24 691
Ruimtetekort in mainport Rotterdam

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 april 1996

Met deze brief informeer ik u, mede namens de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Staatssecretaris van Economische Zaken, over de Aanvangsbeslissing (in de zin van het Kabinetsstandpunt over het WRR-advies «Grote Projecten») met betrekking tot het gesignaleerde ruimtetekort in mainport Rotterdam. Op 11 april 1996 is daartoe in de Ministerraad besloten. Aanleiding is de in november 1995 afgeronde rapportage over het ROM-project Maasvlakte II (zie bijlage 1).1

De Aanvangsbeslissing vormt het startpunt van de zogenoemde Verkenningsfase, waarin nut en noodzaak van het oplossen van het gesignaleerde ruimtetekort ter discussie worden gesteld en waarin mogelijke oplossingsrichtingen worden verkend. De Verkenningsfase wordt afgesloten met een zogenoemde Projectbeslissing door het Kabinet.

Het Kabinet streeft ernaar uiterlijk over een jaar de Projectbeslissing te nemen. Deze wordt vervolgens voorgelegd aan de Tweede Kamer.

Achtergrond

Een van de speerpunten van het rijksbeleid, zoals verwoord in onder meer SVV-II en VINEX, is versterking van mainport Rotterdam. Belangrijke voorwaarde daarvoor is dat voldoende fysieke ruimte aanwezig is.

Verschillende nota's van rijk (VINEX, SVV-II, Integraal beleidsplan Voordelta, Structuurschema Groene Ruimte, Ruimte voor Regio's, Voortgangsnota Zeehavenbeleid), provincie (Herziening streekplan Rijnmond) en gemeente (Havenplan 2010) zijn in dat verband van belang. In veel van deze nota's wordt een uitbreiding van de huidige Maasvlakte als gewenste of mogelijke ontwikkelingsrichting genoemd, en wordt aandacht gevraagd voor de kwalitatieve aspecten van de leefomgeving zoals natuur, milieu en ecologie.

In het Plan van Aanpak ROM-Rijnmond is het project Maasvlakte II opgenomen. Doel van het ROM-project Rijnmond is versterking van de S–VV S–MN S–RO mainport èn verbetering van het woon- en leefklimaat. Daartoe is in december 1993 een convenant afgesloten tussen rijk, provincie, gemeenten en bedrijfsleven.

Uit het eind 1995 afgeronde, inventariserend onderzoek (bijlage 1) blijkt dat, binnen afzienbare tijd, een tekort aan ruimte voor haven- en industriële activiteiten in de Rotterdamse regio wordt voorzien. Een Tweede Maasvlakte kan daarvoor een oplossing zijn. De bij het project Maasvlakte II betrokken partijen stelden voor om een Verkenningsfase in te lassen, zoals bedoeld in het Kabinetsstandpunt over het WRR-advies «Grote projecten». De betrokken ministers van Verkeer en Waterstaat, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en de staatssecretaris van Economische Zaken hebben vervolgens in het Bestuurlijk Overleg ROM-Rijnmond van 4 december toegezegd het Kabinet te vragen een Aanvangsbeslissing te nemen, als startpunt voor genoemde Verkenningsfase.

Waarom de aanpak «grote projecten»?

Zoals hierboven aangegeven, kwam het ruimteprobleem in de mainport Rotterdam reeds in diverse beleidsdocumenten aan de orde. Daarbij werd ook steeds gewag gemaakt van een oplossing: een tweede Maasvlakte. Op regionaal niveau is in samenwerking met de rijkspartijen inventariserend onderzoek naar deze oplossing gedaan. Gezien de impact van de mainport Rotterdam op de Nederlandse economie, de consequenties voor de leefomgeving – regionaal èn nationaal – en de omvang van het project, is echter geconcludeerd dat het niet bij onderzoek, discussie en afweging op regionaal niveau kan blijven. De consequenties van het ruimtetekort in de mainport Rotterdam moeten op nationale schaal duidelijk worden, waarna op dat niveau ook naar oplossingen voor het probleem gezocht kan worden. Naar de mening van zowel rijk als regio biedt de aanpak volgens het Kabinetsstandpunt over het WRR-advies «Grote Projecten» hiervoor een goede basis.

Probleemstelling

Voorgesteld wordt de volgende probleemstelling als leidraad te nemen voor de discussies en onderzoek in de Verkenningsfase:

Het Kabinet, geconfronteerd met het gesignaleerde ruimtetekort in de mainport Rotterdam, acht het wenselijk te onderzoeken wat de consequenties van dit tekort zijn voor de nationale economie.

Daarbij gaat het er met name om of het oplossen van dit ruimtetekort kansen oplevert voor het benutten van potenties van Nederland als «Gateway to Europe» (waaronder zowel distributie- en haven-industriële functies als hiervan afgeleide waarde-toevoegende activiteiten), voor de economische structuur en de werkgelegenheid (nationaal en regionaal), en voor de leefomgeving.

De vragen waarvoor het Kabinet zich in de Verkenningsfase gesteld ziet zijn: wat is de aard, omvang en urgentie van het ruimtetekort, wat betekent het oplossen van dit ruimtetekort voor economie en leefomgeving en welke oplossingsrichtingen komen in aanmerking. Vanaf het begin van de Verkenningsfase, zowel bij de probleemanalyse als bij het zoeken naar en formuleren van oplossingsrichtingen, is de nadrukkelijke inzet van het Kabinet enerzijds versterking van de mainport Rotterdam en anderzijds verbetering van de leefomgeving.

Inrichting Verkenningsfase

Belangrijk motief van de aanpak volgens het Kabinetsstandpunt over het WRR-advies «Grote Projecten» is het mobiliseren van maatschappelijk draagvlak voor het probleem (nut en noodzaak) en de mogelijke oplossingsrichtingen. Met deze «open» benadering is bovendien een versnelling te bereiken in de (formele) vervolgprocedures.

In de Verkenningsfase kunnen twee stappen worden onderscheiden. Stap 1 is de probleemanalyse. Uitkomst daarvan moet zijn een (voorlopig) antwoord op de vraag naar aard, omvang en urgentie van het ruimtetekort voor mainport Rotterdam. Stap 2 is een verkenning van oplossingsrichtingen. Uitkomst van deze stap kan een aantal alternatieven zijn, dat een oplossing kan bieden voor het ruimtetekort. Een Tweede Maasvlakte is daarbij één van de mogelijke oplossingsrichtingen, naast bijvoorbeeld het innovatief omgaan met de bestaande ruimte (zoals ondergronds bouwen), de uitbreiding van haventerreinen buiten de Rijnmondregio, èn nadrukkelijk de (innovatieve) ideeën die in de Verkenningsfase zelf ontstaan. Deze oplossingsrichtingen worden globaal getoetst op haalbaarheid en effecten. De twee stappen zullen in de praktijk gedeeltelijk parallel plaatsvinden.

De Verkenningsfase wordt zodanig ingericht dat sprake is van een integrale discussie waarbij economie én milieu, ruimtelijke ordening, natuur, mobiliteit, maatschappelijke kosten & baten en de bedrijfseconomische dimensie aan de orde komen. Dat betreft zowel de probleemanalyse als de verkenning van oplossingsrichtingen. Bovendien is er sprake van een open discussie waarbij iedereen in principe moet kunnen participeren: maatschappelijke geledingen, deskundigen, politiek, etc. De discussie moet voldoende diepgang bezitten. Participanten wordt niet alleen gevraagd te reageren, maar worden daadwerkelijk en nadrukkelijk opgeroepen en gestimuleerd tot meedenken en het aandragen van oplossingen.

Initiatief en uitvoering van de Verkenningsfase liggen bij het Kabinet. Namens het Kabinet is ondergetekende aangewezen als project-minister en als zodanig eerstverantwoordelijk.

Mede op basis van het verslag van de Verkenningsfase stelt het Kabinet ten slotte een Projectbeslissing op. Het Kabinet stelt daarin vast dat het gesignaleerde ruimtetekort al of niet van zodanige omvang, aard en urgentie is dat een snelle oplossing is gewenst. Het Kabinet maakt tevens een beargumenteerde keuze uit de oplossingsrichtingen die in de Verkenningsfase zijn aangedragen, en die in de vervolgprocedure worden meegenomen. Het Kabinet doet een uitspraak over de vervolgprocedure; afhankelijk van de uitkomst van de Verkenningsfase zal dit de PKB+ procedure kunnen zijn (inclusief MER en IEE). In dat geval betekent de Projectbeslissing tevens het formele voornemen tot voorbereiding van de PKB+ (art. 2a, lid 1 Wet ruimtelijke ordening).

Begeleidingscommissie

Een onafhankelijke Begeleidingscommissie moet erop toezien dat het proces zorgvuldig en constructief verloopt. De Begeleidingscommissie wordt ingesteld voor de duur van de Verkenningsfase met een mogelijkheid tot verlenging voor de eventuele formele planvormingsfase. De heer drs L. H. L. H. A. Hermans, Commissaris der Koningin van de provincie Friesland, is als voorzitter van de begeleidingscommissie gevraagd. Over de verdere invulling van de Begeleidingscommissie wordt thans overleg gevoerd. Ik hoop zeer binnenkort de Begeleidingscommissie te kunnnen benoemen.

Aanvangsbeslissing

De aanvangsbeslissing luidt als volgt:

In het Plan van Aanpak ROM-Rijnmond uit 1993 werd, op basis van het Havenplan 2010 van de gemeente Rotterdam, reeds geconstateerd dat er een tekort was aan ruimte voor de ontwikkeling van mainport Rotterdam. Latere analyses bevestigden dit globale beeld. Het Kabinet, geconfronteerd met het gesignaleerde ruimtetekort in de mainport Rotterdam, acht het wenselijk te onderzoeken wat de consequenties van dit tekort zijn voor de nationale economie. Daarbij gaat het er met name om of het oplossen van dit ruimtetekort kansen oplevert voor het benutten van potenties van Nederland als «Gateway to Europe» (waaronder zowel distributie- en haven-industriële functies als hiervan afgeleide waarde-toevoegende activiteiten), voor de economische structuur en de werkgelegenheid (nationaal en regionaal), en voor de leefomgeving.

De vragen waarvoor het Kabinet zich in de Verkenningsfase gesteld ziet zijn: wat is de aard, omvang en urgentie van het ruimtetekort, wat betekent het oplossen van dit ruimtetekort voor economie en leefomgeving en welke oplossingsrichtingen komen in aanmerking. Vanaf het begin van de Verkenningsfase, zowel bij de probleemanalyse als bij het zoeken naar en formuleren van oplossingsrichtingen, is de nadrukkelijke inzet van het Kabinet enerzijds versterking van de mainport Rotterdam en anderzijds verbetering van de leefomgeving.

In de Verkenningsfase zal een open en integrale discussie plaats vinden met verschillende maatschappelijke groeperingen over het gesignaleerde ruimtetekort en de mogelijke oplossingsrichtingen.

Een uitbreiding van de huidige Maasvlakte, zoals aangegeven in VINEX, SVV-II, en «Rapportage Voorstudie Maasvlakte II, fase 1a» is daarbij één van de mogelijke oplossingsrichtingen, naast bijvoorbeeld het innovatief omgaan met de bestaande ruimte (zoals ondergronds bouwen), de uitbreiding van haventerreinen buiten de Rijnmondregio, èn nadrukkelijk de (innovatieve) ideeën die in de Verkenningsfase zelf ontstaan.

Het Kabinet streeft ernaar de Verkenningsfase uiterlijk binnen één jaar na het nemen van de Aanvangsbeslissing af te ronden, door het nemen van een Projectbeslissing. Het Kabinet wil daarin een uitspraak doen over het gesignaleerde probleem, over de eventuele oplossingsrichtingen en over de vervolgprocedure.

Het Kabinet wijst de Minister van Verkeer en Waterstaat aan als projectminister. De projectminister is eerstverantwoordelijk voor de Verkenningsfase en stelt een Begeleidingscommissie in, die moet toezien op een zorgvuldig en constructief verloop van de Verkenningsfase.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven