Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24662 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24662 nr. A |
Aan het opschrift is de zinsnede «en de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935» toegevoegd.
In artikel I, onderdeel A, zijn de volgende wijzigingen aangebracht:
– onderdeel 1 luidde als volgt:
Voor de tekst wordt een 1 geplaatst.
– onderdeel 2 luidde als volgt:
2. Onder wijziging van de aanduiding van de onderdelen l tot en met r in s tot en met x, worden de onderdelen f tot en met k vervangen door de onderdelen f tot en met q, die komen te luiden:
– onderdeel 3 luidde als volgt:
Aan het slot van het eerste lid wordt de punt vervangen door een puntkomma.
– onderdeel 4 luidde als volgt:
Toegevoegd worden daarna de volgende onderdelen:
w. in de handel brengen: voor de eerste maal afleveren na vervaardiging in de Europese Economische Ruimte of na invoer in Europese Economische Ruimte uit een land daarbuiten;
x. verhandelen: verkopen, verhuren, op andere wijze ter beschikking stellen, voorhanden of in voorraad hebben, ten verkoop of te huur aanbieden, of afleveren, niet zijnde in de handel brengen.
– onderdeel 5 luidde als volgt:
Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:
2. Onder in de handel brengen wordt mede verstaan: in gebruik nemen door degene die het in de Europese Economische Ruimte heeft vervaardigd of heeft ingevoerd uit een land daarbuiten.
In artikel I, onderdeel B, zijn de volgende wijzigingen aangebracht:
– de eerste volzin luidde als volgt:
Na artikel 1 wordt een nieuw artikel 1a ingevoegd, luidende:
– de eerste volzin van het eerste lid van het voorgestelde artikel 1a luidde als volgt:
Onze Minister kan tot een aanwijzing als bedoeld in artikel 1, onder g, slechts besluiten
– de voorgestelde leden 3 en 4 van artikel 1a zijn in een afzonderlijk artikel 1b ondergebracht.
In artikel I, onderdeel D, is de zinsnede «14, eerste lid, onder c» vervallen.
Onder artikel I, onderdeel E, luidden de eerste drie leden van het voorgestelde artikel 29 als volgt:
1. Randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations moeten aan technische eisen voldoen die uitsluitend zijn gebaseerd op wezenlijke vereisten.
2. De technische eisen, bedoeld in het eerste lid, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Bij het vaststellen van deze eisen kan onderscheid worden gemaakt tussen eisen voor apparatuur voor satellietgrondstations die bestemd is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet en eisen voor apparatuur voor satellietgrondstations die niet bestemd is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet.
3. Als voor bepaalde randapparatuur en voor apparatuur voor satellietgrondstations gemeenschappelijke technische voorschriften van kracht zijn, behelzen de technische eisen, bedoeld in het tweede lid, een omzetting van de gemeenschappelijke technische voorschriften.
Artikel I, onderdeel I, luidde als volgt:
Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt een 1 geplaatst.
2. Onderdeel e komt te luiden:
e. een aanwijzing als instantie, bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 3°, en een erkenning of bevoegdverklaring als bedoeld in artikel 30, vierde lid, onder a, welke vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de aanwijzing en het verlenen van de erkenning en bevoegdverklaring en het toezicht op de naleving door een aangewezen, erkende of bevoegdverklaarde instantie van de bij of krachtens deze wet met betrekking tot de aanwijzing, erkenning of bevoegdverklaring gegeven regels
3. Aan het slot van onderdeel f wordt de punt vervangen door een puntkomma.
4. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel g, luidende:
g. de kosten voor het aanwenden van middelen als bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 7°, waaronder begrepen de kosten voor het uitvoeren van keuringen ter controle op het voldoen aan de in artikel 29, tweede lid, bedoelde technische eisen.
5. Toegevoegd wordt een nieuw tweede lid, luidende:
2. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels wordt van de houder van de concessie, van de houder van een vergunning alsmede van degenen wiens telecommunicatie-infrastructuur op grond van artikel 29h is aangemerkt als openbaar telecommunicatienet een door Onze Minister vast te stellen jaarlijkse bijdrage geheven, ter dekking van de kosten die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens deze wet ter zake van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations bepaalde, voorzover deze kosten niet reeds krachtens het eerste lid verschuldigd zijn;
6. Toegevoegd wordt een nieuw derde lid, luidende:
3. Voor de werkzaamheden van de instanties, bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 3°, is een door die instanties vast te stellen vergoeding verschuldigd.
Toegevoegd zijn de onderdelen J en K.
De aanduiding van de onderdelen J tot en met O is gewijzigd in L tot en met Q.
Artikel I, onderdeel J (oud, thans onderdeel L) luidde als volgt:
Aan artikel 46 wordt een nieuw onderdeel c toegevoegd, luidende:
c. inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden en hiervan kopieën te maken. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.
Artikel I, onderdeel M (oud onderdeel K) , luidde als volgt:
In artikel 48, eerste lid, wordt de zinsnede «krachtens artikel 17, 19 21, 22, 23, 29 en 30» vervangen door: krachtens artikel 17, 19, 21, 22, 23, hoofdstuk IV en artikel 30.
In artikel I, onderdeel N (oud onderdeel L) , zijn de volgende wijzigingen aangebracht:
– in onderdeel 2 zijn de woorden «artikelen 29b, derde lid» vervangen door: artikelen 29b, derde en vierde lid,
– in onderdeel 3 is «29d» vervangen door: 29a, eerste lid, 29d en 29.
Artikel IV luidde als volgt:
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag van de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
a. Wijzigingen in hoofdstuk I, het algemeen deel van de toelichting
De eerste volzin van punt 1 luidde als volgt:
Het voorliggende wetsvoorstel voorziet in wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (Stb. 1988, 520) , zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij Wet van 16 juni 1994 (Stb. 628).
De laatste volzin van punt 1 luidde als volgt:
Dit wetsvoorstel is op 28 februari 1995 aan de Koningin aangeboden met het oog op het vragen van advies aan de Raad van State.
De tekst onder ad 2 van punt 2, onder a, luidde als volgt:
Uitgangspunt van de erkenningsregeling voor testinstellingen is dat het testen dient te geschieden door daartoe deskundige, onafhankelijke instellingen. Daarbij is uitgegaan van het stelsel van zelfregulering ten aanzien van certificatie van testprocedures, zoals dit in Nederland en in andere lid-staten bestaat. In Nederland worden die instellingen aangewezen, die door de Stichting Erkenning van Laboratoria (STERLAB) – daartoe door de Raad voor de Certificatie erkend op basis van een beoordeling van hun onafhankelijkheid, deskundigheid en de door hen gehanteerde keuringsmethodes zijn gecertificeerd.
De laatste alinea van punt 2, onder a, luidde als volgt:
Op het moment van inwerkingtreding van richtlijn nr. 91/263/EEG was de wettelijke implementatie in Nederland niet gereed. Om te voorkomen dat met name het betrokken bedrijfsleven niet zou kunnen profiteren van het regime van de richtlijn, is, vooruitlopend op een wettelijke regeling en in overleg met voornoemd bedrijfsleven, door de Minister van Verkeer en Waterstaat in een bekendmaking (Stcrt. 1994, 72) uiteengezet op welke wijze de richtlijn in Nederland zal worden toegepast.
In deze bekendmaking wordt onder meer aandacht besteed aan de aanwijzing van zogenoemde aangemelde instanties en testlaboratoria, het aanbrengen van merktekens op randapparatuur en de gevolgen van het van kracht worden van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) voor de wederzijdse erkenning van conformiteitscertificaten.
In onderdeel 3, onder c, is in de eerste volzin van de tweede alinea, tussen «van de richtlijn» en «geldt op grond van» ingevoegd: bedoelde wezenlijke vereisten.
De eerste alinea van punt 4 luidde als volgt:
Hoe de richtlijn sinds 6 november 1992 door Nederland, althans voor randapparatuur, wordt toegepast is gedetailleerd uiteengezet in de hierboven reeds genoemde bekendmaking van de Minister van Verkeer en Waterstaat.
Tussen de laatste en de voorlaatste alinea van punt 4, onder a, is een alinea toegevoegd, luidende:
De aangemelde instanties zijn bestuursorganen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover zij op grond van de WTV belast zijn met de uitvoering van publiekrechtelijke taken en met openbaar gezag zijn bekleed. Tevens zullen zij onder de werking van de Wet openbaarheid van bestuur en de Wet Nationale ombudsman worden gebracht. Voor de volledigheid zij nog vermeld dat de testinstellingen geen bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht zijn.
De zesde alinea van punt 7, onder a, luidde als volgt:
Momenteel is in voorbereiding een wetsvoorstel, houdende wijziging van de WTV, ter implementatie van de EMC-richtlijn (Kamerstukken I, 1993–94, 23 236, nr. 353).
De volzin in het midden van punt 7, onder a, die aanvangt met «Bovendien blijft de overheid. . .», luidde als volgt:
Bovendien blijft de overheid verantwoordelijk voor de naleving van het wettelijk regime door, naast de zojuist genoemde instanties, de marktdeelnemers.
De tekst van punt 8 luidde als volgt:
Zoals hierboven reeds vermeld heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat, vooruitlopend op een wettelijke regeling door middel van een bekendmaking uiteengezet op welke wijze de richtlijn in Nederland wordt toegepast.
Gelet op het feit dat de implementatietermijn van richtlijn nr. 91/263/EEG reeds op 6 november 1992 is verstreken is gekozen voor een onmiddellijke inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.
b. Wijzigingen in hoofdstuk II, de artikelsgewijze toelichting
De eerste alinea onder artikel I, onderdeel A, luidde als volgt:
In dit artikel worden diverse wijzigingen aangebracht. In de eerste plaats wordt het artikel onderverdeeld in een eerste en een tweede lid. Onder het eerste lid wordt, onder verlettering van een aantal onderdelen van het huidige artikel 1 van de WTV, een aantal bestaande definities gewijzigd en enkele nieuwe begrippen toegevoegd. Allereerst worden hier de voorgestelde wijzigingen in het eerste lid van artikel 1 van de WTV toegelicht.
In de zesde volzin van de toelichting op onderdeel g, onder artikel I, onderdeel A, is het woord «diverse» ingevoegd tussen «komt daarnaast in» en «artikelen van de WTV».
De vijfde alinea van de toelichting op onderdeel g, onder artikel I, onderdeel A, luidde als volgt:
Hierin is ten dele verandering gekomen op 1 september 1994, de datum van inwerkingtreding van de Wet van 16 juni 1994, (mobiele telecommunicatie, Stb. 628) , waarbij onder meer hoofdstuk IIA in de WTV werd ingevoegd.
De aanhef van de eerste volzin van de achtste alinea van de toelichting op onderdeel g, onder artikel I, onderdeel A, luidde als volgt:
Om die reden was het nodig in de wet mobiele telecommunicatie ...
Onder artikel I, onderdeel A, is aan de toelichting op artikel 1, onderdeel j, het volgende toegevoegd:
Nadat toegang tot een telecommunicatienet is verkregen is het van belang dat ook efficiënt via dat telecommunicatienet kan worden gecommuniceerd. Met een efficiënte communicatie wordt in dit verband bedoeld een communicatie waarbij de integriteit van het telecommunicatienet als ook de onderlinge verbinding van telecommunicatienetten wordt gewaarborgd zodat de aangesloten (rand) apparaten overeenkomstig hun bestemming kunnen functioneren.
Om efficiënt te kunnen communiceren dient elk type (rand) apparaat te worden aangesloten op het daarvoor bedoelde aansluitpunt, dat qua eigenschappen c.q. karakteristieken zodanig is dat het (rand) apparaat en het telecommunicatienet compatibel zijn. Dit houdt bijvoorbeeld in dat ISDN-apparatuur, om efficiënt, dat wil zeggen om conform hun bestemming te kunnen communiceren via het openbare net, specifiek aangesloten moeten worden op een ISDN-aansluitpunt. GSM-apparatuur moet, teneinde een efficiënte communicatie mogelijk te maken, op een speciaal GSM-aansluitpunt worden aangesloten. Het gaat er in de definitie om dat de toegepaste technieken in de telecommunicatienetten en de (rand) apparaten op elkaar aansluiten zodat ook werkelijk telecommunicatie tot stand kan komen. Het aspect «efficiënt via het net kunnen communiceren» heeft dan ook geen betrekking op een aspect van de communicatie tussen mensen, maar is een technische kwalificatie.
Het slot van de toelichting op artikel I, onder A, na «.. de artikelen 30 tot en met 36 van het Europees Verdrag en de rechtspraak van het Europees Hof ter zake.», luidde als volgt:
Vervolgens wordt aan het nieuwe eerste lid van artikel 1 nog een aantal onderdelen toegevoegd.
De onder w opgenomen begripsomschrijving heeft met name betekenis voor het bepaalde in het voorgestelde nieuwe tweede lid van artikel 1 (waar nadere invulling wordt gegeven aan de terminologie «in de handel brengen») , het voorgestelde artikel 1a, derde en vierde lid, en het voorgestelde artikel 29b van de WTV.
Vanuit de gedachte aan een Europese markt wordt in de richtlijn met het begrip in de handel brengen uiteraard geduid op de handelingen waardoor apparaten op de Europese markt, dat wil zeggen in de EER, worden gebracht, welke handelingen in elk van de lid-staten van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, kunnen plaatsvinden.
Essentieel voor het begrip «in de handel brengen» in de richtlijn is dan ook dat het gaat om het voor de eerste maal op de Europese markt brengen van apparaten en wel van individuele apparaten: voor elk apparaat opnieuw gelden de voorschriften van de richtlijn. Elk apparaat moet op het moment van in de handel brengen voldoen aan de eisen.
Geïmplementeerd in de wetgevingen der betrokken staten betekent dit dat elke staat het in de Europese handel brengen overeenkomstig de richtlijn moet regelen, voorzover die handeling op zijn grondgebied geschiedt. Voor wat betreft Nederland (en dit geldt op overeenkomstige wijze voor de andere staten) kunnen apparaten in Nederland op de Europese markt «in de handel worden gebracht» na uiteenlopende «voorgeschiedenissen» : ze kunnen zijn vervaardigd in Nederland, ze kunnen zijn vervaardigd in een andere staat binnen de EER, ze kunnen na vervaardiging buiten de EER in Nederland (en dus in de EER) als nieuw of als gebruikt apparaat zijn geïmporteerd of ze kunnen na vervaardiging buiten de EER als nieuw of als gebruikt apparaat in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de EER zijn geïmporteerd.
In alle vier gevallen is de Nederlandse wetgeving ter zake van toepassing.
In de begripsomschrijving in onderdeel w komt dit tot uitdrukking, waarbij belangrijk is dat niet de vervaardiging- of importhandelingen onderwerp van regeling vormen, maar de afleveringshandeling. Daarbij gaat het om de overdracht van het individuele apparaat: voor elk apparaat opnieuw gelden immers de voorschriften van de richtlijn. Elk apparaat moet voldoen aan de eisen.
Het voor de eerste maal afleveren en derhalve in de handel brengen geschiedt door de daadwerkelijke fysieke overdracht van het apparaat aan een derde (teneinde het apparaat te verhandelen of teneinde het in gebruik te nemen).
Daardoor vallen het in voorraad houden of voorhanden hebben van de eigen apparaten door de fabrikanten of van apparaten afkomstig uit derde landen door de importeurs niet onder het begrip «in de handel brengen». In deze gevallen behoeft derhalve nog niet aan de wettelijk gestelde eisen te worden voldaan, of de apparaten nu wel of niet bestemd zijn om in de handel te worden gebracht.
Ook het (bijvoorbeeld in een catalogus) te koop of te huur aanbieden door de fabrikant van de eigen apparaten of door de importeur van de geïmporteerde apparaten levert geen in de handel brengen op, omdat op dat moment van een daadwerkelijke overdracht van het produkt nog geen sprake is.
In het voorgestelde nieuwe tweede lid van artikel 1 van de WTV wordt enige uitbreiding gegeven aan de in artikel 1, eerste lid, onder w, gegeven omschrijving van «in de handel brengen». In geval de fabrikant of importeur zijn eigen apparaten zelf in gebruik neemt, vinden tussen vervaardiging in de EER en ingebruikneming geen afleveringshandelingen plaats. Degene die vervaardigt en degene die in gebruik neemt is een en dezelfde persoon.
Deze situatie kan zich voordoen in geval de fabrikant de betreffende apparaten bedrijfsmatig vervaardigt, maar ook bij de particulier die een apparaat voor eigen gebruik «in elkaar knutselt» . De richtlijn wil uiteraard verzekeren dat ook in deze gevallen het betreffende apparaat aan de eisen voldoet.
Overeenkomstige gevallen zijn denkbaar als de professionele importeur van apparaten uit derde landen deze zelf in gebruik neemt, of als een particulier, terugkomend van een reis uit een derde land, een aldaar gekocht apparaat in de EER invoert en in Nederland in gebruik neemt.
Het onderhavige wetsvoorstel merkt deze ingebruiknemingshandeling en het gebruik door degenen die vervaardigen en invoeren, aan als «in de handel brengen».
Dit betekent dat op het moment van ingebruikneming aan de eisen moet zijn voldaan en de betreffende certificatiemiddelen aanwezig moeten zijn.
In de toelichting op artikel I, onderdeel B, luidde de eerste alinea als volgt:
Door het wetsvoorstel wordt een nieuw artikel 1a, dat bestaat uit vier leden, toegevoegd.
De aanhef van het tweede tekstblok onder artikel I, onderdeel B, luidde als volgt:
Het eerste en het tweede lid regelen ...
De aanhef van het derde tekstblok onder artikel I, onderdeel B, luidde als volgt:
In het derde lid van het voorgestelde artikel 1a ...
Onder artikel I, onderdeel B, zijn in de vierde alinea van het derde tekstblok de woorden «... in het derde lid van het nieuwe artikel 1a ...» vervangen door:
... in het eerste lid van het nieuwe artikel 1a ...
De aanhef van het vierde tekstblok onder artikel I, onderdeel B, luidde als volgt:
Het vierde lid van het voorgestelde artikel 1a ...
In de voorlaatste alinea onder artikel I, onderdeel B, luidde de tussen haken geplaatste zin:
(zie de toelichting op artikel 1a, derde lid).
Onder artikel I, onderdeel E, luidden het eerste en tweede tekstblok:
Het huidige hoofdstuk IV van de WTV, dat slechts uit een artikel bestaat, namelijk artikel 29, wordt geheel vervangen door een uit vijf artikelen (29 tot en met 29d) bestaand Hoofdstuk IV. In artikel 29, eerste lid, van de WTV wordt door dit wetsvoorstel in feite de kernbepaling van richtlijn nr. 91/263/EEG neergelegd: randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations moeten voldoen aan technische eisen. Het kader voor die technische eisen wordt gevormd door de wezenlijke vereisten, bedoeld in artikel 4 van de richtlijn. Voor de volledigheid zij er nog op gewezen dat deze wezenlijke vereisten limitatief en restrictief zijn: meer eisen dan deze mogen niet aan de apparatuur worden gesteld.
Een uitzondering hierop geldt, op grond van richtlijn nr. 93/97/EEG, voor apparatuur voor satellietgrondstations die gebruikt kan worden voor verzending of voor verzending en ontvangst van radiocommunicatiesignalen, en voor apparatuur die alleen gebruikt kan worden voor het ontvangen van radiocommunicatiesignalen en die bestemd is voor grondaansluiting. Naast de bepalingen van de betreffende richtlijnen mogen op deze apparatuur nationale voorschriften – mits uiteraard in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht – van toepassing zijn.
Voor een toelichting op de wezenlijke vereisten zij verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij het voorgestelde artikel 1, eerste lid, onderdeel p.
In het tweede lid is onderscheid gemaakt voor technische eisen met betrekking tot satellietgrondstations die wel, respectievelijk niet bestemd zijn voor grondaansluiting. Hiervoor zij verwezen naar de toelichting op artikel 1a, vierde lid, van dit wetsvoorstel.
Onder artikel I, onderdeel I, is in de aanhef van het tweede tekstblok «In het onderdeel 2 van dit artikel» vervangen door:
In onderdeel 3 van dit artikel
De laatste volzin van het tweede tekstblok onder artikel I, onderdeel I, luidde:
Deze bepaling leidt tot een wijziging van artikel 41, onderdeel e, van de huidige WTV;
In het midden van het derde tekstblok onder artikel I, onderdeel I, is de aanhef van de volzin «De hier voorgestelde toevoeging van het nieuwe onderdeel g aan het eerste lid van artikel 41...» vervangen door:
De hier voorgestelde wijziging van onderdeel g van het eerste lid van artikel 41 ...
In de eerste volzin van het vierde tekstblok onder artikel I, onderdeel I, is «een nieuw tweede lid van artikel 41» vervangen door:
een nieuw derde lid van artikel 41
De eerste volzin van het laatste tekstblok onder artikel I, onderdeel I, luidde:
Tenslotte is in onderdeel 6 van dit artikel van het wetsvoorstel een nieuw derde lid aan artikel 41 van de WTV toegevoegd.
De aanduiding van het opschrift van de toelichting op artikel I, onderdeel J, is vervangen door:
Artikel I, onderdeel L
De aanhef van de eerste volzin van de toelichting op onderdeel J, van artikel I, luidde:
Aan artikel 46 van de WTV is een onderdeel c toegevoegd dat uitbreiding ...
De aanduiding van de opschriften van de onderdelen K, L en N van de toelichting op artikel I, zijn vervangen door: M, N en P.
Toegevoegd is een toelichting op artikel IV, luidende:
Om het mogelijk te maken dit wetsvoorstel op hetzelfde moment in werking te kunnen laten treden als de betreffende uitvoeringsregelingen is gekozen voor inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
c. Wijzigingen in de bijlagen, de transponeringstabellen
In bijlage 1 is in de rechterkolom, derde regel, «1a, derde lid» vervangen door: 1b, eerste lid.
In bijlage 2 is in de rechterkolom, derde regel, «1a, vierde lid» vervangen door: 1b, tweede lid.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24662-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.