24 702
Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de regeling van de splitsing van rechtspersonen

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

WETSVOORSTEL

1. Het opschrift luidde: Regeling van de splitsing van rechtspersonen.

2. Artikel 334a lid 1 luidde:

1. Splitsing is de rechtshandeling waarbij een of meer rechtspersonen het vermogen van een andere rechtspersoon of een deel daarvan overeenkomstig de aan de akte van splitsing gehechte beschrijving onder algemene titel verkrijgen. Een verkrijgende rechtspersoon kan bij de splitsing door de splitsende rechtspersoon worden opgericht.

Artikel 334a lid 4 was lid 2.

Artikel 334a lid 3 luidde:

3. Een splitsing is nietig indien daarbij niet in overeenstemming met het bepaalde in deze en de volgende afdeling lidmaatschapsrechten of aandelen in het kapitaal van een of meer verkrijgende rechtspersonen worden toegekend aan de leden of aandeelhouders van de splitsende rechtspersoon dan wel een of meer verkrijgende rechtspersonen worden opgericht. Indien de splitsende rechtspersoon na de splitsing ophoudt te bestaan, moeten er ten minste twee verkrijgende rechtspersonen zijn.

3. In artikel 334f lid 2 onder e luidde «artikel 334g lid 2»: artikel 334g lid 3.

4. In artikel 334h lid 5 luidde «de leden 1 tot en met 4»: de leden 1–4.

5. In artikel 334j lid 4 luidde «De leden 1 tot en met 3»: De vorige leden.

6. Artikel 334o lid 2 luidde:

2. Vervallen het recht van lidmaatschap of de aandelen waarop het pandrecht of vruchtgebruik rusten, en treedt daarvoor niets in de plaats, dan moet de rechthebbende een gelijkwaardige vervanging krijgen.

7. In artikel 334p lid 1 ontbrak voor de punt: krijgen.

8. In artikel 334r lid 1 ontbrak na «een der partijen»: bij de overeenkomst.

9. Artikel 334s lid 1 luidde:

1. Indien van een vermogensbestanddeel aan de hand van de aan de akte van splitsing gehechte beschrijving niet kan worden bepaald welke rechtspersoon daarop na de splitsing rechthebbende is, zijn de verkrijgende rechtspersonen en de voortbestaande gesplitste rechtspersoon daarop gezamenlijk rechthebbend. Elke rechtspersoon deelt in het vermogensbestanddeel naar evenredigheid van de waarde van het deel van het vermogen van de gesplitste rechtspersoon dat hij verkrijgt of behoudt.

Artikel 334s lid 3 was lid 2. In het lid ontbrak voor «rechtspersonen»: verkrijgende.

10. In artikel 334t lid 1 luidde «aansprakelijk»: hoofdelijk verbonden. Lid 4 ontbrak.

11. In artikel 334x lid 1 luidde «een splitsende vennootschap»: een te fuseren vennootschap. Na «die aandelen» ontbrak: onderscheidenlijk certificaten. «waarop de splitsing van kracht wordt» luidde: waarop de fusie van kracht wordt.

12. In artikel 334hh luidde «334y tot en met 334aa»: 334y–334aa.

13. In artikel 334ii luidde «de artikelen 334f tot en met 334dd»: de artikelen 334f–334dd. «de artikelen 334k tot en met 334m» luidde: de artikelen 334k–334m.

14. In artikel II onderdeel B luidde «overeenkomstig»: in overeenstemming met.

15. In artikel II onder F luidde «204c»: 402c.

16. In artikel II onder M sub 1 luidde «de leden 1 tot en met 3»: de leden 1–3. «de leden 2 tot en met 4» luidde: de leden 2–4. Sub 2 ontbrak na «aandelen»: onderscheidenlijk certificaten.

17. In artikel II onder P luidde «artikel 334 lid 3»: artikel 334 lid 4.

18. Artikel III onder B (nieuw) ontbrak. De artikelen III onderdelen C en D waren de onderdelen B en C.

19. Het oorspronkelijke artikel V is vervallen. De artikelen VI – XII zijn vernummerd.

20. Artikel XIII (nieuw) ontbrak.

21. «boek 2» en «boek 4» is overal gewijzigd in: Boek 2 respectievelijk Boek 4.

MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Het opschrift luidde: Regeling van de splitsing van rechtspersonen.

2. In de eerste zin van punt 1 luidde «1984»: 1983.

3. In de derde zin van punt 2 ontbrak: en houdt daarmee op te bestaan. In de vierde zin stond voor «een deel van het vermogen»: slechts. De vijfde zin luidde: Het resterende deel blijft dan bij de gesplitste rechtspersoon.

4. De eerste zin van punt 6 luidde: Voor de juridische splitsing heeft de Raad van de Europese Gemeenschappen in de zesde vennootschapsrichtlijn van 17 december 1982 (82/891/EEG, PbEG L 378/47) regels gesteld. Voetnoot 6 (nieuw) ontbrak.

5. In de laatste zin van punt 9 ontbrak na «(artikel 334j), dat»: als het gehele vermogen van de gesplitste rechtspersoon is overgegaan. «verkrijgende rechtspersonen» luidde: bij de splitsing betrokken rechtspersonen. Na «binnen zekere grenzen» stond: hoofdelijk.

6. De punten 12 – 17 zijn geschrapt.

7. De toelichting op artikel 334a luidde: «Lid 1 definieert splitsing als de rechtshandeling waarbij een of meer rechtspersonen het vermogen van een andere rechtspersoon of een deel daarvan overeenkomstig de beschrijving bij de akte tot splitsing verkrijgen. Vermogen wordt hier, en elders in de splitsingsregeling, gebruikt in de betekenis van samenstel van activa èn passiva. Ook schulden kunnen dus deel uitmaken van het vermogen dat bij een splitsing overgaat. Het zelfde geldt voor rechtsverhoudingen, zoals bijvoorbeeld het samenstel van rechten en plichten dat uit (langlopende) overeenkomsten voortvloeit. Ook zij zijn onderdeel van het vermogen, dat bij een splitsing wordt gesplitst, en kunnen derhalve bij de splitsing op een verkrijgende rechtspersoon overgaan.

Als verkrijgende rechtspersonen kunnen bestaande rechtspersonen optreden, maar zij, of een of meer van hen, kunnen ook bij de splitsing worden opgericht.

De definitie van splitsing omvat zowel de zuivere splitsing (overgang van het gehele vermogen) als de afsplitsing (overgang van een deel van het vermogen). Voor zover het de zuivere splitsing aangaat, brengt de definitie mee dat de zesde richtlijn moet worden gevolgd (artikel 21 Rl.). In het algemeen deel van de toelichting is uiteengezet dat het in de rede licht de richtlijn ook voor de regeling van de afsplitsing te volgen.

De rechtshandeling van splitsing wordt, zoals lid 2 bepaalt, gezamenlijk verricht door de splitsende rechtspersoon en de verkrijgende rechtspersonen, met uitzondering van verkrijgende rechtspersonen die bij de splitsing worden opgericht. Indien alle verkrijgende rechtspersonen bij de splitsing worden opgericht, is derhalve de splitsende rechtspersoon enige partij.

Splitsing is niet een eenvoudig middel om vermogen over te dragen, dat rechtspersonen naar eigen keuze kunnen gebruiken als alternatief voor overdracht van vermogensbestanddelen onder bijzondere titel. Kenmerkend voor de splitsing, zowel de zuivere splitsing als de afsplitsing, is dat de overgang van vermogen gepaard gaat met een wijziging in de structuur waarvan de rechtspersoon deel uitmaakt. De structuurwijziging zal doorgaans zijn dat de leden of aandeelhouders van de splitsende rechtspersoon lid of aandeelhouder worden van een of meer verkrijgende rechtspersonen. Zij kan er ook in bestaan dat bij de splitsing een nieuwe rechtspersoon wordt opgericht. Splitsingen waarbij elke structuurwijziging achterwege blijft laat het wetsvoorstel echter uitdrukkelijk niet toe. Het gevolg is dat afsplitsing van vermogen door een volle dochtermaatschappij naar haar moedermaatschappij door het verbod van splitsing zonder structuurwijziging onmogelijk is. Een ander gevolg is dat bij splitsing van een stichting ten minste één verkrijgende rechtspersoon moet worden opgericht. Omdat bij splitsing van een stichting nimmer lidmaatschaps- of aandeelhoudersrechten overgaan, kan de vereiste structuurwijziging niet in iets anders gelegen zijn dan in de oprichting van een nieuwe rechtspersoon. Uitdrukkelijk verbiedt lid 3 nog een splitsing waarbij het volledige vermogen van de splitsende rechtspersoon overgaat op slechts één verkrijgende rechtspersoon. Ook in zo'n geval, waarin niet meer gebeurt dan dat de ene rechtspersoon voor de andere wordt gesubstitueerd, zou van een werkelijke structuurwijziging geen sprake zijn.»

8. In de vierde alinea van de toelichting op artikel 334f stond in plaats van de zin die begint met «De vermelding is voorts van belang»: «Maar ook als de rechtspersoon ondanks de overgang van zijn hele vermogen blijft bestaan, omdat hij na de splitsing enig aandeelhouder wordt van een verkrijgende rechtspersoon (artikel 334c lid 2), heeft de vermelding zin. De volledige vermogensovergang brengt dan mee dat, als de beschrijving in het splitsingsvoorstel van de verdeling van het vermogen van de splitsende rechtspersoon onvolkomen is en dientengevolge activa overschieten waarvan niet kan worden vastgesteld op welke verkrijgende rechtspersoon zij zijn overgegaan, de splitsende rechtspersoon daarop geen rechten heeft. Artikel 334s lid 1 bepaalt immers dat de verkrijgende rechtspersonen in zulke activa delen naar evenredigheid van de waarde van het deel van het vermogen van de splitsende rechtspersoon dat hun is toegevallen. Voor de splitsende rechtspersoon is die waarde in het hier bedoelde geval nihil, zodat ook zijn aandeel in de activa nihil is. De regel van schuldeisersbescherming van artikel 334s lid 2 dat alle verkrijgende rechtspersonen èn de voortlevende gesplitste rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden die in het splitsingsvoorstel niet worden verdeeld, blijft onverkort van toepassing. Weliswaar is in zo'n geval de draagplicht van de gesplitste rechtspersoon voor zulke schulden in de onderlinge verhouding tot de verkrijgende rechtspersonen nihil, maar aan zijn aansprakelijkheid jegens de betrokken schuldeisers doet dat niet af.» In de vierde zin van de zesde alinea ontbrak na «artikel 334s»: lid 2.

9. In de toelichting op artikel 334j ontbraken van de tweede alinea de eerste en de tweede zin (nieuw). In de derde zin (nieuw) luidde «Daartoe»: Ter bescherming van de belangen van schuldeisers.

10. Voetnoot 7 (nieuw) ontbrak.

11. In de toelichting op artikel 334s ontbrak in de tweede zin na «artikel 334s»: , zoals lid 1 uitdrukkelijk bepaalt,. Van de tweede alinea ontbrak de eerste zin (nieuw). De tweede zin (nieuw) luidde: Lid 1 bepaalt dat tot vermogensbestanddelen die het splitsingsvoorstel niet toedeelt, de verkrijgende rechtspersonen en, zo deze voortbestaat, de splitsende rechtspersoon gezamenlijk gerechtigd zijn. In de eerste zin van de derde alinea luidde «lid 2»: het artikel. In de derde zin luidde «Lid 4»: Lid 2. In de zevende zin luidde «lid 2»: lid 1. De voorlaatste en de laatste alinea ontbraken.

12. In de eerste zin van de toelichting op artikel 334t luidde «mede»: hoofdelijk. In de derde zin stond voor «aansprakelijkheid»: hoofdelijke. In de vierde zin ontbrak voor «slechts regels»: in beginsel. In de eerste zin van de tweede alinea stond voor «aansprakelijkheid»: hoofdelijke. Voor de punt ontbrak: ; aldus uitdrukkelijk lid 1. De derde alinea (nieuw) ontbrak. In de eerste zin van de vierde alinea stond voor «aansprakelijkheid»: hoofdelijke. De tweede en derde zin (nieuw) ontbraken. De vierde zin (nieuw) luidde: In lid 2 is deze aansprakelijkheidsbeperking geregeld. De laatste alinea ontbrak.

13. In de laatste zin van de toelichting op artikel 334hh luidde «de eerste zin»: de tweede zin.

14. In de eerste zin van de toelichting op artikel II onderdeel J luidde «artikel 2: 315 BW: artikel 315 van Boek 2.

15. In de toelichting op artikel III ontbrak de toelichting op onderdeel B (nieuw). Het opschrift boven de toelichting op de onderdelen A en C (nieuw) luidde: Onderdelen A en B. Het opschrift boven de toelichting op onderdeel D (nieuw) luidde: Onderdeel C. Voor «1639aja»: 7A.

16. De eerste zin van de derde alinea van de artikelen IX–XIII luidde: In de artikelen X–XIV is geregeld dat in de akte van splitsing van een rechtspersoon die een school, een hogeschool in stand houdt, wordt aangegeven of de voortbestaande splitsende rechtspersoon dan wel een van de verkrijgende rechtspersonen de (hoge)school in stand zal houden. In de volgende zinnen luidde «de instelling» telkens: de (hoge)school.

17. In de toelichting op artikel XV luidde «kort»: onverwijld.

18. «boek 2» en «boek 4» is overal gewijzigd in: Boek 2 BW respectievelijk Boek 4 BW.

19. De verwijzingen in het Overzicht van overeenkomstige bepalingen in richtlijn en wetsvoorstel S zijn aangepast aan de wijzigingen in het wetsvoorstel.

Naar boven