niet mogelijk om verschillende redenen. Zoals ik in het tweeminutendebat
over onderwijskwaliteit op 24 oktober jl. heb aangegeven richting uw Kamer, is het
uitvoeringstechnisch niet haalbaar om een rentemaatregel specifiek voor de groep leenstelselstudenten
te treffen per
1 januari 2024. Dit vraagt namelijk grote aanpassingen van de systemen van DUO, die
op zijn vroegst per 1 januari 2026 gerealiseerd zouden kunnen worden. In 2024 staat
DUO bijvoorbeeld ook voor de voorbereidingen van de tegemoetkoming van leenstelstudenten,
die vanaf 2025 uitbetaald gaat worden. Bovendien zou deze rentemaatregel vereisen
dat de Wet studiefinanciering 2000 vóór 1 januari 2024 gewijzigd zou moeten zijn.
Ook dat is niet realistisch gelet op de zeer korte periode tot die datum.
De motie hield reeds rekening met deze conclusie en verzoekt in dat geval om het bevriezen
van de rente breder te bekijken. Ik acht het noodzakelijk dit te doen in samenhang
met het amendement van het lid Omtzigt c.s.2, waarin het kabinet wordt opgeroepen om de rente voor de groep leenstelselstudenten
te verlagen.
Bovendien heeft dit amendement betrekking op dezelfde financiële middelen als de motie.
Ik zal uw Kamer daar voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap in samenhang over informeren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf