nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Op grond van artikel 25a, vierde lid van de Wet op de Raad van State,
blijft publikatie van het advies van de Raad van State achterwege.
In de memories van toelichting bij enige wetsvoorstellen die op 1 januari
1996 in werking zijn getreden1 is aangekondigd
dat bij ministeriële regeling voor investeringen in een aantal nieuwe
groepen bedrijfsmiddelen de mogelijkheid van willekeurige afschrijving zou
worden ingevoerd. Het gaat hierbij om investeringen door startende ondernemers,
investeringen in zeeschepen, in immateriële activa die zijn verkregen
in het kader van de verwerving van een voordien buiten Nederland gedreven
onderneming en in nieuwe gebouwen in aangewezen gemeenten. De inhoud van deze
faciliteiten heeft deel uitgemaakt van de parlementaire behandeling van de
genoemde wetsvoorstellen. Daarbij is ook aan de orde geweest dat in de mogelijkheid
om willekeurig af te schrijven op de onderscheiden groepen bedrijfsmiddelen,
beperkingen zouden worden aangebracht met als doel het budgettaire beslag
van de faciliteiten af te stemmen op de beschikbare ruimte. De beperkingen
hebben betrekking op het maximaal toegestane percentage of bedrag van de willekeurige
afschrijving respectievelijk op de duur van de regeling.
Inmiddels zijn bij de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving met
ingang van 1 januari 1996 de nieuwe groepen bedrijfsmiddelen aangewezen waarop
willekeurig kan worden afgeschreven. De genoemde regeling en de wijzigingen
daarvan heb ik bij brief van 22 december 1995 (WDB95/495 M) respectievelijk
bij brief van 15 januari 1996 (WDB96/15 M) ter kennisneming van de Voorzitter
van de Tweede Kamer gezonden. De aanwijzing in die regeling is gebaseerd op
de aanwijzingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 10, derde lid, van de
Wet op de inkomstenbelasting 1964. De beperkingen die zijn opgenomen in de
artikelen 3, 6, 8, 13 en 14 van die regeling zijn gebaseerd op artikel 10,
vierde lid, van die wet.
Op grond van artikel 10, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting
1964 dient een voorstel van wet tot formele goedkeuring van een regeling waarbij
de mogelijkheid van willekeurige afschrijving wordt beperkt of buiten toepassing
wordt gesteld, binnen drie maanden na de inwerkingtreding van die regeling
ter goedkeuring te worden gezonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe aan deze verplichting te voldoen.
Ten aanzien van de in artikel 3 opgenomen beperking in de willekeurige
afschrijving door startende ondernemers is goedkeuring niet nodig. In artikel
IV van de wet van 15 december 1995 tot wijziging van enige fiscale wetten
in het kader van lastenverlichting voor het midden- en kleinbedrijf is namelijk
bepaald dat artikel 10, vijfde lid, van de wet met betrekking tot die beperking
geen toepassing vindt.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
XNoot
1Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964,
de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer,
de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 (terugsluis
opbrengst reparatiewetsvoorstel-btw), Kamerstukken II, 1995/96, 24 428,
nr. 3, blz. 15; voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting
1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet op belastingen van rechtsverkeer
(wijziging van enige fiscale wetten in het kader van lastenverlichting voor
het midden- en kleinbedrijf), Kamerstukken II, 1995/96, 24 423, nr. 3,
blz. 5; voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting
1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet belasting- en premiefaciliteit
voor de zeevaart 1995 (wijziging van enige belastingwetten in het belang van
de zeescheepvaart), Kamerstukken II, 1995/96, 24 482, nr. 3, blz. 2.