24 691 Ruimtetekort in mainport Rotterdam

Nr. 117 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 november 2012

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Infrastructuur en Milieu over de brief van 29 september 2012 inzake het Project Mainportontwikkeling Rotterdam: Voortgangsrapportage 11 (Kamerstuk 24 691, nr. 115).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 28 november 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Paulus Jansen

De griffier van de commissie, Sneep

Vraag 1

Kunt u een overzicht geven van de top 10 risico’s voor het totale Project Mainportontwikkeling Rotterdam, met daarbij per risico aangegeven wat de beheersmaatregelen zijn en wat het restrisico is in termen van tijd, kosten en kans?

Antwoord 1

In het kader van het project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) wordt een risicodossier bijgehouden waarin risico’s inclusief eventuele beheersmaatregelen worden geregistreerd. Al deze risico’s met de beheersmaatregelen zijn ook terug te vinden in de voortgangsrapportages van de verschillende deelprojecten onder de paragraaf risico’s (als bijlagen gevoegd bij iedere VGR). De belangrijkste risico’s voor het Rijk komen terug in de hoofdtekst van de VGR zelf. De risico’s zijn financieel gekwantificeerd (kans maal gevolg) en zeer divers. Binnen PMR richt men zich op de beheersing van alle geïnventariseerde risico’s.

In het project is middels de post onvoorzien rekening gehouden met de dekking voor eventueel optredende risico’s. Deze post bevat thans 70,5 mln Euro (p.p. 2012) en wordt toereikend geacht om deze eventueel optredende risico’s te kunnen opvangen.

In de aanbiedingsbrief bij VGR 11 heb ik aangekondigd begin 2013 een tussentijdse evaluatie van PMR te laten uitvoeren. In die evaluatie zullen ook de restrisico’s beoordeeld worden.

Vraag 2

Kunt u een overzicht geven van de bestaande bedreigingen met betrekking tot het Project Mainportontwikkeling Rotterdam?

Antwoord 2

De voor de realisatie van PMR onderkende bedreigingen zijn verwerkt in de risico’s, waarover wordt gerapporteerd in de voortgangsrapportages.

Vraag 3

  • a. Waarom is Spanjaards Duin aangewezen als «voorlopig» Natura2000 gebied en wat betekent de term «voorlopig»?

  • b. Is er een mogelijkheid dat een dergelijke status van dit gebied in de toekomst een nadelige uitstraling op de (bedrijfs)omgeving kan hebben?

Antwoord 3

  • a. Het gebied Spanjaards Duin is aangelegd als duincompensatie voor de mogelijke negatieve effecten van het gebruik van Maasvlakte 2. Door de voorlopige aanwijzing valt de ontwikkeling van de duincompensatie onder het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet 1998. Dit is nodig om zeker te stellen dat activiteiten in en om Spanjaards Duin geen nadelige gevolgen zullen hebben voor de ontwikkeling van de duincompensatie. De voorlopige aanwijzing geeft dezelfde bescherming als een definitieve aanwijzing en is niet tijdelijk. De voorlopige aanwijzing vervalt pas op het moment van de definitieve aanwijzing als Natura 2000-gebied.

  • b. In het gebied Spanjaards Duin wordt de natuurcompensatie voor het gebruik van Maasvlakte 2 gerealiseerd. Voor zover activiteiten geen nadelige gevolgen hebben voor de beoogde ontwikkeling van Spanjaards Duin als duincompensatie kunnen deze worden uitgevoerd. Indien activiteiten in en om Spanjaards Duin nadelige gevolgen kunnen hebben, is een vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist.

Vraag 4

Kunt u toelichten of de maatregelen die zijn genomen om het nadelige effect van de strandhuisjes op het te bereiken habitattype te reduceren, in de praktijk ook effectief zullen zijn?

Antwoord 4

Intussen is duidelijk geworden dat een deel van de strandhuisjes een remmend effect heeft op de vorming van het benodigde areaal natte duinvallei, met name op het verder uitstuiven van de vallei aan de zuidzijde. Het verder uit elkaar plaatsen van de strandhuisjes en het niet aanwezig zijn van de strandhuisjes in de wintermaanden werken onvoldoende om dat remmend effect te reduceren. De komende periode zal benut worden om te beoordelen of via aanvullende maatregelen het uitstuiven zodanig kan worden gestimuleerd dat voldoende areaalontwikkeling natte duinvallei ontstaat om aan de compensatiedoelstelling te voldoen en om te bepalen of dit consequenties heeft voor een aantal van de strandhuisjes.

Vraag 5

Kunt u aangeven welke gevolgen de vertraging in de natuurcompensatie voor de realisatie van de Tweede Maasvlakte, de uitgifte van terreinen en de start van bedrijvigheid heeft?

Antwoord 5

De natuurcompensatiemaatregelen voor de Maasvlakte 2, te weten de aanleg van nieuw duingebied en de toegangsbeperkende maatregelen in de Voordelta, zijn volledig en tijdig gerealiseerd. Alle basisvoorwaarden voor de beoogde natuurlijke ontwikkeling (successie) zijn daarmee aanwezig. De snelheid van ontwikkeling laat zich echter niet exact voorspellen en is daarom ook niet aan een formele realisatietermijn gekoppeld. De voortgangsrapportage geeft aan dat er sprake is van een iets tragere ontwikkeling van de natte duinvallei dan ten tijde van het ontwerp ingeschat. Dit heeft geen consequentie voor de aanleg van de Maasvlakte 2, de uitgifte van terreinen of start van bedrijvigheid.

Vraag 6

  • a. Kunt u concreet maken voor de komende jaren wat u bedoelt als u zegt dat de verwachting is dat grondverwerving in het project Buijtenland van Rhoon door de provincie vanaf 2012 sneller kan verlopen?

  • b. Wanneer zullen de beoogde 600 ha. zijn verworven en zal het natuurgebied zijn gerealiseerd?

Antwoord 6

  • a. Met het onherroepelijk geworden bestemmingsplan is er sinds juni 2012 planologische duidelijkheid over de natuur- en recreatiebestemmingen van het gebied. Dit biedt een goede basis voor het intensiveren van de grondverwerving. Vóór maart 2013 zullen gesprekken worden gevoerd met alle grondeigenaren in het hele plangebied. In deze gesprekken komt aan de orde welke huidige grondeigenaren willen bijdragen aan de transitie van het gebied en op welke wijze dat zou kunnen.

    Voor het krekenland (natte natuur) en de ontsluitingsweg (fase 1) zullen voor de zomer van 2013 biedingen worden gedaan. Om de urgentie van het verkrijgen van grondeigendom te benadrukken en het project uiterlijk in 2021 te realiseren, worden voorbereidingen getroffen om zo nodig met behulp van onteigening gronden te kunnen verwerven.

  • b. In lijn met de Uitwerkingsovereenkomst en het Uitvoeringsprogramma voor PMR/750ha zal het Buijtenland van Rhoon uiterlijk eind 2021 worden gerealiseerd.

    Gelet op de grote opgave m.b.t. de grondverwerving en hiermee samenhangend de lange doorlooptijd van de onteigeningsprocedure, zullen de voor het krekenland en de ontsluitingsweg (fase 1) benodigde gronden uiterlijk eind 2017 moeten zijn verworven. De voor de Molenpolder (natuurakkers) en het recreatiegebied (fase 2) benodigde gronden moeten uiterlijk in mei 2019 zijn verworven. Inzet is om in de Molenpolder en het recreatiegebied eerder tot realisatie over te gaan op de minnelijk verworven gronden.

Vraag 7

  • a. Kunt u aangeven in welk jaar wordt verwacht dat de gemeente Rotterdam niet 70% maar 100% van de gronden in de Vlinderstrik in het bezit heeft?

  • b. Hoe groot is de opgelopen vertraging bij dit project?

Antwoord 7

  • a. De verwachting is dat de gemeente Rotterdam eind 2015 100% van de gronden binnen de Vlinderstrik in bezit heeft. De inrichting van de Vlinderstrik zal gefaseerd plaatsvinden, hierdoor vormt het verwervingsproces geen belemmering voor de voortgang van de inrichting van de Vlinderstrik.

  • b. De beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan leidt tot een vertraging van circa een half jaar. Momenteel is de gemeente in afwachting van de uitspraak van de Raad van State. Dit heeft de gemeente Rotterdam niet weerhouden om te starten met het opstellen van het inrichting- en beheerplan. De opgelopen vertraging zal daarom het behalen van de PMR doelstellingen niet in de weg staan.

Vraag 8

Wat is de oorzaak van de stijging van het budget in de verslagperiode met € 7,1 miljoen voor landaanwinning?

Antwoord 8

De ophoging van het budget van € 7,1 mln betreft de laatste prijsindexatie (jaar 2012) ad 2% voor het deelproject landaanwinning.

In het in 2004 gesloten Bestuursakkoord inzake uitvoering van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam is afgesproken dat de Staat voor het realiseren van het deelproject Landaanwinning een bijdrage aan het Havenbedrijf Rotterdam verleend van € 619 mln. (prijspeil 2004), die in 2 tranches zal worden betaald. Dit bedrag wordt verhoogd met een indexatie van 2% per jaar. Op deze wijze resulteert er een totaalbedrag van € 726 mln (prijspeil 2011/2012), waarvan € 363 mln is betaald in 2011 en € 363 mln in 2012.

Vraag 9

Hoe staat het met de milieuvergunningverlening voor bedrijven in het havengebied?

Antwoord 9

De milieuvergunningen en de natuurvergunningen (Nb-wet) voor de bedrijven RWG en APMT op Maasvlakte 2 zijn verleend en onherroepelijk.

Naar boven