24 724 Studiefinanciering

Nr. 137 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2015

Tijdens de parlementaire behandeling van de wet Studievoorschot1, heb ik u geïnformeerd over de wijze waarop ik het kennisniveau onder studenten meet over de op handen zijnde veranderingen in de studiefinanciering. Na een nulmeting in juli en een tussenmeting in november, heb ik in maart opnieuw een meting laten uitvoeren. Dit is de eerste kennismeting na de start van de voorlichtingscampagne eind januari, toen de wet door de Eerste Kamer werd aangenomen.2 Hierbij bied ik u het onderzoeksrapport aan3, en licht ik in deze brief de belangrijkste bevindingen toe.

Korte samenvatting

De belangrijkste conclusie van deze kennismeting is dat de bekendheid van de veranderingen die gaan plaatsvinden in de studiefinanciering, nog altijd zeer hoog is onder de doelgroep.4 Meer dan negentig procent van de respondenten is goed op de hoogte. Ouders zijn het beste geïnformeerd (94%), mbo-scholieren het minst (85%). Het kennisniveau onder deze laatste groep is wel flink gestegen sinds de vorige metingen (toen lag dit nog onder de 80%). Ook de bekendheid met de ingangsdatum van de plannen is gestegen: 86% van de leerlingen kent de ingangsdatum, 92% van de studenten en 90% van de ouders. De informatiebehoefte is, in lijn hiermee, gedaald.

Wanneer respondenten gevraagd worden naar de details van de veranderingen in de studiefinanciering, noemen zij vooral het wegvallen van de basisbeurs, en het feit dat deze wordt omgezet in een lening. De kennis over de aanvullende beurs is aanzienlijk gestegen. Dacht bij de vorige meting nog de helft van de respondenten dat ook de aanvullende beurs verdween, inmiddels is 70% op de hoogte van het voortbestaan ervan. Ik hecht er wel aan dat dit cijfer nog verder stijgt. Ik ga hier in de volgende paragraaf verder op in.

Ook de sociale aspecten van de leenfaciliteit bij de overheid zijn aanzienlijk beter bekend onder de respondenten. Met name onder de leerlingen (scholieren in het laatste jaar van mbo-4, havo en vwo) is het kennisniveau daarover gegroeid. Zij zijn beter op de hoogte van de inkomensafhankelijke aflossing en de terugbetaaltermijn bijvoorbeeld.

Aandachtspunt is de kennis over het behoud van de basisbeurs in het mbo. Ongeveer de helft van de mbo-leerlingen, havisten en hun ouders, is in de veronderstelling dat ook de basisbeurs in het mbo verdwijnt. Dit zal dus een punt van aandacht worden in de voorlichting de komende maanden. Ook het kennisniveau onder wo-bachelorstudenten over de cohortgarantie vraagt om aandacht. Een op de vijf wo-bachelorstudenten is in de veronderstelling dat zij ook voor hun masterfase nog aanspraak maakt op de basisbeurs. Beide punten zullen in de volgende paragraaf aan de orde komen.

Belangrijkste aandachtspunten

In deze paragraaf zal ik de belangrijkste aandachtspunten uit de kennismeting kort toelichten, en aangeven wat ik de komende weken en maanden zal doen om hierin verbetering te brengen.

1. Kennisniveau mbo-studenten

Een aandachtspunt in de tussenmeting betreft het kennisniveau onder mbo’ers. Zoals toegezegd in het debat over de Wet studievoorschot hoger onderwijs in de Eerste Kamer, monitoren we in de kennismetingen ook expliciet het kennisniveau van mbo-studenten over de veranderingen in de studiefinanciering.5 Sinds de tweede kennismeting, in november 2014, is het kennisniveau van deze doelgroep flink gestegen. Inmiddels weet 85% van de mbo-4 studenten uit het vierde jaar dat de studiefinanciering verandert en dat deze verandering ingaat per 1 september 2015. Maar nog steeds is er reden tot zorg. Iets meer dan de helft van de mbo’ers is namelijk in de veronderstelling dat de basisbeurs in het mbo verdwijnt voor voltijds studerende, meerderjarige mbo-studenten.

Om dit kennisniveau van deze groep de komende maanden te verhogen, zijn of worden de volgende acties in gang gezet:

  • Allereerst heb ik alle mbo-4-studenten een brief gestuurd over de maatregelen in de studiefinanciering, en daarin onder andere uitdrukkelijk aandacht besteed aan het behoud en de verhoging van de aanvullende beurs. Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging aan de Eerste Kamer.6

  • Komende maand verstuurt DUO een brief naar alle lesgeldplichtige studenten in het mbo waarin het behoud van de basisbeurs in het mbo benadrukt wordt, en wordt uitgelegd welke veranderingen wel aan de orde zijn.

  • Extra aandacht voor dit onderwerp op duo.nl, op de pagina’s voor mbo-studenten en ouders, en in het E-zine voor de scholen.

Naast aandacht voor het kennisniveau van deze groep over de maatregelen in de Wet studievoorschot hoger onderwijs, heb ik ook aangegeven dat extra aandacht nodig is voor de groep mbo-4-studenten die wel overweegt om door te stromen naar het hbo, maar aarzelingen heeft. Dit zijn veelal potentiële eerste generatiestudenten die van huis uit niet worden gestimuleerd om de stap naar het hoger onderwijs te zetten. Terwijl juist voor deze groep het hbo een belangrijke emancipatoire rol kan spelen. Om te voorkomen dat deze groep afziet van een studie in het hoger onderwijs vanwege financiële redenen, of vanwege een informatieachterstand, zal ik extra maatregelen treffen. Dit conform mijn toezegging aan de Eerste Kamer.7

Het Ministerie is afgelopen maand in gesprek gegaan met LOB-professionals in het veld om te bekijken hoe we kunnen organiseren dat mbo-studenten met financiële vragen, twijfels en zorgen terecht kunnen bij een herkenbaar en laagdrempelig aanspreekpunt. Ook is aan hen gevraagd wat we daarvoor zouden kunnen doen. Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging aan de Eerste Kamer.8 Uit de overleggen kwamen twee belangrijke aanbevelingen naar voren:

  • Naast de verwerving van feitelijke kennis over de veranderingen die plaatsvinden, is het vooral van belang dat mbo-studenten goed beseffen wat deze veranderingen voor henzelf zullen betekenen. De rekentool die begin april online gegaan is op de sites van Duo en Startstuderen kan daarin een belangrijke rol spelen. Met deze tool kunnen studenten uitrekenen wat de kosten zijn van een studie in het hoger onderwijs, bekijken hoeveel studiefinanciering zij nodig hebben, en zien wat de impact is van dergelijke financiële keuzes op de omvang van hun studieschuld en de terugbetaallasten na het afstuderen. We zullen de komende tijd in samenwerking met Duo en de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) bekijken of de tool ook geschikt is voor potentieel doorstromende mbo’ers, en zo niet, hoe we de tool zo kunnen aanpassen dat deze ook voor deze doelgroep effectief is.

  • Ook benadrukten de LOB-professionals in het overleg dat het juist voor deze groep mbo-studenten van groot belang is om hun omgeving te betrekken bij het maken van de keuze voor het hoger onderwijs. Meer nog dan bij havisten en vwo’ers, spelen bij mbo’ers de ouders en de onderwijsinstelling een rol in hun besluitvorming. En juist omdat mbo-4-studenten die twijfelen over de stap naar het hoger onderwijs, dit niet als vanzelfsprekendheid van huis uit hebben meegekregen, is het van belang om ook hun ouders en de instellingen goed te informeren. Ook zij moeten goed de maatregelen in de studiefinanciering kennen, en de betekenis ervan voor de keuzes van hun kind, zodat zij in staat zijn deze te helpen bij hun keuze.

Uit gesprekken met professionals blijkt dat instellingen op verschillende manieren het nodige (kunnen) doen om financiële kennis en bewustwording te stimuleren. Ik waardeer de inzet van instellingen zeer en moedig dit aan. Daarom zal ik op korte termijn ook een brief sturen naar alle mbo-instellingen over de Wet studievoorschot hoger onderwijs en de specifieke gevolgen van deze wet voor de mbo-instellingen en mbo-studenten. Ik zal ervoor zorgen dat deze brief ook terecht komt bij overkoepelende en onderliggende intermediairs zoals de MBO Raad, het Stimuleringsproject LOB in het mbo (lob4mbo.nl) en de JOB. Op deze manier kan de brief bijdragen aan de inspanningen die instellingen al plegen om studenten te helpen in hun loopbaanontwikkeling.

Daarbij geldt overigens nadrukkelijk dat instellingen zelf de wijze bepalen waarop ze studenten willen informeren en adviseren in hun (financiële) keuzeproces. Dit kan in lessen over burgerschap, in bijeenkomsten over loopbaanoriëntatie en studiekeuze, of via een beroep op de specifieke expertise van externe organisaties, die beogen om jongeren te helpen bij hun financiële keuzes en hun diensten aanbieden aan studenten. Zo verzorgt Stichting LEF gratis financiële gastlessen op mbo-instellingen en worden medewerkers van DUO ingezet om desgevraagd voorlichting te geven.

2. Kennisniveau bachelorstudenten

Een tweede aandachtspunt uit de kennismeting betreft het feit dat 20% van de huidige wo-bachelorstudenten ten onrechte denkt dat zij bij instroom in de masterfase in september 2015, de aanspraak op de basisbeurs behoudt. Om meer bachelorstudenten te informeren over het feit dat zij in de masterfase te maken krijgen met het studievoorschot, heb ik de volgende maatregelen voorzien:

  • Bachelorstuderen die al een toekenning voor studiefinanciering hebben en per 1 september 2015 of later onder het nieuwe stelsel vallen, ontvangen in de tweede week van april via DUO een Bericht Studiefinanciering met een herziening van de toekenning studiefinanciering voor hun masterfase. Daarbij ontvangt deze doelgroep een extra brief met het bericht dat zij vanaf 1 september 2015 onder het nieuwe stelsel valt en via Mijn DUO kan aangeven of en zo ja, hoeveel men wil lenen wanneer de basisbeurs verdwijnt.

  • Onder de vlag van de campagne Studeer met een Plan zal ik de komende weken extra aandacht besteden aan de veranderingen in de studiefinanciering voor de huidige studenten. Dat doe ik via online advertenties, social media en online video’s, maar ook via de sites van Duo en Startstuderen. Daar kunnen studenten veel informatie vinden over de studiefinanciering en studeren in het algemeen, een test invullen om te bepalen of zij met het nieuwe stelsel te maken krijgen, en via een rekentool een indicatieve berekening maken van de financiële gevolgen van hun keuzes.

  • Hiermee samen hangt ook mijn toezegging aan de Eerste Kamer om in overleg met de decanen in het wetenschappelijk onderwijs te bekijken hoe we bachelorstudenten die twijfelen over een master, aansporen vooral door te studeren. De cijfers uit de kennismeting laten zien dat op dit moment ongeveer 80% van de bachelorstudenten zegt door te willen stromen, en 16% procent twijfelt. Bijna 5% stopt hoe dan ook na de bachelor. Er is contact geweest met het Landelijk Beraad Studentendecanen over beide punten, en hen om advies gevraagd hierin. Het LBS heeft aangegeven de zorgen te delen over het kennisniveau van bachelorstudenten en via de decanen en studieadviseurs op de instellingen de komende maanden gericht aan de slag te gaan met deze groep. Hiermee wordt voldaan aan mijn toezegging aan de Eerste Kamer.

3. Aanvullende beurs

In de parlementaire behandeling van de Wet studievoorschot, is de aanvullende beurs terecht een veelbesproken onderwerp geweest. De aanvullende beurs speelt een belangrijke rol in ons stelsel om de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs te garanderen. Maar dan is het ook van belang dat iedereen die zich oriënteert op een opleiding in het hoger onderwijs, op de hoogte is van het behoud van de aanvullende beurs, en het feit dat deze verhoogd wordt. In de vorige kennismetingen bleek hier nog het nodige op af te dingen, maar de voorlichtingscampagne lijkt zich wel al uit te betalen. Dacht bij de vorige meting nog de helft van de respondenten dat ook de aanvullende beurs verdween, inmiddels is 70% op de hoogte van het voortbestaan ervan. Dit neemt niet weg dat ik ook de komende maanden gericht aan de slag ga om het kennisniveau over de aanvullende beurs te verhogen, met name onder de mbo-studenten. Ik heb daartoe nog de volgende maatregelen getroffen:

  • De aanvullende beurs heeft een belangrijke rol in de rekentool die begin april online is gegaan op de websites van DUO en Startstuderen.

  • De aanvullende beurs krijgt een belangrijke plaats in de tweede fase van de voorlichtingscampagne, onder andere in de video-advertenties, de google advertentieteksten en in de mailing aan de onderwijspartners over de begrotingstool.

  • De aanvullende beurs zal uitgelicht worden in de brief die komende maand uitgaat naar alle mbo-studenten over de wijzigingen in de studiefinanciering, en ook in de brief die komende maand uitgaat aan alle instellingen om hen te informeren over de gevolgen van de Wet studievoorschot hoger onderwijs voor mbo-instellen.

Met deze maatregelen blijf ik de komende maanden onverminderd inzetten op een goede en adequate voorlichting over de veranderingen die gaan plaatsvinden in de studiefinanciering. Dit doe ik samen met DUO en met behulp van de onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, en met de inzet van de studentenbonden en de diverse onderwijsorganisaties. Zo zorgen we er samen voor dat elke student komend collegejaar goed voorbereid kan starten met de opleiding van zijn keuze.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstuk 34 035, nr. 2.

X Noot
2

Handelingen I, 2014/2015, 34 035, nr.17.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

De rapportage ziet op de tussenmeting die gehouden is in de periode van 26 februari tot en met 10 maart 2015, onder scholieren, studenten en ouders die met het studievoorschot te maken gaan krijgen. In totaal hebben 1036 respondenten deelgenomen aan het onderzoek.

X Noot
5

Handelingen I, 2014/2015, 34 035, nr.17.

X Noot
6

Handelingen I, 2014/2015, 34 035, nr.17.

X Noot
7

Handelingen I, 2014/2015, 34 035, nr.17.

X Noot
8

Handelingen I, 2014/2015, 34 035, nr.17.

Naar boven