nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
instelling van een vast college van advies op het terrein van de maatschappelijke
ontwikkeling (Wet op de Raad voor maatschappelijke ontwikkeling).
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
6 maart 1996
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een vast college
van advies van het Rijk in te stellen op het terrein van de maatschappelijke
ontwikkeling en dat het in verband met artikel 79 van de Grondwet noodzakelijk
is daartoe wettelijke bepalingen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
1. Er is een Raad voor maatschappelijke ontwikkeling.
2. De Raad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht andere leden.
Artikel 2
De Raad heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal
te adviseren over de hoofdlijnen van beleid inzake de gevolgen van
maatschappelijke ontwikkelingen voor zover deze van invloed zijn op de participatie
van burgers in en de stabiliteit van de samenleving.
Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.
Artikel 4
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de Raad voor maatschappelijke ontwikkeling.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,