24 691
Ruimtetekort in mainport Rotterdam

nr. 60
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2005

Tijdens het Algemeen Overleg van 17 november 2004 (24 691, nr. 55) over het Bestuursakkoord PMR is van verschillende zijden verzocht om een toelichting en concretisering van de borging van nationale publieke belangen voor zover het gaat om de exploitatie van de Rotterdamse haven. In reactie op dit verzoek heb ik een Contourennota inzake de borging van de publieke belangen bij de Rotterdamse haven aangekondigd. Deze doe ik u hierbij1, mede namens de ministers van Financiën, en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en de staatssecretaris van Economische Zaken, toekomen.

Deze nota is tot stand gekomen in samenwerking tussen de Rijkspartners, de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam NV (HbR). Zo is het mogelijk geweest een meer compleet beeld van de borgingsarrangementen ten aanzien van de publieke belangen te schetsen.

Voor de haven van Rotterdam zijn vier groepen van nationale publieke belangen gedefinieerd. Daarbij is aangesloten bij diverse noties die door het kabinet in andere sectoren worden gehanteerd. Het gaat bij de Rotterdamse haven om het belang van:

– continuïteit en kwaliteit van de haven Rotterdam als vitale schakel in de mainport;

– efficiënte marktverhoudingen (eerlijke mededinging en vrije markttoegang); en

– nautische veiligheid; en

– duurzaam ruimtegebruik.

In het licht van deze publieke belangen is in bijgaande Contourennota bezien welk borgingsinstrumentarium reeds voor handen is. Vervolgens is de vraag beantwoord of, en zo ja wat, er aanvullend moet worden geregeld om de nationale publieke belangen adequaat te borgen.

In samenwerking met de gemeente Rotterdam en HbR is het Rijk tot de conclusie gekomen dat, los van marktordeningaspecten, het huidige publieke kader met aanvullende afspraken afdoende mogelijkheden biedt om, zonder nieuwe wetgeving, de nationale publieke belangen duurzaam veilig te stellen. Dit mede in het licht van het voornemen van het Rijk als aandeelhouder toe te treden tot het HbR N.V..

De bovenstaande conclusie laat onverlet dat zowel Rijk als gemeente zich bewust zijn dat, hoewel de borgingsarrangementen op hoofdlijnen staan, deze op een aantal punten verder uitgewerkt dienen te worden. Tegen deze achtergrond is in de bijgevoegde Contourennota een beleidsagenda opgenomen. De uitwerking hiervan zal in nauwe samenwerking met de gemeente Rotterdam (en HbR) plaatsvinden.

Aan de Raad van Verkeer en Waterstaat wordt gevraagd om een second opinion te geven over de vraag of de publieke belangen rond de mainport Rotterdam met het geschetste borgingskader en de voorgenomen beleidsagenda voldoende zijn geborgd. Deze second opinion zal u voor het einde van dit jaar worden toegezonden, samen met een rapportage over de voortgang van de uitvoering van de beleidsagenda.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven