24 691 Ruimtetekort in mainport Rotterdam

Nr. 118 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2013

Als aandeelhouder in het Havenbedrijf Rotterdam (hierna HbR) informeer ik uw Kamer over een overeenkomst tot restitutie die is gesloten tussen de Staat en het HbR. Als gevolg van een aantal meevallers bij HbR, waaronder meevallers bij de aanleg van de 1e fase van de Tweede Maasvlakte en gedurende de realisatie afgenomen risico’s (en het navenant vervallen van de noodzaak van daarvoor benodigde risicoreserveringen) is met HbR afgesproken dat de onderneming in 2013 € 290 mln. restitueert aan de Staat. Aanvullend op de restitutie zijn er afspraken gemaakt over de toekomstige dividenduitkeringen door het HbR. Deze afspraak leidt eveneens tot een wijziging in de financiële afspraken tussen de beide aandeelhouders in het Havenbedrijf, de Staat en de gemeente Rotterdam.

In de Planologische Kern Beslissing PMR en het Bestuursakkoord tussen Rijk en HbR is afgesproken dat de aanleg van de Tweede Maasvlakte voor rekening en risico van het HbR is. Het HbR heeft in 2011 en 2012 een Rijksbijdrage van in totaal € 726 mln. (prijspeil 1-1-2012) ontvangen als gedeeltelijke bekostiging voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte, waarvan de kosten waren geprognosticeerd op € 1,9 miljard. De Rijksbijdrage betrof de buitencontour en de openbare infrastructuur en is volledig besteed. Tegelijkertijd is afgesproken dat het HbR vanaf 2021 middels een extra winstuitkering aan de Staat als aandeelhouder een bedrag zou uitkeren, waarvan de hoogte afhankelijk zou zijn van de winstontwikkeling maar dat in ieder geval gelijk zou zijn aan de Rijksbijdrage, geïndexeerd met 2%.

Het HbR financiert het grootste deel van het project. Voor de financieringsbehoefte die daaruit zou voortvloeien, heeft het HbR prognoses opgesteld. Tevens heeft het HbR risico-inventarisaties opgesteld en op basis daarvan risicoreserveringen gemaakt voor het algehele project. Recent zijn een aantal belangrijke mijlpalen gepasseerd (o.a. het openen van de Yangtzehaven en het beschikbaar komen van de infrastructuur op de buitencontour) waardoor er zekerheid is ontstaan dat een aantal eerder benoemde risico’s zich niet zal voordoen. Daarnaast is financieel voordeel behaald door onder andere scopeoptimalisaties en gunstige aanbestedingen van aansluitende infrastructuur.

Daardoor bespaart het HbR geld. Voorts ontwikkelen de inkomsten en uitgaven van het HbR zich de laatste jaren beter dan verwacht. Dit komt door een combinatie van een aantal factoren: een betere operationele kasstroom (door meer overslag en beheersing van kosten) en een gewijzigde spreiding in de tijd van investeringen in het bestaande Rotterdamse havengebied. Dat maakt het voor het HbR mogelijk om de financiële afspraken deels te herzien door in 2013 € 290 mln. te restitueren aan de Staat onder gelijktijdige verlaging van de toekomstige winstuitkering na 2021. Deze middelen worden verantwoord op de begroting van Financiën (IX) en komen ten gunste van de algemene middelen. Deze restitutie heeft naar verwachting een positief effect op het emu-saldo in 2013.

Op basis van de gemaakte prognoses en risico-inschattingen zijn in 2008 kredietfaciliteiten en een renteswap afgesloten ter bescherming tegen een rentestijging. De renteswap fixeert de rente tot 2032. Na 2008 is er geen nieuwe renteswap afgesloten. Door de betere financiële ontwikkelingen maakt het HbR minder gebruik van de beschikbare kredietfaciliteiten dan waarin de renteswap voorziet, waardoor de swap op dit moment mogelijk ineffectief is. Alhoewel er langetermijninvesteringscenario’s zijn waarin de swap volledig ingezet wordt, wil het HbR de mogelijke ineffectiviteit voorkomen. Dit is te realiseren door de beschikbare ruimte binnen de bestaande kredietfaciliteiten te gebruiken voor de restitutie van de hierboven genoemde € 290 mln. aan de Staat. Belangrijk is om op te merken dat het Havenbedrijf voor de renteswap geen bijstortverplichting kent en dus geen risico’s loopt als gevolg hiervan. Bovendien hebben de nu gemaakte afspraken het gevolg dat het HbR uitgaven beter spreidt over de tijd.

Aanvullend op de vervroegde restitutie zijn er afspraken gemaakt over de toekomstige dividenduitkeringen door het HbR, om de aanspraken van beide aandeelhouders op dividend in de tijd in evenwicht te laten blijven. Het HbR zal vanaf 2013 jaarlijks een extra dividend uitkeren van circa € 19 mln, te verdelen over beide aandeelhouders naar verhouding van de kapitaalinleg, dat wil zeggen 70,83% voor de Gemeente Rotterdam en 29,17% voor de Staat. Deze extra dividenden zijn mogelijk door de goede gang van zaken bij het HbR. Ondanks de kwakkelende economie is de goederenoverslag in de haven van Rotterdam in 2012 met 1,7% toegenomen. In totaal passeerde 442 miljoen ton goederen de haven. De goede gang van zaken zorgt er eveneens voor dat de extra dividenden passen binnen het financiële kader dat het HbR hanteert om de lange termijn investeringsambities en operationele en financiële doelstellingen uit de Havenvisie 2030 te realiseren. Vanaf 2021 was reeds een extra dividenduitkering voorzien, ter compensatie van de Rijksbijdrage; deze zal overeenkomstig worden verlaagd met de restitutie in 2013 en het genoemde extra dividend.

Verder wordt, door het versnellen van de extra winstuitkering, indexering van deze extra winstuitkering (die voorzien was vanaf 2021) deels vermeden, hetgeen een financieel voordeel oplevert. Voor het HbR en haar aandeelhouders is dit gunstig. Vanaf 2021 zullen nieuwe investeringen voor de Tweede Maasvlakte fase 2 nodig zijn. Met de nieuwe afspraken is hiervoor nu meer financiële ruimte.

Samenvattend wordt met deze afspraken de swap op korte termijn effectief gemaakt, ontstaat een betere spreiding van kasstromen voor het HbR en profiteren aandeelhouders op een eerder moment dan voorzien van de goede gang van zaken bij het Havenbedrijf dan was afgesproken.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven