24 693
Wijziging van de Algemene nabestaandenwet (wijziging overgangsrecht alsmede enkele technische aanpassingen)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 4 april 1996 en het nader rapport d.d. 19 april 1996, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 1 maart 1996, no.96.001199, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 1 maart 1996, nr. 96.001199, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 4 april 1996, nr. W12.96.0090, bied ik U hierbij aan.

Het advies van de Raad van State geeft mij aanleiding tot de volgende opmerkingen.

1. Nieuw in de Algemene nabestaandenwet (Anw) is dat de nabestaan- denuitkering gekort kan worden, indien de nabestaande inkomen heeft uit arbeid (bijvoorbeeld loon) of in verband met arbeid (bijvoorbeeld een sociale verzekeringsuitkering). Inkomen uit arbeid wordt geheel of gedeeltelijk vrijgelaten. Inkomen in verband met arbeid wordt volledig gekort op de nabestaandenuitkering. In paragraaf 2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting wordt gesteld dat voor personen die voor de inwerkingtreding van de Anw een Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW)-uitkering combineerden met een inkomen in verband met arbeid het gevolg van de inkomenstoets zou zijn dat zij met ingang van 1 januari 1998 (het moment waarop de inkomenstoets voor hen het eerst van kracht wordt) geconfronteerd worden met een daling van hun totale inkomen, terwijl hun de mogelijkheden kunnen ontbreken om door middel van arbeid dat inkomen weer te verruimen. Voor deze groep wordt een speciale vrijlating voorgesteld voor inkomen in verband met arbeid.

De vormgeving in artikel 67, tweede lid, is door de verwijzing naar de persoon, bedoeld in het eerste lid (AWW-uitkeringsgerechtigde), ruimer. Ook degenen die voor de inwerkingtreding van de Anw een AWW-uitkering ontvingen, maar toen nog geen inkomen in verband met arbeid hadden, vallen onder de speciale vrijlating als zij eerst na 1 juli 1996 (datum inwerkingtreding Anw) gaan beschikken over inkomen in verband met arbeid. Indien dit niet de bedoeling is, adviseert de Raad van State artikel 67, tweede lid, aan te passen. Ingeval de ruime formulering van artikel 67, tweede lid, wel is beoogd, dient deze in de toelichting nadrukkelijk te worden aangegeven en van een nadere motivering te worden voorzien.

1. Beoogd is inderdaad de ruime formulering zoals verwoord in het tweede lid van artikel 67. Dit houdt in dat ook AWW-gerechtigden die geen inkomen in verband met arbeid hebben op het moment van inwerkingtreding van de Anw, vallen onder de voorgestelde speciale vrijlating van inkomen in verband met arbeid. De memorie van toelichting is in deze zin verduidelijkt.

2. Voorgesteld wordt om personen die voor de inwerkingtreding van de Anw een AWW-uitkering genoten een speciale vrijlating te geven voor inkomen in verband met arbeid. Ook geldt voor deze groep van personen de gewone vrijlating voor inkomen uit arbeid. In paragraaf 2 van de memorie van toelichting wordt gesteld dat, indien iemand inkomen uit arbeid en inkomen in verband met arbeid combineert met een nabestaandenuitkering, beide vrijlatingen niet tegelijkertijd naast elkaar genoten kunnen worden.

Uit artikel 67, tweede lid, blijkt dat beide vrijlatingen wel naast elkaar kunnen bestaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als de inkomsten uit arbeid en de inkomsten in verband met arbeid minder bedragen dan 50% van het bruto-minimumloon. De Raad is van oordeel dat de toelichting dient te worden aangepast.

2. De toelichting is aangepast conform het advies.

3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.

4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt naast de hiervoor vermelde wijzigingen, het wetsvoorstel nog op de volgende punten te wijzigen en aan te vullen, mede op grond van naderhand naar voren gekomen punten die mogelijk tot uitvoeringstechnische problemen zouden kunnen leiden:

– Het begrip «halfwees», van belang voor het recht op halfwezenuitkering, is ter verduidelijking apart gedefinieerd in artikel 1. Dit leidt tevens tot verduidelijking van de bepaling over de halfwezenuitkering (artikel 22 en 24).

– In artikel 2 wordt in het tweede lid toegevoegd een referentie aan de algemene maatregel van bestuur die betrekking heeft op de vaststelling van het gemiddeld premiepercentage (Besluit van 19 februari 1996, Stb. 142, houdende vaststelling rekenpremie wachtgeldfondsen). Het betreft hier het herstel van een omissie.

– Verduidelijkt is dat de definitie van het begrip «kind» in artikel 5 alleen betrekking heeft op het recht op nabestaandenuitkering.

– Verduidelijkt is dat het recht op nabestaandenuitkering kan ingaan op een later moment dan de maand van overlijden, namelijk indien de nabestaande op het moment van overlijden niet kan voldoen aan de voorwaarde dat zijn kind tot zijn huishouden behoort.

– Bepaald is dat indien de nabestaandenuitkering verlaagd wordt tengevolge van het overgangsrecht in artikel 67, de vakantieuitkering evenredig verlaagd wordt (artikel 32).

– In hoofdstuk VIII, overgangsbepalingen, is ten aanzien van de nabestaande met recht op tijdelijke weduwenuitkering toegevoegd dat de tijdelijke weduwenuitkering eindigt als een nieuw recht op nabestaandenuitkering ontstaat, en dat betrokkene recht krijgt op een nabestaandenuitkering als hij arbeidsongeschikt is aan het einde van de periode van de tijdelijke weduwenuitkering. Tevens is het overgangsrecht voor de zogenaamde huishoudwezen die samenwonen geregeld conform het overgangsrecht voor samenwonende nabestaanden.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 4 april 1996, no.W12.96.0090, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft

– In het opschrift van het voorstel van wet enige materiële aanduiding van het onderwerp van de wijzigingsregeling opnemen (aanwijzing 107 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) en de toelichting op aanwijzing 108 Ar).

– De redactie van artikel 26, derde lid, meer afstemmen op het voorgestelde artikel 22, derde lid.

– In paragraaf 1 van het algemeen deel van de memorie van toelichting de vindplaats vermelden van de toezegging door de staatssecretaris aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

– In paragraaf 2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting de derde zin van onderen vervangen door: De totale vrijlating kan niet meer bedragen dan 50% van het brutominimumloon en een derde deel van het verschil tussen het inkomen uit arbeid, indien dat inkomen meer bedraagt dan 50% van het bruto-minimumloon, en 50% van het bruto-minimumloon (artikel 67, tweede lid).

– Nu voor het aannemen van een gezamenlijke huishouding meer is vereist dan het samenwonen, in paragraaf 3, tweede alinea, van het algemeen deel van de toelichting «gaan samenwonen» vervangen door: het gaan voeren van een gezamenlijke huishouding.

De term «samenwonen» of «samenwonend» eveneens vermijden in paragraaf 3, vierde alinea.

– In de toelichting op artikel I, onderdeel B, «Het gestelde in artikel 19», gelet op aanwijzing 52 Ar, vervangen door: Artikel 19.

Tevens aangeven waarom artikel 19, tweede lid, bij nader inzien overbodig is en dus kan vervallen.

Naar boven