24 646
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de bestuursorganisatie van en medezeggenschap in universiteiten (modernisering universitaire bestuursorganisatie)

nr. 83
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 12 mei 1998

Hierbij zend ik u, zoals toegezegd tijdens het vragenuurtje met uw Kamer op 10 maart 1998, hetgeen mij bekend is omtrent de positie van studenten op het niveau van de opleiding.

De positie van studenten in de bestuursorganisatie op het niveau van de opleiding wordt door de MUB in hoofdstuk 9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek als volgt gewaarborgd.

Ten eerste schrijft de wet voor dat er opleidingscommissies moeten worden ingesteld met dien verstande dat de helft van het totaal aantal leden van een commissie voortkomt uit de voor de desbetreffende opleiding ingeschreven studenten.

Daarnaast kan een instelling ervoor kiezen om studenten een positie te geven in de bestuursorganisatie van de opleiding. De wet bepaalt dat de decaan voor elke opleiding die in de faculteit is ingesteld dient te voorzien in een meerhoofdig bestuur of een opleidingsdirecteur. Indien wordt gekozen voor een meerhoofdig bestuur dient een student hiervan deel uit te maken.

De instelling van de opleidingscommissies is aan alle instellingen conform de vereisten van de wet voltooid. Per opleiding is overal een paritair samengestelde opleidingscommissie ingesteld.

Met betrekking tot de bestuursorganisatie van de opleidingen is, door gebruikmaking van de keuzemogelijkheden die de wet biedt, een gevarieerd beeld ontstaan.

Zeven universiteiten hebben gekozen voor een onderwijsorganisatie met de figuur van opleidingsdirecteur. In al deze gevallen heeft het college van bestuur deze keuze gestructureerd via een centrale regeling (structuurregeling, bestuurs- en beheersreglement of model faculteitsreglement).

Aan één instelling is op centraal niveau de keuze bepaald voor de figuur van meerhoofdige besturen. Deze meerhoofdige besturen zijn paritair samengesteld uit studenten en wetenschappelijk personeel van de betrokken opleidingen. De meerhoofdige besturen geven elk leiding aan een onderwijsinstituut waaronder meerdere opleidingen ressorteren.

Aan vijf universiteiten heeft het college van bestuur de keuze voor het bestuur van de opleiding overgelaten aan de decanen. Aan één van deze vijf instellingen is de bestuursorganisatie van de opleidingen per faculteit uniform. Per faculteit is dus gekozen voor hetzij opleidingsdirecteuren, hetzij meerhoofdige besturen. Aan twee instellingen komen per faculteit beide organisatievormen voor, dus bij de ene opleiding een meerhoofdig bestuur en bij een andere opleiding binnen dezelfde faculteit een opleidingsdirecteur. Eén bijzondere instelling wenst de decanen in de gelegenheid te stellen voor de onderwijsorganisatie te kiezen tussen een onderwijsdirecteur of een onderwijsdirectie. De vijfde (ook een bijzondere) instelling bevindt zich nog midden in het besluitvormingsproces.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven