nr. 8
BRIEF HOUDENDE INTREKKING VAN HET WETSVOORSTEL
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 19 oktober 1998
Tijdens het overleg met de Vaste Commissie voor Justitie d.d. 11 september
1997 (kamerstukken II 1997/98, 25 425, nr. 2), gaf de toenmalige Minister
van Justitie reeds aan het wetsvoorstel tweede fase herziening rechterlijke
organisatie (kamerstukken II, 24 651) te willen heroverwegen in het licht
van de voorstellen van de de Adviescommissie toerusting en organisatie van
de zittende magistratuur, (Commissie-Leemhuis)
Inmiddels is het rapport van de commissie verschenen, heeft het vorige
kabinet daarover een (voorlopig) standpunt ingenomen en is in het regeerakkoord
voorzien in concrete voorstellen tot modernisering van de rechtspraak. In
zijn brief van 26 augustus 1998 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is de
Staatssecretaris van Justitie nader ingegaan op de ontwikkelingen die rond
de voorgenomen modernisering van de rechterlijke organisatie hebben plaatsgevonden.
Dit met het oog op het algemeen overleg dat hij op 2 september jl. had met
de Vaste Commissie voor Justitie hierover.
Tijdens dit algemeen overleg is van verschillende zijden ingegaan op de
verdere procedure rond het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tweede
fase herziening rechterlijke organisatie (kamerstukken II, 24 651). Ter
nakoming van zijn toezegging tijdens het algemeen overleg zijn wij in onze
brief van 14 september jl. ingegaan op de verdere procedure rond het wetsvoorstel.
Wij gaven aan tot de conclusie te zijn gekomen dat het gewenst is het wetsvoorstel
geheel in te trekken. Tevens gaven wij aan wat de redenen voor ons –
voorlopige – standpunt waren; deze worden hieronder nogmaals verkort
weergegeven.
Ingevolge het regeerakkoord komt er een nieuw wetsvoorstel betreffende
de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten bij de rechtbanken, alsmede
een wetsvoorstel betreffende de introduktie van een bestuur bij elk der gerechten.
Dit in aanmerking genomen menen wij dat voortzetting van het wetsvoorstel
niet langer reëel is. Voor het in de Tweede Kamer breed ondersteunde
gedeelte van het wetsvoorstel dat betrekking heeft op de herziening van het
burgerlijk procesrecht zal een apart wetsvoorstel worden opgesteld.
Het streven is erop gericht dat dit wetsvoorstel nog dit najaar bij de Kamer
wordt ingediend.
Daartoe gemachtigd door Hare Majesteit de Koningin bericht ik u dat het
voorstel van Wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie,
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Strafvordering
en andere wetten in verband met de integratie van kantongerechten en de arrondissementsrechtbanken
(tweede fase herziening rechterlijke organisatie) (kamerstukken II, 1996–1197,
24 651) is ingetrokken.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals