24 647
Protocol tot wijziging van de op 11 december 1979 te 's-Gravenhage ondertekende Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen van nalatenschappen en verkrijgingen krachtens erfrecht en van schenkingen; Londen, 7 september 1995

nr. 222
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 14 maart 1996

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 15 maart 1996. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 14 april 1996.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 7 september 1995 te Londen tot stand gekomen Protocol tot wijziging van de op 11 december 1979 te 's-Gravenhage ondertekende Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen van nalatenschappen en verkrijgingen krachtens erfrecht en van schenkingen (Trb. 1995, 237).1

Een toelichtende nota bij dit Protocol treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

H. F. Dijkstal

Toelichtende nota

§ 1. Algemene opmerkingen

Op 11 december 1979 sloten het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland een Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen van nalatenschappen en verkrijgingen krachtens erfrecht en van schenkingen (Trb. 1979, 184 en 1980, 113). Het onderhavige Protocol strekt tot wijziging van die Overeenkomst.

Het zal een integrerend bestanddeel van de Overeenkomst uitmaken zodat, wanneer de Overeenkomst zou eindigen, automatisch ook het Protocol eindigt.

De aanleiding voor het Protocol ligt vooral in de omstandigheid dat op 17 maart 1986 in het Verenigd Koninkrijk als gevolg van de vervanging van de «capital transfer tax» door de «inheritance tax» een nieuw systeem van schenkingsbelasting van kracht is geworden. Voorheen konden schenkingen gedaan binnen drie jaren voor het overlijden van de schenker nog met additionele schenkingsbelasting worden getroffen, naast de belasting die al ten tijde van de schenking zelf naar een veelal lager tarief was geheven. In het nieuwe systeem wordt in het algemeen ter gelegenheid van de schenking zelf geen schenkingsbelasting meer geheven, maar wel bij overlijden van de schenker binnen zeven jaren na de schenking. In verband hiermee wordt met het Protocol beoogd de in de Overeenkomst opgenomen termijn waarbinnen in bepaalde gevallen Britse schenkingsbelasting kan worden verrekend met Nederlands schenkingsrecht dat ter zake van dezelfde schenking is verschuldigd, dienovereenkomstig te verlengen van de huidige drie tot zeven jaren.

Aan de aanpassing van de Overeenkomst is door geen van beide verdragspartijen hoge prioriteit gegeven. Hierbij dient te worden bedacht dat de gevallen waarop de aanpassing is gericht, met name schenkingen door een in Nederland woonachtige natuurlijke persoon van een in het Verenigd Koninkrijk gelegen onroerende zaak of van bedrijfsvermogen van een daar gelegen vaste inrichting van een hem toebehorende onderneming – de zogenoemde situsgoederen –, betrekkelijk zeldzaam zijn. Er hebben de eerste ondergetekende tot nu toe ook geen concrete klachten bereikt over onopgeloste dubbele belasting als gevolg van de vertraging in de aanpassing van de Overeenkomst. Niettemin wordt in het Protocol voorzien in terugwerkende kracht van de aanpassing tot 17 maart 1986, vanaf welke datum de wijziging van de Britse wetgeving van kracht is geworden.

Verder bevat het Protocol enkele als redaktioneel te beschouwen aanpassingen van de Overeenkomst.

Geen overeenstemming kon worden bereikt over een verdragsregeling waarbij in de ene verdragsluitende staat gevestigde kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen in de andere staat dezelfde begunstigende behandeling toegekend krijgen als vergelijkbare eigen instellingen. Het Britse fiscale beleid bleek hiervoor geen ruimte te bieden. Een eerdere poging om op basis van wederkerigheid tot zo'n regeling te komen stuitte op hetzelfde bezwaar. Bedoelde Britse instellingen kunnen derhalve niet in aanmerking komen voor toepassing van het verlaagde tarief van 11% krachtens het vierde lid van artikel 24 van de Successiewet 1956 noch voor de vrijstelling op grond van het eerste lid, 3°, van artikel 32 van die wet; Nederlandse instellingen blijven in het Verenigd Koninkrijk verstoken van het «charity relief».

§ 2. Artikelsgewijze toelichting

Via artikel I wordt in het eerste lid, onderdeel a, van artikel 2 van de Overeenkomst aan de opsomming van de belastingen die het onderwerp van de Overeenkomst uitmaken wat betreft het Verenigd Koninkrijk de «inheritance tax» (de belasting van nalatenschappen) toegevoegd. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervanging van de «capital transfer tax» (de belasting op de overgang van vermogen) door deze «inheritance tax» voor vermogensbestanddelen die na 17 maart 1986 zijn overgegaan. Het vermeld blijven van de vervangen «capital transfer tax» houdt verband met de omstandigheid dat de Britse wet waarbij de vervanging plaatsvond pas enige tijd later, op 25 juli 1986, in werking is getreden.

Artikel II bewerkstelligt in het eerste lid, onderdeel d, van artikel 3 van de Overeenkomst een wijziging van de definitie van de uitdrukking «onderdaan» aan de kant van het Verenigd Koninkrijk. De verwijzing naar het staatsburgerschap van de Britse koloniën, die als gevolg van het sinds de sluiting van de Overeenkomst onafhankelijk worden van de laatste van die koloniën overbodig is geworden, wordt uit dezelfde definitie geschrapt.

Voor natuurlijke personen komt bedoelde definitie aldus in overeenstemming met de definitie van dezelfde uitdrukking in het eerste lid, onderdeel d, van artikel 3 van de op 7 november 1980 gesloten Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten (Trb. 1980, 205 en 1981, 54), zoals gewijzigd bij het Protocol van 12 juli 1983 (Trb. 1983, 128 en 1991, 13) en nader gewijzigd bij het Protocol van 24 augustus 1989 (Trb. 1989, 128 en 1991, 14).

Artikel III strekt ertoe in het vierde lid, onderdeel b, van artikel 13 van de Overeenkomst de termijn waarbinnen de belasting van een schenking die door de ene verdragsluitende staat in overeenstemming met de Overeenkomst is geheven, door de andere staat dient te worden verrekend met zijn belasting van dezelfde schenking, te verlengen van drie tot zeven jaren. Zoals in het voorafgaande is opgemerkt, komt deze bepaling tegemoet aan de wijziging van de Britse wetgeving waarbij de termijn waarbinnen in geval van overlijden na een gedane schenking alsnog schenkingsbelasting is verschuldigd, eveneens tot zeven jaren is verlengd. Zonder corresponderende verlenging van de verrekentermijn zou Britse belasting die wordt geheven bij het overlijden van een inwoner van Nederland na verloop van drie jaren sinds de schenking van in het Verenigd Koninkrijk gelegen situsgoederen, in Nederland onverrekenbaar blijven, met – tegen de strekking van de Overeenkomst in – dubbele belasting als gevolg. Voor het goede begrip zij erop gewezen dat de Overeenkomst zelf geen termijn stelt waarbinnen een belastingheffing waartoe door de Overeenkomst de bevoegdheid wordt gegeven, dient plaats te vinden. Hoewel wederkerig geformuleerd heeft de onderhavige termijnverlenging feitelijk geen betekenis voor het spiegelbeeldige geval van een aan het overlijden van een inwoner van het Verenigd Koninkrijk voorafgegane schenking van in Nederland gelegen situsgoederen.

Volgens de Nederlandse wetgeving is immers schenkingsrecht als regel op het moment van de verkrijging van de schenking verschuldigd (eerste lid, 3°, van artikel 1 van de Successiewet 1956) en kan aanvullend successierecht worden geheven bij overlijden binnen een periode van slechts 180 dagen (artikel 12 van die wet).

Artikel IV houdt een aanpassing in van de in het eerste lid van artikel 19 van de Overeenkomst opgenomen mogelijkheid tot uitbreiding van de territoriale werking van de Overeenkomst aan de zogenoemde status aparte binnen het Koninkrijk die Aruba sinds de sluiting van de Overeenkomst heeft verkregen.

Volgens artikel V zal het Protocol na inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot 17 maart 1986 toepassing vinden. Dit hangt samen met het bepaalde in artikel III. De terugwerkende kracht bewerkstelligt dat, ingeval een inwoner van Nederland gerekend vanaf genoemde datum na drie jaren maar binnen zeven jaren na een schenking van in het Verenigd Koninkrijk gelegen situs-goederen is overleden, de Britse belasting die bij gelegenheid van het overlijden vanwege de eerdere schenking is geheven alsnog verrekenbaar wordt met de in Nederland ter zake van de schenking geheven belasting.

Koninkrijkspositie

Het Protocol zal evenals de Overeenkomst voorshands alleen voor Nederland gelden.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven