24 646
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de bestuursorganisatie van en medezeggenschap in universiteiten (modernisering universitaire bestuursorganisatie)

nr. 41
AMENDEMENT VAN HET LID VAN GELDER C.S.

Ontvangen 3 september 1996

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel Q, wordt na artikel 9.30 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.30a. Instemmingsbevoegdheid gezamenlijke vergadering personeel/studenten

1. Indien een besluit als bedoeld in artikel 9.30, eerste lid onderdeel a is genomen, is er aan een universiteit een gezamenlijke vergadering verbonden. Van deze vergadering maken deel uit de leden van de ondernemingsraad en de leden van het orgaan dat is ingesteld op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid tweede volzin.

2. Het college van bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de gezamenlijke vergadering voor elk door het college van bestuur te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van:

a. het instellingsplan, bedoeld in artikel 2.2,

b. de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg overeenkomstig artikel 1.18, eerste lid, alsmede het voorgenomen beleid in het licht van de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling, bedoeld als in artikel 2.9, tweede lid, tweede volzin, en

c. het bestuurs- en beheersreglement, bedoeld in artikel 9.4.

3. Het college van bestuur stelt, met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens deze wet, een reglement voor de gezamenlijke vergadering vast. Artikel 9.34, tweede lid en derde lid aanhef en onderdelen f en g, is van overeenkomstige toepassing. In het reglement wordt, indien de aantallen leden van de ondernemingsraad en het orgaan, bedoeld in het eerste lid, niet gelijk zijn, tevens geregeld de wijze waarop voor beide geledingen wordt voorzien in gelijke invloed op de besluitvorming binnen de gezamenlijke vergadering.

4. De commissie voor geschillen, bedoeld in artikel 9.39, neemt kennis van geschillen op verzoek van het college van bestuur, indien het college van bestuur ten aanzien van een, na overleg al dan niet gewijzigd, te nemen besluit dat ingevolge het tweede of derde lid, instemming behoeft, de vereiste instemming niet heeft verworven en het college van bestuur zijn voorstel wenst te handhaven. De artikelen 9.40, derde en vijfde lid, en 9.41 zijn van overeenkomstige toepassing.

II

In artikel I, onderdeel UU, vierde lid, wordt na artikel 9.30 ingevoegd: Artikel 9.30a. Instemmingsbevoegdheid gezamenlijke vergadering personeel/studenten.

Toelichting

In geval er gekozen wordt voor ongedeelde medezeggenschap zullen er twee zelfstandige functionerende instituten ontstaan. Desondanks is sprake van thema's die in beide gremia aan de orde horen te komen. Om in ieder geval duidelijk te maken dat de OR betrokken wordt bij het instellingsplan is het nodig dit te benadrukken. Daarbij komt dat het deze leden wenselijk voorkomt voor een aantal van die thema's vast te leggen dat die in een gezamenlijke vergadering besproken worden. In de instelling kan het reglement voorzien in eventuele uitbreiding van het aantal. Dit amendement regelt het gezamenlijk vergaderen over die thema's.

Van Gelder

Jorritsma-van Oosten

J. M. de Vries

Naar boven