24 724 Studiefinanciering

Nr. 102 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2012

Uitspraak Hof

Op 14 juni heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) uitspraak gedaan in de 3 uit 6 zaak. Deze zaak betreft de regels omtrent meeneembare studiefinanciering (MNSF). Meeneembare studiefinanciering is studiefinanciering voor studenten die een volledige bachelor- of masteropleiding in het buitenland doen.

De uitspraak van het Hof houdt in dat om voor MNSF in aanmerking te komen aan migrerend werknemers niet meer als eis mag worden gesteld dat zij 3 van de 6 jaar voorafgaand aan inschrijving aan de buitenlandse instelling in Nederland moeten hebben gewoond (verder de 3 uit 6-eis). Het Hof meent dat Nederland met het stellen van deze woonplaatseis migrerend werknemers indirect ongelijk behandelt ten opzichte van Nederlandse werknemers. Daarbij merkt het Hof op dat de 3 uit 6-eis weliswaar geschikt is ter bereiking van het doel, de mobiliteit van studenten bevorderen, maar dat deze voorwaarde verder gaat dan noodzakelijk is om genoemd doel te bereiken. De 3 uit 6-eis mag daarmee ook niet meer gesteld worden aan migrerend werknemers of hun gezinsleden.

Het kabinet betreurt de uitkomst van deze uitspraak. Bij de invoering van de MNSF in 2007 is de 3 uit 6-eis weloverwogen opgenomen. Deze eis beperkt de aanspraak op Nederlandse studiefinanciering in het buitenland tot de groep studenten die 3 jaar van de 6 jaar voorafgaand aan inschrijving aan de buitenlandse instelling in Nederland heeft gewoond.

De doelstelling van het stellen van de 3 uit 6-eis aan iedereen die aanspraak wil maken op MNSF is tweeledig. Ten eerste wordt door het stellen van deze eis voorkomen dat studenten uit andere EU-landen zonder enige band met Nederland gebruik kunnen maken van Nederlandse studiefinanciering om in hun eigen land (of een ander land) te studeren. Ten tweede is de 3 uit 6-eis opgenomen om een onredelijke financiële last te vermijden.

Ook andere Europese landen hebben duidelijk gemaakt veel waarde te hechten aan het kunnen stellen van een dergelijke eis. Zo hebben Duitsland, Zweden, Denemarken en België geïntervenieerd in de 3 uit 6 zaak tussen de Commissie en Nederland. Met die interventies hebben zij uitdrukkelijk aangegeven dat ook zij een dergelijke eis gerechtvaardigd vinden. Verder werd tijdens de Bologna Ministeriële Conferentie (26-27 april) naar aanleiding van onder andere de zaak waar het Hof nu uitspraak in heeft gedaan door diverse landen gepleit voor een coherent Europees mobiliteitsbeleid, waarin de Europese uitgangspunten van vrij verkeer voorop blijven staan, maar waarin ook voldoende ruimte wordt gegeven voor nationaal beleid en beheersbaarheid van nationale budgetten.

Nu het Hof heeft geoordeeld dat de 3 uit 6-eis een onaanvaardbare ongelijke behandeling tussen Nederlandse werknemers en migrerende werknemers behelst, zal deze 3 uit 6-eis niet meer gesteld kunnen worden aan migrerend werknemers. Deze hofzaak heeft geen betrekking op studenten die op een andere grond dan het migrerend werknemerschap aanspraak maken op Nederlandse studiefinanciering. Dat wil zeggen dat de 3 uit 6-eis onverkort van toepassing kan blijven en zal blijven voor bijvoorbeeld Nederlanders die al geruime tijd in het buitenland wonen en daardoor niet voldoen aan de 3 uit 6-eis.

Het belang van MNSF

Het Centraal Planbureau (CPB) heeft de economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs (diplomamobiliteit) onderzocht. Algemene conclusie is dat internationaal hoger onderwijs aanzienlijke baten kan opleveren. Een buitenlandse ervaring kan belangrijke baten opleveren voor de student in de vorm van persoonlijke ontwikkeling en een goede voorbereiding op een internationale arbeidsmarkt.

In mijn brief van 16 mei jl. (31 288, nr. 290) heb ik aangegeven dat met de onderwijsinstellingen overeenstemming bestaat over onder andere het belang van het stimuleren van uitgaande mobiliteit. Daarbij werd opgemerkt dat Nederland voor wat betreft uitgaande mobiliteit nog steeds achterblijft in vergelijking met diverse andere Europese landen.

Naast de reguliere studiefinanciering voor studenten die in Nederland studeren, de verschillende beurzen (zoals de Erasmusbeurs) voor studenten die een periode van hun studie in het buitenland gaan studeren (studiepuntmobiliteit) is MNSF het enige instrument voor studenten die hun volledige Bachelor of Masteropleiding in het buitenland volgen (diplomamobiliteit).

Aanpassen beleid

Tegen deze achtergrond is afschaffen van MNSF onwenselijk. Daarom zijn in afwachting van de uitspraak in de Hofzaak alternatieven bekeken. Zo is bekeken of er in plaats van de MNSF een beurzensysteem opgezet kan worden, waarbij zodanige voorwaarden worden gesteld, dat oneigenlijk gebruik kan worden voorkomen. Aan dergelijke voorwaarden zullen echter waarschijnlijk dezelfde type juridische bezwaren kleven als aan de 3 uit 6-eis. De facto moet een beurzensysteem dus aan dezelfde eisen voldoen als de huidige MNSF en daarmee draagt een dergelijk systeem niet beter bij aan het stimuleren van uitgaande mobiliteit.

Om het budgettaire risico te beperken ben ik voornemens een financieel plafond in het bestaande systeem van MNSF op te nemen. Zo wordt het financieel risico weggenomen. Bij het bepalen van de hoogte van dit plafond zal het aantal huidige studenten dat gebruik maakt van MNSF het uitgangspunt zijn. Momenteel maken circa 9 000 studenten gebruik van MNSF. Zij ontvangen tezamen een bedrag van circa € 45 mln. aan prestatiebeurs.

Om dit plafond te realiseren zal de WSF 2000 gewijzigd moeten worden. Dat zal zo snel mogelijk moeten gebeuren. Het kabinet streeft ernaar zo spoedig mogelijk, bij voorkeur nog deze zomer een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer te sturen waarmee dit mogelijk wordt gemaakt.

Na instelling van een financieel plafond zal nauwlettend gemonitord worden hoe het gebruik van MNSF zich ontwikkelt en wie gebruik maken van MNSF. Het is immers niet de bedoeling dat er een verdringingseffect zal optreden ten aanzien van Nederlandse studenten die in het buitenland willen gaan studeren.

Tegelijkertijd zal ik onderzoeken welke ruimte de uitspraak laat voor een alternatieve oplossing. Daarbij onderzoek ik de mogelijkheid van een terugkeereis. Een dergelijke terugkeereis zou kunnen inhouden dat MNSF slechts in een gift wordt omgezet als de student na zijn studie in het buitenland (voor een bepaalde periode) naar Nederland terugkeert. Of een dergelijke terugkeereis juridisch houdbaar en uitvoerbaar is zal nader onderzocht worden. Daarbij zal onder andere gekeken worden naar de ervaringen van andere landen. Naar mijn verwachting zal een dergelijk onderzoek eerst aan het einde van het jaar worden afgerond.

Om die reden acht ik op korte termijn het mogelijk maken van het instellen van een financieel plafond voor MNSF in de WSF 2000 middels wetswijziging onontkoombaar.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra

Naar boven