nr. 83
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 12 mei 1998
Hierbij zend ik u, zoals toegezegd tijdens het vragenuurtje met uw Kamer
op 10 maart 1998, hetgeen mij bekend is omtrent de positie van studenten op
het niveau van de opleiding.
De positie van studenten in de bestuursorganisatie op het niveau van de
opleiding wordt door de MUB in hoofdstuk 9 van de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek als volgt gewaarborgd.
Ten eerste schrijft de wet voor dat er opleidingscommissies moeten worden
ingesteld met dien verstande dat de helft van het totaal aantal leden van
een commissie voortkomt uit de voor de desbetreffende opleiding ingeschreven
studenten.
Daarnaast kan een instelling ervoor kiezen om studenten een positie te
geven in de bestuursorganisatie van de opleiding. De wet bepaalt dat de decaan
voor elke opleiding die in de faculteit is ingesteld dient te voorzien in
een meerhoofdig bestuur of een opleidingsdirecteur. Indien wordt gekozen voor
een meerhoofdig bestuur dient een student hiervan deel uit te maken.
De instelling van de opleidingscommissies is aan alle instellingen conform
de vereisten van de wet voltooid. Per opleiding is overal een paritair samengestelde
opleidingscommissie ingesteld.
Met betrekking tot de bestuursorganisatie van de opleidingen is, door
gebruikmaking van de keuzemogelijkheden die de wet biedt, een gevarieerd beeld
ontstaan.
Zeven universiteiten hebben gekozen voor een onderwijsorganisatie met
de figuur van opleidingsdirecteur. In al deze gevallen heeft het college van
bestuur deze keuze gestructureerd via een centrale regeling (structuurregeling,
bestuurs- en beheersreglement of model faculteitsreglement).
Aan één instelling is op centraal niveau de keuze bepaald
voor de figuur van meerhoofdige besturen. Deze meerhoofdige besturen zijn
paritair samengesteld uit studenten en wetenschappelijk personeel van de betrokken
opleidingen. De meerhoofdige besturen geven elk leiding aan een onderwijsinstituut
waaronder meerdere opleidingen ressorteren.
Aan vijf universiteiten heeft het college van bestuur de keuze voor het
bestuur van de opleiding overgelaten aan de decanen. Aan één
van deze vijf instellingen is de bestuursorganisatie van de opleidingen per
faculteit uniform. Per faculteit is dus gekozen voor hetzij opleidingsdirecteuren,
hetzij meerhoofdige besturen. Aan twee instellingen komen per faculteit beide
organisatievormen voor, dus bij de ene opleiding een meerhoofdig bestuur en
bij een andere opleiding binnen dezelfde faculteit een opleidingsdirecteur.
Eén bijzondere instelling wenst de decanen in de gelegenheid te stellen
voor de onderwijsorganisatie te kiezen tussen een onderwijsdirecteur of een
onderwijsdirectie. De vijfde (ook een bijzondere) instelling bevindt zich
nog midden in het besluitvormingsproces.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen