nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 22 november 1996
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel Bb, wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 111a, eerste lid, vervalt de tweede volzin.
2. In artikel 111b, eerste lid, vervalt de tweede volzin.
B
In artikel I, onderdeel K, wordt artikel 145c vervangen door:
Artikel 145c
1. De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 145b wordt, voor
zover het de verplichting tot betaling van de boete betreft, opgeschort totdat
de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar
is beslist.
2. In geval van toepassing van artikel 145, tweede lid, worden de verschuldigde
omroepbijdrage en de kosten van aanmaning betaald binnen zes weken na inwerkingtreding
van de beschikking waarbij de boete is opgelegd.
C
Artikel Ia wordt vervangen door:
ARTIKEL IA
Artikel 226 van de Provinciewet vervalt.
D
Artikel IX wordt vervangen door:
ARTIKEL IX
1. Artikel I, onderdelen A, Ba, Bb, Da en L, en artikel Ia treden in werking
met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij
wordt geplaatst.
2. De overige artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen
daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Toelichting
A en C
Met deze wijzigingen wordt beoogd het voorliggende wetsvoorstel beter
af te stemmen op het voorstel van wet tot aanpassing van de belastingbepalingen
in de Provinciewet aan bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet,
alsmede wijziging van de formele belastingbepalingen in de Gemeentewet en
de Waterschapswet (kamerstukken II 1995/96, 24 771, nrs. 1 en 2). Ten
tijde van het indienen van de nota naar aanleiding van het verslag en de eerste
nota van wijziging zag het er nog naar uit dat wetsvoorstel 24 771 eerder
tot wet zou worden verheven dan het voorliggende wetsvoorstel inzake de omvorming
van de Dienst omroepbijdragen. Inmiddels is deze situatie veranderd en kan
worden verwacht dat het voorliggende wetsvoorstel eerder tot wet zal zijn
verheven.
De wijzigingen hebben tot gevolg dat de provinciale televisie-opslag met
ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van het wetsvoorstel ook daadwerkelijk
geheven kan worden. Het huidige artikel 226 van de Provinciewet, waarin wordt
bepaald dat besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van de provinciale
opslag uitsluitend met ingang van 1 januari van een jaar in werking kunnen
treden, wordt daartoe geschrapt.
Provinciale Staten behoeven overigens met het vaststellen van een besluit
tot invoering van de provinciale televisie-opslag niet te wachten tot het
voorliggende wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking is getreden. Het
tijdstip van inwerkingtreding van een dergelijk besluit kan echter niet liggen
vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het wetsvoorstel.
Men zou een dergelijk besluit kunnen aanmerken als een besluit onder opschortende
voorwaarde. Het is daarbij uiteraard wel van belang dat Provinciale Staten
bekend zijn met het maximumbedrag van de provinciale televisie-opslag. Zoals
reeds met de Tweede Kamer is besproken, zal ondergetekende bevorderen dat
dit bedrag wordt vastgesteld op tien gulden per jaar. De algemene maatregel
van bestuur waarin deze beslissing wordt geformaliseerd, zal onverwijld in
procedure worden gebracht opdat hij tegelijk met artikel 111b van dit wetsvoorstel
in werking kan treden.
B
Deze wijziging is technisch van aard. Verduidelijkt wordt dat de opschortende
werking uitsluitend geldt voor de verplichting tot betaling van de boete en
dat deze verplichting in ieder geval wordt opgeschort totdat de bezwaartermijn
van zes weken is verstreken. De verplichting tot betaling van de achterstallige
omroepbijdrage en kosten van aanmaning wordt door het maken van bezwaar tegen
de beschikking niet opgeschort.
D
De onderdelen van het wetsvoorstel die verband houden met het invoeren
van de provinciale televisie-opslag, treden in werking met ingang van de dag
na plaatsing in het Staatsblad. De overige onderdelen, in het bijzonder de
onderdelen die betrekking hebben op de omvorming van de Dienst omroepbijdragen,
zullen op een nader te bepalen tijdstip in werking treden teneinde de DOB
de nodige tijd te gunnen de nodige voorbereidingsmaatregelen te treffen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. Nuis